Bartle en de Friese horizon

CIMG3044

Bartle Laverman, Het ongelijk van MOUS MERCUUR, 2001

Leeuwarder Courant, 22 maart, 2001

DICHTERSONTBIJT

De dag van poëzie was
zwaar beladen met gedichten.
Ikzelf was in de Harmonie.
Om me heen gezichten
van bekenden: Wilco Berga,
Laverman, Feddema, Mercuur.
Net als de mis op zondag vroeger,
maar nu op een wat vroeger uur.

Nooit eerder immers zag ik zo
vroeg zoveel dichters om me heen.
Als woorden in een ouderling,
zo ging de voorgedragen poëzie
naar binnen. Evenals het brood,
want poëzie is een religie
tegenwoordig. Ook goddeloze mensen
leven niet van brood alleen.

Ze willen aangesproken worden
door de stem van een bekende dichter
van achter een katheder op het podium.
Gewijde stilte zonder licht
daalt dan als bij de consecratie neer.
Buiten wordt het langzaam lichter… licht!

Ik mis de bel die drie keer rinkelt:
“Dit is mijn lichaam. Dit is mijn gedicht”.

Dit gedicht schreef ik veertien jaar geleden, op donderdag 26 januari 2006. Aanleiding was het dichtersontbijt dat ’s ochtends in alle vroegte had plaatsgevonden. ‘De foyer van stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden is ter ere hiervan omgebouwd tot een sfeervolle ontbijtzaal,‘ stond de volgende dag te lezen in het Friesch Dagblad. Naast allerlei andere mensen, onder wie Thom Mercuur, was ik gevraagd een gedicht voor te dragen naar eigen keuze. Het moest gaan over de relatie tussen poëzie en beeldende kunst. Ik koos een gedicht van Lucebert met die beroemde regel op het eind over de schoonheid die zijn gezicht heeft verbrand. Bartle droeg een gedicht voor van hemzelf – Man op zolder – , dat het jaar daarvoor verschenen was in Hollands Maandblad:

 

Ik weet niet meer welk gedicht Thom Mercuur had gekozen. Dat is helaas in mijn geheugen weggezakt. Het zal wet iets van Kurt Schwitters zijn geweest. Wel weet ik dat wij bij beiden als enigen van de gelegenheid gebruik maakten om een mini-lezing te houden over de relatie tussen kunst en poëzie. Burgemeester Dales was ook van de partij en droeg een gedicht voor over Rembrandt dat hij had laten uitkiezen door Arjan Hut die toen stadsdichter van Leeuwarden was.

Tekeningen van Bartle, Trotwaer, 1968-1969

Precies tien jaar later, in 2016, moest ik hier even aan terugdenken, toen ik in Tresoar aanwezig was bij de opening van de tentoonstelling van Bartle, evenals Lucebert een dubbeltalent. Zijn schilderijen, die mij opeens  aan Lucebert deden denken – maar dan met een vleugje Van Gogh, vooral vanwege het vele geel –  hingen in een klein kabinet tussen een aantal van zijn gedichten.

Piter Boersma hield in een doorwrochte inleiding in het Fries, verwijzend naar Baudelaire, Delacroix, de Parijse salons. Hij deed dat voor een gehoor van belangstellenden dat voor het merendeel de pensioengerechtigde leeftijd al enige jaren geleden had bereikt. Ik denk dat Anne Feddema zowat de jongste aanwezige was. Voor de rest dezelfde gezichten als altijd in Friesland. Ed Bausch was helemaal overgekomen uit Bergen.

Ook Lucebert woonde en werkte lange tijd in Bergen. ‘Alles van waarde is weerloos’, zo zijn de bekendste woorden van deze schilderende dichter, of dichtende schilder, hoe je het ook maar noemen wilt. Bert Looper had Bartle Laverman voor deze tentoonstelling uitgenodigd, omdat hij vond dat de kunst van het woord en de kunst van het beeld in Friesland weer wat dichter bij elkaar moesten komen. Poëzie én verf, dat was Bartle. Hij was de Monet van Offringawier, maar hij kon ook dichten als Baudelaire.

Al die mooie woorden en beschouwingen namen niet weg dat die zondagmiddag, vier jaar geleden, gewoon een druilerige dag was, een ideaal tijdstip voor een opening, zoals Bert Looper optimistisch bleef herhalen. Om de druilerigheid te ontlopen, doken we na afloop voor een afterparty nog even weg in Café Fire aan de stille kant van de Nieuwestad. Het was er donker en druk. De grote tafel was nog vrij.

Zo was de  ‘roddelclub’ weer even compleet als een vriendenkring rond Bartle. Tiden hawwe tiden. Donna Summer was dood, zo hoorden wij, en haar stem klonk steeds luider tussen het gerinkel van de glazen. Onze verhalen over Thom Mercuur, die de volgende dag begraven zou worden, gingen over en weer.

CIMG3045

Het was zowat acht uur, toen we op weer op straat stonden. Het natte plaveisel van de Nieuwestad weerspiegelde de avondlucht. Teruglopend naar huis schoot me nog te binnen, dat ik ooit dat schilderij van Bartle kocht met de intrigerende titel ”HET ONGELIJK VAN MOUS’. Maar ‘MOUS’ was door hem later doorgestreept, zodat het schilderij nu heet: ‘HET ONGELIJK VAN MERCUUR’.

Ik mis de bel die drie keer rinkelt:
“Dit is mijn lichaam. Dit is mijn gedicht”.