Ballade van de lichtekooi
Arnold: ”……….wij waren achttien in getal,……..”
Ik: “Oeps…. geen zal de avond zien!”
Arnold: “Het werkt. Juist van jou had ik een reactie verwacht omdat je ooit met 1 of 2 regels uit dit gedicht als start een ander hebt geschreven over “de lichtekooi”. En Lorriee (spel ik het goed?) is de naam die er zijdelings bij hoort.”
Ik: “ Arnold, nu word ik heel nieuwsgierig, want die lichtekooi wil maar niet bovenkomen in mijn geheugen.”
Arnold” : We zitten met een situatie van ‘herinnering gewist’ dan wel ‘herinnering imaginaire’. Omdat ik in eerste instantie niet aan mezelf twijfel en mijn niet twijfelen versterkt zie door mijn verwachting dat jij als eerste op mijn statement zou reageren en dat ook deed ga ik er voorlopig van uit dat het om een geval van ‘herinnering gewist gaat’. Voor mezelf heb ik nog wel wat vragen, niet over het gebeurde, maar over het moment van het gebeuren. Vast staat dat we in dezelfde klas zaten, hoe anders had ik het kunnen registreren? In mijn herinnering zat jij helemaal achter in de klas en ik iets naar voren want ik keek naar achteren op het betreffende moment.
Verder weet ik vrijwel zeker dat wij op dat moment les kregen van Lorrie(e), die op zeker moment de opmerking maakte dat hij gehoord had van een gedicht van jou en jou vroeg het ter plekke te declameren. Dat deed jij braaf en de verwondering over het doen, maar ook de inhoudelijke boodschap van hoog niveau, hebben bij mij kennelijk een dusdanige indruk achtergelaten dat ik het gebeuren zelfs nu nog filmisch voor me zie. De eerste regel ging over de afmeting van de kooi gelijk de dodencel. Het licht kwam vanuit een venster in het plafond, maar dat kan mijn fantasie zijn.
Ik:
Alle goeds, Huub