A dedicated follower of fashion

Gerard Reve raadde iedere beginnende schrijver aan, om toch vooral over jezelf te schrijven. Over kleine, onnuttige dingen, bijvoorbeeld wat je aan hebt en of je kaas of spruitjes lekker vindt of niet, dat soort dingen willen de mensen van je weten. En omdat ik vandaag eigenlijk helemaal niets te vertellen heb, ouwehoer ik maar weer eens wat over een oude foto van mezelf. Jazeker, alles is ijdelheid. Neem de foto die u hierboven ziet bijvoorbeeld.

Ik steek een sigaret aan voor mijn partner.  Zo’n gebaar vereist enige nonchalance die ik kennelijk nog niet helemaal onder de knie heb. Het is zaterdag 11 september 1971. Ik zit in de diepzeebar van het Apollohotel in Amsterdam. Niet dat ik in die tijd daar elk weekend zat, maar mijn aanstaande schoonouders vierden hun zilveren huwelijksfeest, dus ik viel met mijn neus in de boter. Let vooral op dat pak. Wat zegt u? Ja inderdaad, strak getailleerd met hoge schoudervulling. Helemaal Carnaby Street. Of anders wel Regent Street of Leicester Square. Ik kocht het overigens gewoon in Amsterdam, op de Heiligeweg, in 1969, dus het was al een beetje versleten. Ik droeg het veel in die tijd. Toen was ik nog ‘a dedicated follower of fashion’.

Ik had halfhoge Spaanse laarzen, zelf gekocht op Mallorca. Mijn bril was van de brillenboetiek Oogappel. Brillen zijn de enige mode-tik die ik nog jarenlang gekoesterd heb, totdat een staaroperatie vorig jaar een einde maakte aan mijn brillen-liefde. De rest is in de loop der tijd behoorlijk verslonst. Mijn lange haren verkeerden in die tijd al in hun nadagen. Ik heb maar een jaar of twee lang haar gehad. In 1972 was het afgelopen.

Eigenlijk is het begin van de jaren zeventig de meest modieuze tijd die ik me kan herinneren. Vrouwen droegen lange rokken en schoenen met plateauzolen, een bloemetjesjurk van Laura Ashley of anders wel een hotpant. Kent u dat woord niet? Ach, wat zal ik zeggen. Het had niet veel om het lijf. Die hotpants zijn maar een half jaar in de mode geweest, toen had iedereen het wel gezien. Daarna kwamen de broekpakken en de tuinbroeken. Daar heb ik me nooit aan gewaagd. Ik heb nog wel eens in zo’n mal topje gelopen zonder mouwen, maar dat was geen gezicht.

Ook kocht ik in 1972 in een boetiek op de Nieuwendijk een rode leren ceintuur van wel 10 centimeter breed. Ook dat was geen gezicht, maar je moest wat. Het was ook erg hip om allerlei appliqué’s op je spijkerbroek te laten naaien. Ik heb zelfs een tijdje met aardbeien op mijn zitvlak gelopen, totdat iemand friemelende gebaren achter mijn rug begon te maken. Broeken met wijde pijpen, ook zoiets. Ik heb er altijd het land aan gehad. De broek bij dit pak kon er nog net mee door. Eigenlijk vind ik de stropdas nog het mooist. Die was heel breed en had een Kashmir-motief. Helemaal up to date in die tijd.

Modebewust zijn is een manier om jezelf uit te drukken en daarmee je eigen vermeende identiteit voor de buitenwacht bevestigd te zien. Daar is op zichzelf niets mis mee, zolang je er maar niet een dermate groot belang aan gaat hechten dat je identiteit volledig van die modebewustheid afhankelijk wordt. Zover is het bij mij nooit gekomen, dacht ik. Integendeel, zou ik zeggen. Met het klimmen der jaren werd ik een sloddervos die ongevoelig leek voor elke modetrend. Niet langer dedicated… en zelfs geen follower of fashion. Maar zeg nu u zelf, in the seventies mocht ik er best wezen.

Ach kom, doe maar net of u niets gehoord hebt. Neem nog een borrel. Nee heus, die gorilla naast mij bijt niet. En trouwens, al zou hij bijten, ‘t is ook maar een mens. Gelukkig maar.