De eeuw van Deleuze en het virus

Fred Landsman in zijn atelier in Holwerd, gistermiddag 14.00 uur

‘Als je zin hebt te komen kijken, van harte. Afstand houden is hier prima te doen. Zat vanmiddag met een mondkapje in de bus naar Dokkum om een paar boeken op te halen. Ben geraakt door het werk van Jon Fosse, zegt je dat iets? ‘

Aldus schreef Fred Landsman mij een paar dagen geleden. Gisteren was het zover. Op de fiets naar Holwerd, op atelierbezoek bij Fred. Ik zag zijn nieuwe werk en vooraf raakten we aan de praat. Ondermeer over het werk van Jan Fosse – dat ik niet ken, maar waar ik wel naar nieuwsgierig naar werd. Een van diens boeken gaat over een schilder die langzaam zijn contact met de werkelijkheid verliest. ‘Jij moet weten hoe dat is,’ zei Fred. In het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose heb ik dat proces beschreven, hoe het mezelf overkwam toen ik achttien was. Het boek verscheen in 2012 en op het omslag staat een werk van Fred afgebeeld. Terugfietsend naar Leeuwarden bleven er vragen door mijn hoofd spoken. Wat is dat eigenlijk een psychose? Is er een overeenkomst tussen een psychose en deze tijd van corona?  

Een psychose is een verstoring van de bestaande orde 
die kan uitmonden in het scheppen van nieuwe ordening. De 
gemeenschappelijke basis van het ‘gezond verstand’ met zijn gedeelde kennis, gedeeld 
gedrag en gedeelde waarden, wordt door de de psychoticus achtergelaten en zo komt het brein in een chaotische wereld terecht die gekenmerkt wordt door een permanente vlucht vooruit.

Er ontstaat een gevoel van voortdurende beweging, een onbeperkte vrijheid in een onbegrensde wereld van tekens die nooit hun bestemming bereiken, maar zich steeds weer verknopen met andere tekens. Als 
er geen regels meer voor taal en teken bestaan, vloeit alles in elkaar over. Zo ontstaat de toestand van de extase, het uitsteken buiten jezelf, waarna een nieuwe quasi-ordening ontstaat in de wereld van de waan. 

Deze beschrijving van de psychose als een gedachtevlucht, die het karakter krijgt van een stroom, brengt het rizomatisch denken van Gilles Deleuze (1925-1995) in herinnering. Ik ontdekte Deleuze eind jaren tachtig, toen ik voor het eerst over hem las in het boek van Arie Graafland: Esthetisch vertoog en ontwerp, theorie en methode van betekenisverlening in architectuur en kunst (1986). Daarna ben ik boeken van Deleuze zelf gaan lezen. Dat is geen gemakkelijke opgave, want Deleuze is geen heldere denker, om het zacht te zeggen.

Samen met Felix Guattari schreef hij in het begin van de jaren zeventig Anti-Oedipus: Capitalism ean Schizophrenia (1972). Maar zijn hoofdwerk verscheen in 1980 wederom met Guattari als co-auteur: A Thousand Plateaux, Capitalism & Schizophrenia (1980). Vijfhonderd pagina’s loodzware kost. Ik ben er vaak in begonnen, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het boek nooit helemaal heb uitgelezen. Het lezen van Deleuze bezorgt je koppijn. Soms stijgt er een soort mist op in je hoofd die maar niet op wil trekken.

Ook met Louis Le Roy sprak ik wel eens over Deleuze. Niet dat Le Roy ooit iets van Deleuze gelezen had, maar hij wist wel heel veel van wortelstelsels en organische netwerkstructuren. Als hij voor het raam in zijn atelier zat, kon hij soms wel een uur lang uitweiden over de wortelstructuren die ondergronds voortwoekerden in zijn achtertuin. Le Roy was eigenlijk nog het meest geïnteresseerd in wortels en vogels. Beiden hadden voor hem iets ongrijpbaars en fascinerends.

Toen ik jaren geleden gastcolleges gaf op de avond-academie van Minerva hadden mijn verhalen over Deleuze altijd veel succes. Studenten wilden er alles van weten. Ik herinner me nog dat iemand eens na afloop van mijn verhaal uitriep: ‘Eindelijk een filosoof waardoor ik iets van mezelf begrijp. Zoiets heb ik hier op de kunstacademie nog nooit van iemand gehoord!’ Het rizomatische denken van Deleuze past bij de kunst. Mensen, die van nature creatief zijn, begrijpen zijn ideeën vaak veel beter.

Wat is een rizoom? Volgens Deleuze verbindt een rizoom voortdurend semiotische schakels met elkaar en is vergelijkbaar met een onderaardse stengel die bestaat uit grote en kleine wortels. Het rizoom is niet onderworpen aan een structureel of generatief model. Het is een metafoor die past bij de ‘decentrering’ in het denken, die in het postmodernisme school zou maken. Door de afwezigheid van een centrum 
of oorsprong kan alles een discours worden.

Er is geen middelpunt. Geen macht. Geen vertrekpunt en geen bestemming. In tegenstelling tot het hiërarchische en gecentraliseerde denken heeft het rizomatische denken geen centrum, maar een gedecentreerde ‘non-locatie’, waardoor een oneindige uitwisseling 
van tekens plaats kan hebben. Voor Deleuze is het verlangen intrinsiek verweven met het rizomatische denken, dat altijd beweeglijk en voortdurend productief is. 

Deleuze is de filosoof van het mengen, besmetten, verknopen en koppelen. De gevolgen van de corona-pandemie zijn in wezen deleuziaans van aard.  Opeens worden we ons bewust van het feit dat wereldwijd alles met alles te maken heeft. Het is niet de mens die vanuit zijn centrum stuurt en bestuurt, maar een ongrijpbaar virus op de grens van leven en niet-leven, dat mensheid als een wereldwijd web van organismen bedreigt en besmet.

De grens tussen het organische en het anorganische is daarmee aan het vervagen. Maar vooral ook de geen tussen subject en object. Het is niet het menselijk subject dat centraal staat met zijn concepten van de wereld. Ook dit subject wordt gestuurd door de organische substraat van het lichaam dat bij uitstek vatbaar is voor besmetting. Wij zijn zelf de natuur net als het virus, niet meer en niet minder. Die natuur ‘natuurt’ als de natura naturans van Spinoza. Wij zij niet ‘wat’. De natuur is niet ‘wat’. Wij zijn ‘dat’, net als de natuur. Wij zijn deel van één en dezelfde branding van golven die onophoudelijk komen en gaan. 

Het rizomatische denken verzet zich tegen de macht van de staat die zichzelf representeert in theorie en ideologie. Alleen al daarom zijn de ideeën van Deleuze omstreden. Ze worden verguisd als cryptisch en duister of bewonderd als profetisch en visionair. ‘De volgende eeuw zal deleuziaans zijn’, zei Foucault. Hoe het ook zij, Deleuze verzette tegen elke vorm van totaliserend denken. Tegenover het westerse redeneren in termen van hiërarchie, identiteit en oorsprong plaatste hij de filosofie van de nomade, het verschil en het centrum-loze netwerk. Door de corona-crisis zijn we met een schok in dat centrum-loze netwerk terechtgekomen. 

Veel hedendaagse gedachten over de vruchtbare ‘besmetting van culturen’, het mixen van traditie en experiment, van het allochtone en autochtone zijn van oorsprong deleuziaans. De meltpot van beeldcultuur en nieuwe media is een ‘rizomatisch universum’ dat een nieuw soort intelligentie vereist. Als je Deleuze nu herleest en opnieuw kennis neemt van zijn radicale verzet tegen het totaliserend en hiërarchisch denken, dan is het moeilijk om je daar de politieke consequenties van voor te stellen. Toch zouden die volgens Deleuze vanzelf gaan  komen.

Zo niet goedschiks, dan kwaadschiks. Linksom of rechtsom, Deleuze wist dat hij vanzelf gelijk zou krijgen, want de westerse structuren van de macht passen niet bij de ontwikkeling die ook in het westerse denken zelf gaande is. Bij totalitaire stucturen al helemaal niet. Deleuze zette Nietzsche opnieuw op de troon van de filosofie. Hij zag de grote leugen die aan ons rationele denken ten grondslag ligt en vreemd genoeg zag hij juist in de recente ontwikkeling van de wetenschap een bevestiging van zijn eigen ‘rizomatische denken’.

Deleuze dacht ook na over de verknoping van ruimtes, reële en virtuele ruimtes, openbaar en privé, niet alleen in de semiotiek, maar ook in de virtuele wereld van de nieuwe media. Een rizomatisch proces is  zeer complex. Het bestaat uit een soort verknopingen die voortwoekeren in de actualiteit, zoals ook een psychoticus voortdurend bezig is betekenissen uit de echte wereld en een waanwereld met elkaar te verknopen. In aansluiting hierop introduceert Deleuze begrippen als ‘synchroniciteit’ en ‘veelvoudigheid’ (multiplicity). Hij neemt daarmee afscheid van het lineaire denken en omarmt de non-lineaire denken.

Ook in de wetenschap dienen zich nieuwe benaderingen aan, waarbij het permanente proces van verandering en verknoping centraal komt te staan. Of in de woorden van Deleuze:

‘De wetenschap richt zich hoe langer hoe meer op de beschrijving van feiten, in plaats van structuren. Zij stippelt lijnen en trajecten uit, zij maakt sprongen, in plaats van axioma’s op te stellen. De verdwijning van de boomvormige schema’s ten gunste van rizomatische bewegingen is hiervan een teken. De geleerden houden zich steeds meer bezig met bijzondere gebeurtenissen van onstoffelijke aard, en die zich effectueren in lichamen, lichaamstoestanden en onderling volledig heterogene koppelingen (vandaar interdisciplinariteit). De wetenschap zal steeds meer als gras zijn, in het midden, tussen de dingen en te midden van andere dingen, hun vlucht vergezellend.’

Kortom, zelfs de wetenschap wordt psychotisch. Foucault had gelijk: onze eeuw zal deleuziaans zijn. De coronacrisis heeft die ontwikkeling alleen maar een extra zetje gegeven, want het onderliggende proces was al langer bekend.  We leven in een psychotische tijd. Ook dat wisten we allang. Dit zal niet alleen de eeuw van Deleuze, maar ook de eeuw van het virus zijn.