Herinneringen aan Geert Schaap
In juli 2016 hoorde ik dat Geert Schaap was overleden. In de jaren tachtig heb ik veel met hem samengewerkt, eerst in Project 1984 en later in Procedure X11. Van 1989 tot 1991 was Geert voorzitter van de sectie beeldende kunst en architectuur van de Fryske Kultuerried, waar ik als stafmedewerker het secretariaat van voerde.
Mijn eerste ontmoeting met hem staat mij nog helder voor de geest. Het was op een zaterdagmiddag in oktober 1979, in Café Waagzicht aan de stille kant van de Nieuwestad in Leeuwarden. Ik zat daar aan een tafeltje en er kwam een figuur binnen gekleed in een smetteloos wit pak met een hoed en met een sjaaltje om de hals waarop alle kleuren van de regenboog zich aftekenden. Kortom, in deze ambiance een bizarre verschijning. En zoals dat in de natuur ook wel gebeurt wanneer je gefascineerd naar een vlinder kijkt die uiteindelijk op je hand blijkt neer te strijken, zo verging het ook hier. De gestalte ging pal tegenover mij zitten en bestelde een koffie met een moorkop.
Wij raakten met elkaar in gesprek zonder elkaars naam te kennen. Achteraf bezien is dit een van de meest wonderlijke gesprekken geweest die ik in mijn leven met iemand gevoerd heb. In minder dan een kwartier passeerde een zeer uiteenlopend scala van onderwerpen de revue, variërend van astrologie, mystiek, buitensensorische waarneming tot de tanende kwaliteit van moorkoppen. De gestalte tegenover mij kreeg een bijna buitenaardse gedaanteverandering die de efemere indruk wekte van een tropische vlinder in Hollandse melkchocolade. De aard van de conversatie droeg er toe bij dat deze ontmoeting de sfeer benaderde van het verhaal Die Verwandlung van Kafka, maar dan in omgekeerde volgorde. Ik ontkwam er uiteindelijk niet aan om de betovering te verbreken en de vlinder naar zijn naam te vragen. En op dat moment hoorde ik de gevleugelde woorden:
“Ik ben Geert Schaap.”
Ik ben in de gelukkige omstandigheid geweest om de ontwikkeling in zijn werk in de jaren daarna van vrij nabij te kunnen volgen. Met name in het jaar van Orwell, 1984, toen hij samen met Henk van Gerner en Carlo Kroon achtereenvolgens op vier plaatsen in Friesland een project uitvoerde. Ik heb de indruk dat er in dat jaar met deze drie mensen een heleboel is gebeurd. Het was een transformatieproces dat in de jaren daarna zichtbaar werd in hun werk.
In het werk Van Geert waren nadien nieuwe, gedempte kleuren te zien als van een vlinder bij nacht. Deze kleuren zaten gevangen in lijsten die mij typerend leken voor zijn werk. Het was altijd een kooi, een doos, een verpakking, een lijst. Als een cocon die als een rode draad door zijn werk liep en waarin de spanning tot het uiterste leek te worden opgevoerd, een spanning die misschien iets te maken had met die hele wereld van ideeën, gedachten en emoties die hij met zich mee torste en telkens opnieuw en telkens beter in een kunstwerk trachtte te verbeelden.
Geert Schaap was geen geboren kunstenaar, een virtuoos die op zijn sokken achter zijn ezel het ene meesterwerk na het andere produceert. Maar het kunstenaarschap was voor wel hem een bewuste keus, een permanent zoeken, dat je niet los kon zien van zijn drang om een compleet mens te willen zijn, om als mens opnieuw geboren te worden.