Herinneringen aan Jan Murk de Vries

4 april, 1980(3)0001

Jan Murk de Vries in zijn atelier, 1989

Lang geleden, toen ik eens bij hem op bezoek was in Firdgum, vertelde Jan Murk mij dat hij ooit zijn eigen hond had zien sterven. Het was een dramatisch gebeuren geweest, waar hij zeer van onder de indruk was geraakt. De hond blies niet zomaar zijn laatste adem uit, maar slaakte een diepe zucht, bijna een kreet vol angst en overgave. En opeens leek hij met zijn hele lijf op te veren, alsof hij verlost werd van een zware last en opging in ‘het Al’. Jan Murk deed met zijn hele lichaam na hoe de hond dat ‘opgaan in het al’ moet hebben ervaren. Misschien ervoer het arme dier deze transitie wel als een soort kosmisch orgasme, een verlossing waarbij de ziel – voorzover een hond beschikt over een ziel – zich totaal verenigt met ‘de ziel van het universum’. Zoiets dus. Sterven als een mystieke extase, een doorgang naar iets groots…

Al jaren las ik de Leeuwarder Courant niet meer. Zo was het bericht mij ontgaan dat Jan Murk de Vries op 9 mei 2015 was overleden. Hij had de gezegende leeftijd van 95 jaar. In 1989 werd Jan Murk zeventig. Bij die gelegenheid nam Wim Bors het initiatief voor een overzichtstentoonstelling van Jan Murk in het Hannemahuis in Harlingen. Wim had een collecte onder de vrienden van Jan Murk gehouden voor een verjaardagscadeau. Het werd reischeque voor Venetië, waar Jan Murk graag nog eens naar toe wilde. Jan Murk was een religieus geïnspireerd kunstenaar. Van huis uit hervormd opgegroeid, bekeerde hij zich in 1963 tot Rooms-katholiek.

Het was mooi geweest als het Fries Museum enige aandacht aan Jan Murk de Vries had besteed, naar aanleiding van zijn overlijden. Gelukkig heeft Tresoar die omissie onlangs goed gemaakt met een tentoonstelling in OBE. Het Fries Museum had nooit zo veel met Jan Murk.  Toen jaren geleden een discussiedag voor Friese beeldende kunstenaars werd belegd over het nieuwe Fries Museum, nam Jan Murk de Vries als oudste aanwezige het woord. Hij moest eerst zeggen wie hij was, want de directeur van het museum kende hem niet. Het geheugen van Friesland wordt allengs minder, zeker als het gaat om de naoorlogse beeldende kunst in deze contreien.

Bij de opening van die tentoonstelling in 1989 werd ook een videofilm getoond van zijn monumentale werk, een indrukwekkende reeks kunstwerken in kerken en openbare gebouwen. In 2011 nog kreeg Jan Murk een opdracht voor het ontwerpen van ramen in het stiltecentrum van Schiphol. Voor zijn tentoonstelling in 1989 had ik Jan Murk bezocht in Firdgum en een middag lang met hem gesproken over zijn leven en zijn werk. Dit resulteerde in de volgende tekst.

*

Een desolaat landschap – golvende banen in rood en blauw tekenen zich af in schrille contrasten. Ze vormen een horizontaal ritme dat zich voortzet in het vlak. Een vlammende zee van lijn en kleur verdwijnt in een onherbergzaam verschiet. Alles beweegt en toch staat alles stil. Er is iets dat nog het meest lijkt op een alomtegenwoordige leegte, aanwezig en afwezig tegelijk als in een hoorbare stilte. Het is niets dat alles omringt of iets dat niets onberoerd laat. Het trilt, golft, pulseert in de rusteloze lijnen van de horizon maar ook in de hand van de schilder die dit alles in beweging heeft gezet. Meer nog dan de karakteristieke lijnvoering en het soms wrange palet, is het deze geheimvolle, bezielde leegte die het werk van Jan Murk de Vries zo herkenbaar maakt.

De schilderijen van Jan Murk zijn niet uit de losse pols ontstaan. Hij is dan ook geen virtuoos, maar wel een gedreven kunstenaar. Nog volop actief als vijfentachtig jarige, kan terugkijken op een artistieke loopbaan die meer dan een halve eeuw bestrijkt. Zijn oeuvre heeft een indrukwekkende omvang en omvat niet alleen schilderijen en tekeningen maar ook een grote hoeveelheid monumentaal werk. Alleen al in verschillende glastechnieken heeft hij in Friesland meer dan zeventig ramen uitgevoerd. In al die jaren is Jan Murk de Vries trouw gebleven aan zijn eigen spoor. In de tijd waarin hij zichzelf als kunstenaar ontdekte, werd een bron aangeboord die nooit zou opdrogen.

Het was kort na de oorlog, na enige privélessen bij Tsjomme de Vries in Utrecht, en een opleiding aan de Rijksnormaalschool te Amsterdam voor een middelbare akte van tekenleraren, besloot hij definitief te kiezen voor het kunstenaarschap. Zonder stimulans van huis uit was dat geen gemakkelijke keuze. Aangezien zijn bewustwording als kunstenaar vrijwel samenviel met de herkenning van zijn homoseksuele geaardheid, betekende dit in die naoorlogse jaren in dubbelopzicht een keuze voor het isolement. In een tijdgeest waarin het existentialisme hoogtij vierde, kristalliseerde zich een eigen levensvisie, die niet alleen werd bepaald door angst voor het bestaan maar evenzeer door een religieuze bewogenheid en een gevoel van diepe verbondenheid met de natuur.

In Amsterdam had Jan Murk de Vries de eerste exposities van Cobra gezien, die destijds veel opzien baarden. Zijn leermeesters Ap Sok en Johan van Zweden hadden hem ontvankelijk gemaakt voor de verworvenheden van de ‘klassieke modernen’. Vooral het werk van Braque, Chagall en Picasso had zijn bewondering gewekt. Al deze invloeden werden verwerkt en uiteindelijk ontstond de zo karakteristieke eigen stijl met een expressieve vormentaal, een heldere lijnvoering en vaak ook een somber coloriet.

400000 april, 1980(3)0001

Apocalyptische verbeelding, 1951

Na een kort verblijf op Terschelling en enige jaren in Workum verhuisde Jan Murk in 1952 naar Leeuwarden. In deze periode, die tot 1964 zou duren, kwam hij in artistiek opzicht tot volle ontplooiing. Zijn eerste domicilie vond hij in het Kunstcentrum Prinsentuin, waar hij onder het toeziend oog van mevrouw Faber, destijds directeur van de Fryske Kultuerried, enige tijd een woning en atelier aan huis had. Een tentoonstelling in dit Kunstcentrum, waar een op groot formaat geschilderde Mariafiguur opviel door haar monumentale mogelijkheden, gaf aanleiding tot de eerste opdracht. Er zouden nog vele volgen in allerlei technieken – muurschildering, houtreliëf, metaalplastiek, gezandstraald glas, acrilaatappliqué – waarbij de nodige technische vaardigheid vaak op eigen kracht werd verworven.

De lineaire, expressieve vormentaal met haar biomorfe aspecten beantwoordde uitstekend aan de in de jaren vijftig opkomende vraag naar decoratieve en symbolisch getinte monumentale toepassingen. Maar ook het vrije werk oogstte succes. Het viel op in solotentoonstellingen in het Princessehof, Kunstzaal van Hulsen en het Kunstcentrum Prinsentun, maar ook in groepstentoonstellingen o.a. in zijn geboorteplaats Bolsward en in het kader van de kunstenaarsgroep’ ’t Frysk Palet’. Van nature een begaafd spreker hield Jan Murk in die tijd veel lezingen voor allerlei groeperingen, waardoor bij het grote publiek het beeld werd versterkt van een gedreven kunstenaar, bewust van zijn maatschappelijke positie en met een eigen visie die zich niet beperkt tot de ivoren toren van het kunstenaarschap.

De schrale jaren vijftig werden voor Jan Murk gekenmerkt door een bruisende activiteit, die in het werk zijn sporen naliet. Studiereizen naar Noorwegen, de Pyreneeën, de Dolomieten, Venetië en Parijs leverden een schat van indrukken op die werd verwerkt in schetsen en tekeningen. Een verlaten huis in de bergen, een kale door de bliksem getroffen boom, een aangevreten paal aan de waterkant waren onderwerpen die zich bij voorkeur leenden als inspiratiebron. Dat uitte zich niet in subtiele registraties van de werkelijkheid ter plekke, maar in brede expressieve gebaren, scherpe hoekige lijnen en soms inktvlekken met geblazen uitlopers. Het desolate landschap met zijn geheimvolle, bezielde leegte keerde altijd weer terug, als een ‘paysage interieur’ dat de reiziger overal met zich meedroeg.

4 april, 1980(3)0001

Jan Murk bij ons thuis in 1990

Maar er was ook kritiek. Deze richtte zich met name op de tekenkundige manier van schilderen en de nadruk op het lineaire, waarin het gevaar school dat de lijn een eigen leven kon gaan leiden. Eduard Kools, de strenge kunstcriticus van de Leeuwarder Courant, verwoordde het in 1957 als volgt : “Soms wordt het tekenen een tikkeltje te oppermachtig en neigt het schilderwerk naar het decoratieve”. Maar dit lineaire handschrift getuigde tegelijk ook van een sterke bewogenheid en gaf het werk onmiskenbaar een eigen karakter – het stempel van Jan Murk.

Diezelfde bewogenheid kwam ook tot uiting in tekeningen gemaakt naar aanleiding van oorlogen, natuurrampen of politieke conflicten. De in 1956 uitgegeven bundel onder de titel ‘Nagasaki’ imponeert ook nu nog als een humaan protest tegen de gevolgen van een kernoorlog. Maar ook de vele tekeningen waarin de milieuvervuiling al in de jaren vijftig aan de orde werd gesteld, zijn achteraf op te vatten als een vooruitziende getuigenis van een geëngageerd kunstenaar. Het zoeken naar het universele dat in zijn werk zo duidelijk tot uiting komt, was ook bepalend voor zijn toetreden tot de katholieke kerk in het begin van de jaren zestig. Ook hier zocht en vond hij zijn eigen weg. In 1964 verhuisde Jan Murk de Vries naar Harlingen, waar hij 22 jaar lang zou wonen en werken. Deze stad heeft hem altijd na aan het hart gelegen. Het bijzondere karakter van de oude binnenstad, het compromis tussen land en water, de zeelucht en het wijdse uitzicht aan de Noorderhaven – dat alles vormde het ideale decor voor een extraverte ‘Einzelgänger’, voor wie de keuze voor de natuur en het isolement nooit ten koste zou gaan van zijn warme belangstelling voor mensen.

ramen 2

Ramen in de  Sint Michaëlkerk in Harlingen

De snelle ontwikkelingen die zich in de jaren zestig in de kunst afspeelden hadden weinig invloed op zijn werk. Zo had hij geen directe bemoeienis met de ‘Bende van de Blauwe Hand’, die juist in Harlingen in 1965 met haar activiteiten begon. Maar dat betekende niet dat hij geen oog had voor vernieuwing of zich gereserveerd opstelde ten aanzien van een nieuwe generatie. Integendeel, jonge kunstenaars werden door hem enthousiast aangemoedigd en konden altijd rekenen op een belangeloos advies. Het kunstklimaat in Friesland veranderde in de jaren zeventig, niet in de laatste plaats door de toenemende immigratie van artistiek talent uit het westen. Het werk van Jan Murk werd exemplarisch voor de oudere generatie van wie het werk binnen een expressionistische traditie nauw met Friesland verbonden bleef. Hij volgde zijn eigen spoor langs lijnen van geleidelijkheid. Bovendien was er genoeg te doen. Op monumentaal gebied bleven de opdrachten aanhouden, met als één van de hoogtepunten, een 12 meter hoog raam dat in 1972 werd uitgevoerd in de hal van de serviceflat ‘Lenna’ te Wolvega. De optimistische opgaande beweging, zo kenmerkend voor veel van zijn monumentale werk, komt hierin wellicht het meest duidelijk tot uiting. In het onlangs verschenen compendium ‘Glas in Lood in Nederland’ wordt ruim aandacht besteed aan zijn bijdragen op dit terrein.

4 april, 1980(3)0001

Raam in serviceflat ‘Lenna’ te Wolvega.

Door de veranderde opvattingen over kunst en architectuur doen deze monumentale toepassingen nu vaak gedateerd aan. Maar dit effect ligt niet besloten in de kwaliteit van de vormgeving, maar in de vertekening die de nabijheid van een verdwijnend verleden teweegbrengt. Met verhuizing naar Firdgum in 1986 komt de Harlinger periode ten einde. De schilderijen op groot formaat die recentelijk zijn ontstaan, tonen opnieuw het desolate landschap, dat letterlijk nooit verlaten is. Alles beweegt en toch staat alles nog altijd stil. De kleuren zijn nog wranger, de lijnen zo mogelijk nog tekenachtiger. Het stempel van Jan Murk is pregnanter dan ooit aanwezig als iets dat niets onberoerd laat. Eens te meer wordt geprobeerd om het onzegbare uit te drukken in verf, het onzichtbare zichtbaar te maken, de leegte te bezielen. Op zijn zeventigste verjaardag heeft Jan Murk de Vries nog altijd het doel voor ogen dat ooit het meest treffend door hemzelf is verwoord: “….verbondenheid in alle bestaan te ontdekken en daarin eenzaam te zijn.”