Het meest begeerde talent
Volgens wetenschappelijk bewezen inzichten berusten een belangrijk deel van Hitlers successen als redenaar op het feit, dat hij bij het speken over zo’n buitengewoon modulatie-vermogen beschikte, dat hij in staat was door middel van het 2 1/2 octaaf omvattende frequentiebereik van zijn stem de logische denkfuncties van de grote hersenen van zijn toehoorders af te remmen en tegelijkertijd de emotionele gebieden van de hersenstam te activeren. Zo was hij, wat exact meetbaar is en als een van de vele bewijzen wordt aangevoerd, steeds in staat om de tonen die voortkomen uit een ritmisch benadrukken, tussen 200 en 300 hertz( Hz) uit te spreken, hoewel zijn normale toonhoogte tussen de 170 en 160 Hz lag. Hitler, die van zijn bijzondere spreekwijze niet alleen een gewoonte had gemaakt, maar die hij doelbewust uitbuitte, lukte het met behulp van ritme, bijzondere beklemtoning en melodiek,de logische denkfuncties van de hersenschors van de grote hersenen for een zeer groot deel te verlammen en al naar gelang zijn bedoelingen de emotionele gebieden sterker te actieren. Deze beïnvloedingsmogelijkheden gebruikte hij vooral dan, wanneer hij heel bepaalde bedoelingen had, absurde of ook onmenselijke eisen stelde, de waarheid en de geschiedenis apert vervalste of een noodzakelijke rechtvaardiging voor onverwachte of zelfs criminele daden de toehoorder wilde opdringen.
Aldus Werner Maser in Hitlers Mein Kampf (1998). Deze analyse geeft een aardig inkijkje in Hitlers grote retorische talent. Van nature had hij in dat opzicht alles mee, maar overal was ook over nagedacht. Zo hield Hitler zijn redevoeringen bij voorkeur ’s avonds in een wat schemerige sfeer van een grote zaal of hal, zodat zijn publiek optimaal ontvankelijk voor hem was. Ook de Katholieke Kerk vierde zijn Heilige Missen bij voorkeur in het halfduistere, door kaarsen verlichte interieur van een kerk. De redes van Hitler waren semi-religieuze bijeenkomsten van een bevlogen spreker. Hitler had in zijn jonge jaren een redenaarscusus gevolgd, maar zijn eigen uitzonderlijke talent en vooral ook zijn ook charisma kwamen hem het meest van pas.
Ik heb altijd een diep respect gehad voor mensen die de kunst verstaan om een goede redevoering te houden. Voor Hitler kun je moeilijk diep respect hebben, maar van zijn redenaarstalent valt heel wat te leren. Het was misschien wel zijn meest begeerde talent. De belangrijkste voorwaarde voor een goed redenaar is charisma. Dat begrip is heel moeilijk te definiëren. Wij Nederlanders spreken wel van ‘uitstraling’, maar dat is eigenlijk een veel te zwak woord. Charisma grijpt dieper. Het duidt op een mengeling van gezag, aanwezigheid en een magnetische aantrekkingskracht. Een charismatische persoonlijkheid lijkt iets te hebben wat boven hemzelf uitstijgt. In vroeger tijden is wel gedacht dat het een geestelijke kracht was die van buitenaf in de persoon kon neerdalen. Iets demonisch dus, wat niet beslist goed, maar ook kwaadaardig kan zijn.
Hoe dan ook, een goed spreker lijkt te spreken ondanks hemzelf. Hij is begeesterd door iets anders. Iets dat hem ontstijgt en zijn woorden als vanzelf doen opkomen. Het publiek krijgt dan het gevoel, dat de spreker niet alléén spreekt, maar dat zijn stem uit het hart van iedereen voortkomt. Alsof er een gezamenlijke bron is aangeboord van waaruit het woord van de redenaar opwelt en de menigte overspoelt. Alleen de hele grote redenaars weten die hoogte te bereiken. Ze spreken dan bevlogen, in trance bijna, alsof een geest ze heeft meegenomen. Maar tegelijk weten ze precies wat ze doen. Ze kennen de juiste mix van charisma en retorica.
In de vorige eeuw zijn er eigenlijk maar twee hele grote redenaars geweest. Of beter gezegd één goede en één kwade: Adolf Hitler en Martin Luther King. Beiden verstonden de kunst om boven zich zelf uit te stijgen en een hele grote mensenmenigte compleet in vervoering te brengen. Ik zou heel graag eens een integrale redevoering van Hitler op film willen zien. In documentaires krijg je nooit meer dan een paar minuten voorgeschoteld. Waarom dat zo is, weet ik niet. Misschien is dat ergens internationaal vastgelegd, omdat men bang is dat de meeslepende kracht van Hitlers woorden opnieuw zijn duivelse werk zou gaan doen. Van Martin Luther King bestaan gelukkig wel complete redevoeringen die op film zijn vastgelegd.
Wat moet een spreker doen om zijn publiek te overtuigen? Een spreker die het contact met zichzelf kwijt raakt, verliest het contact met zijn publiek. Dat is de belangrijkste les voor het spreken in het openbaar. Ik heb nooit op zo’n redenaarscursus als Hitler gezeten, maar ik heb wel eens gedacht om zo’n cursus te gaan geven. Hoe vaak zie je iemand niet schutteren, als hij iets in het openbaar moet zeggen. Mensen die doorgaans geen enkele moeite hebben om zich verbaal uit te drukken staan opeens met hun mond vol tanden als ze op een spreekgestoelte staan. Ze lijken dan te worden bevangen door een panische angst en gaan dingen zeggen op een manier waarop ze dat anders nooit zouden doen.
Ik heb voor mijn werk altijd veel moeten spreken in het openbaar dus de praktijk is een harde leerschool geweest. Niet dat dit bij mij altijd van een leien dakje is gegaan. Vooral in de begintijd had ik er moeite mee. Zo kan ik me herinneren dat ik heel lang geleden een keer een speech moest houden voor een volle zaal met mensen. In het begin leek alles goed te gaan, maar toen hoorde ik opeens mezelf spreken. Ik stond er nog wel en ik sprak ook, maar het was of iemand anders de geluiden uit zijn mond liet gaan. Kennelijk was ik ten prooi gevallen aan het gevreesde dissociatieproces van de spreker in het openbaar. Zo heftig zelfs dat het langzaamaan zwart voor mijn ogen werd. Ik heb toen even een paar keer diep uitgeademd en toen ging het weer een beetje. Daarna heb ik nooit meer last gehad van dat soort kwalen. Zelfs les geven, waar ik vroeger als de dood voor was, ging me gaandeweg steeds beter af. Spreken in het openbaar is vooral contact houden met jezelf.
Dat is ook het enige wat er in feite toe doet. Ik heb er me eigenlijk ook nooit zo om bekommerd of mijn gehoor het wel interessant vond ik wat ik allemaal zei. Ik probeerde me voor die vraag zoveel mogelijk af te sluiten. Als ìk het interessant vind, dan ben je een rund als je daar anders over denkt, zo dacht ik altijd bij mezelf. Omgekeerd vond ik het een uitdaging om mensen stil te krijgen. Je moet ergens een snaar weten te raken, zodat mensen geboeid gaan luisteren. Een truc daarbij is om af en toe even een stilte te laten vallen. Stiltes verhogen de aandacht. Zo’n stilte moet je ook altijd net iets langer laten duren dan je gehoor verwacht. Op de rand van een pijnlijke stilte wordt de aandacht optimaal. Natuurlijk kent die regel zijn grens. Ik heb eens een spreker gezien die zowat een minuut stilte in acht nam, voordat hij met zijn betoog begon. Dat is natuurlijk wat overdreven, maar het werkte wel.
Het begin van je betoog is überhaupt heel belangrijk. Begin nooit meteen te spreken. Kijk altijd eerst even naar links en naar rechts, alsof je wilt checken of iedereen wel aanwezig is. Meestal wordt het dan vanzelf ook stil in de zaal. De mensen gaan denken, wanneer begint hij nou? En dan heb je ze te pakken en daar gaat het om. Pim Fortuyn heb ik eens horen zeggen dat hij als hij sprak altijd een klein wondertje wilde laten gebeuren. Er moest heel even een luikje open gaan in het hart van zijn toehoorders. Dat hoeft niet de hele tijd natuurlijk, maar heel even een magisch moment, dat is heel belangrijk. Dat lukt natuurlijk ook lang niet altijd. Het is ook het moeilijkste wat er is en je hebt er jarenlange ervaring voor nodig. Fortuyn was een begenadigd spreker. Voordat hij zich in de politiek stortte heeft hij er jarenlang zijn brood mee verdiend op symposia en congressen.
Spreken is toneelspelen terwijl je de mensen doet vergeten dat je toneel speelt. Eigenlijk is dat alleen mogelijk door niet te acteren, maar gewoon jezelf te zijn. Je moet jezelf spelen door zo dicht mogelijk bij je zelf te blijven. Want er is en blijft natuurlijk een groot verschil of je op een podium spreekt of in de gewone werkelijkheid. Een podium is een buitengewone situatie, daar kun je dus niet zomaar jezelf zijn. Je hebt de spanning nodig van de plankenkoorts. Die spanning moet omgesmeed worden tot een vibrerende energie die de zaal in bezit neemt. Dan kan het wonder gebeuren. Er zijn maar weinig mensen die zo’n charismatisch moment kunnen afdwingen. Paus Johannes Paulus II deed het een keer, toen hij sprak voor zaal met 20.000 jongeren in de The Madison Square Garden in New York. Hij stak ogenschijnlijk de draak met zijn publiek door minutenlang te blijven zwijgen en af en toe rare geluiden te maken. (zie: hier) Met stiltes kun je een zaal helemaal uit zijn dak laten gaan, maar dan moet de Heilige Geest wel neerdalen natuurlijk.
Laatst vond ik op YouTube de volledige registratie van de beroemde redevoering die Martin Luther King hield op 28 augustus 1963, aan het einde van de zogeheten ‘Mars naar Washington’. Bij deze gelegenheid sprak King zijn beroemde woorden ‘I have a dream.’ Bij een programma als Zomergasten worden deze beelden nog wel eens vertoond, maar alleen een paar minuten, meestal het slot. Het bijzondere is dat YouTube de integrale versie laat zien (17 min. 26 sec.). Dat is een lange zit, want eigenlijk is het grotendeels een hele saaie redevoering. King gebruikt aanvankelijk nogal wat gemeenplaatsen en weinig spannende metaforen (‘de ongedekte cheque van de rechtvaardigheid’). De avond tevoren had hij de rede integraal uitgeschreven en hij leest de tekst vrij schools voor. Het publiek reageert aanvankelijk wel, maar is niet wat je noemt begeesterd. Langzaamaan krijgt King dan wat meer vat op zijn gehoor.
Pas na 11 minuten en 38 seconden gebeurt er iets bijzonders. Dan laat King opeens zijn tekst op papier los en begint uit het hoofd, of beter gezegd ‘uit het hart’ vrijuit te spreken. Opeens gaat hij dan over in die prachtige herhaling van plaatsnamen, waardoor de rede een bijna Bijbels karakter krijgt:
‘Gaat terug naar Missisipi, gaat terug naar Alabama, gaat terug naar South Carolina, gaat terug naar Georgia, gaat terug naar Louisiana, gaat terug naar de achterbuurten en getto’s van de moderne steden, wetend dat op een of andere manier deze toestand zal en kan worden veranderd. Laten wij ons niet wentelen in het dal van de ellende.’
En dan (na 12 min. 21 sec.) komt zomaar – out of the blue – de zin met ‘I have a dream’. Als een wonder valt dan alles op zijn plaats. King trekt vervolgens alle retorische registers open in een reeks magistrale slotakkoorden. De woorden komen dan als vanzelf. Het publiek spreekt mee, beantwoordt de zinnen als ging het om een baptistische eredienst. De Heilige Geest lijkt neer te dalen boven de menigte. Het uitzonderlijke redenaarstalent van King stijgt dan uiteindelijk ver boven hemzelf uit.