Het Wenen van Hitler

De keuze om me om me op de jonge Hitler te concentreren en hem vanuit de historische context te bezien, brengt ontegenzeggelijk problemen met zich mee. De later Hitler, de dictator, politicus en misdadiger, is in deze jonge jaren niet terug te vinden. De jonge Hitler heeft niets waardoor hij opvalt in de massa’s die de Weense mannenpensions bevolken, geen bijzondere gave en geen criminele inslag. Integendeel, hij hoort zelfs in deze kringen tot de onbekwaamsten. Hij laat zich meevoeren en brengt nauwelijks de energie en werkkracht op om met zijn schilderwerk het hoofd boven water te houden, laat staan dat hij zijn levensdoel om ooit architect te worden zou weten te realiseren.’

Aldus Brigitte Hamann in haar boek De jonge Adolf dat ik momenteel aan het lezen ben. De oorspronkelijke titel dekt meer de lading: Hitlers Wien, Lehrjahre eines dictators. In 2014 verscheen dit boek al eens eerder in een Nederlandse vertaling als Hitlers Wenen, een titel die kennelijk teveel aan een ander boek deed denken: Het Wenen van Wittgenstein. (Zie mijn blog: Het “ondenkbare” denken).

In feite geeft het boek van Brigitte Hamann een andere visie op het Wenen rond 1900, de moderne metropool met al die creatieve genieën als Karl Kraus, Hugo von Hofmansthal, Robert Musil, Arthur Schnitzler; Sigmund Freud, Gustav Klimt, Oscar Kokoschka, Egon Schiele, Gustav Mahler en Arnold Schoenberg. Dat ‘Wenen van Wittgenstein’ was ook een smeltkroes van troebele politieke ideeën en sociale onrust, maar vooral ook van opkomen antisemitisme en de gestage teloorgang van de democratie. 

In Mein Kampf gaat Hitler in een uitgebreid hoofdstuk in op deze onbestemde periode uit zijn leven. Zo vertelt hij dat hij geregeld ging kijken naar het de bijeenkomsten van het parlement en zich daar bont en blauw ergerde aan het opportunistisch gezwam van de parlementariërs. In onze naoorlogse tijd is de democratie heilig geworden, althans voor weldenkende mensen. Het is daarom ook moeilijk voor te stellen dat dit ooit niet zo is geweest. Dat is een van de dingen die Brigitte Hamman in haar boek duidelijk maakt. Wie iets van Hitler wil begrijpen, moet ‘het Wenen van Hitler’ leren kennen.

Jeroen Buve en ‘het Wenen van Wittgenstein’.

Ik kan me herinneren dat in de jaren tachtig Jeroen Buve mijn achterbuurman was. Deze in 2017 overleden filosoof had een bijzondere belangstelling voor ‘het Wenen van Wittgenstein’. Op een dag kwam hij bij mij op bezoek en vertelde me dat hij een grootscheepse culturele manifestatie wilde organiseren over ‘het Wenen van Wittgenstein’. Of ik daarover mee wilde denken. Samen met mijn toenmalige overbuurman Julius Wijffels heb ik destijds nog een plan ontwikkeld om de destijds spraakmakende kunstenaarsgroep De Wiener Aktionisten naar Leeuwarden te halen. Dat was een groep kunstenaars rond Otto Muehl, Hermann Nitsch en Rudolf Schwarzkogler die zeer schokkende performances opvoerden, waarbij alle denkbare taboes rond lichaam en seksualiteit doorbroken werden. Vooral Herman Nitsch met zijn Orgien Mysterien theater wekte destijds veel opschudding.

Overigens heeft deze beweging rond Otto Muehl in Nederland in de jaren zeventig in de kringen van radicaal linkse en autoritaire groeperingen nog enige aanhang gevonden. Het waren immers kunstenaars die in het spoor van Wilhelm Reich de mens wilde bevrijden uit de autoritaire kluisters van de burgerlijke opvoeding die de seksuele lust gevangen hielden. De radicale ontgrenzing van het libido moest in de anti-autoritaire opvoeding zijn beslag krijgen. Kinderen mochten opeens met hun eigen poep spelen. De piemel werd even belangrijk als de duim of de pink.

Seks werd een daad van persoonlijke bevrijding. Het persoonlijke werd politiek en het politieke persoonlijk. Achteraf is de fascinatie voor lichaam en seksualiteit een van de kenmerken geweest van ‘het Wenen van Wittgenstein’, dat ook ‘het Wenen van Hitler’ was. Er lopen grillige lijnen tussen de gedeformeerde lichamen van Egon Schiele en de bloederige performances van Herman Nitsch. Alleen moest Hitler niets van moderne kunst hebben, laat staan van het doorbreken van seksuele taboes. De taboes die Hitler nadien zou doorbreken hadden eerder betrekking op dood en geweld.

Seks en geweld. Achteraf rijst de vraag of de kloof tussen die twee soorten taboes werkelijk zo groot was. En zo niet, wat was dan het verband tussen ‘het Wenen van Wittgenstein’ en ‘het Wenen van Hitler’?  Dat is voor mij een vraag zonder antwoord. Net zoals de vraag waarom ik zo gefascineerd ben door ‘de mens Adolf Hitler’. Ik weet het niet. Misschien is het alleen maar een vreemd soort nieuwsgierigheid. Misschien ben ik op zoek naar een geheim dat er niet is. Zoals de man die roepend in een diepe put telkens maar weer zijn vraag herhaalt en steeds weer de echo hoort van zijn eigen stem:  

Waarom…. Waarom…aarom… arom….om…..