Standing on the outside

Frank Kramer is overleden. De oud-voetballer, die ook furore maakte als televisiepresentator en voetbalcommentator, is 73 jaar geworden. Kramer was al enige tijd ziek. De Amsterdammer begon met voetballen bij RKAVIC in Amstelveen en was al 22 jaar toen hij in 1970 de sprong naar het betaalde voetbal maakte. Na Blauw-Wit verdedigde de aanvaller de kleuren van FC Amsterdam, MVV, Telstar, FC Volendam en HFC Haarlem.

Zo las ik gisteren in een persbericht van het ANP. Frank Kramer heb ik nooit persoonlijk gekend. Dat had zomaar gekund, want als jongen speelden wij samen bij RKAVIC. Alleen speelde Frank enkele elftallen hoger dan ik, want hij kon écht voetballen en ik niet. Zijn overlijden roept bij mij een stroom van herinneringen op over het einde van de jaren vijftig. Misschien wel de mooiste tijd van mijn leven.

RKAVIC speelde destijds op het sportcomplex dichtbij de Kalfjeslaan in Amstelveen. Het clubshirt was wit met een oranje verticale baan. De kousen waren zwart – evenals de broek – met een omslag van oranje-wit-oranje. Dat waren de clubkleuren die ook terugkwamen in de schooldas van het St. Ignatiuscollege. RKAVIC is een afkorting voor: Rooms Katholieke Amsterdamse Voetbalvereniging Ignatiusucollege. RKAVIC had van oudsher een band met de jezuïeten, net als meerdere sportverenigingen in Amsterdam zoals HIC (hockey), RIC (roeien) en TATIC (tafeltennis). Het waren de nadagen van het Rijke Roomse Leven met zelfs zijn eigen Rooms-katholieke geitenfokverenigingen.

In 1960 op het complex van RKAVIC in Amstelveen

Dat katholieke karakter van RKAVIC kwam terug in de sfeer van de kleedkamers. Nico Scheepmaker speelde in de jaren vijftig bij de junioren van het ‘heidense’ Blauw-Wit, waar later ook Frank Kramer kwam te spelen. Scheepmaker was ouder dan ik, dus ik heb nooit tegen hem gespeeld. Maar hij schreef later wel over zijn ervaringen bij Blauw-Wit, waar hij ook wel eens ballenjongen mocht zijn in het stadion. Ook speelde hij wel eens tegen de junioren van RKAVIC en dan verbaasde het hem altijd dat die hun zwembroekje aanhielden als ze onder de douche gingen. Bij Blauw-Wit keken ze wat raar aan tegen die roomse preutsheid. De heidenen lieten gewoon hun piemel zien, maar die onbevangenheid in de kleedkamer was voor ons niet weggelegd. Roomse jongens deden dat niet. Dat mocht niet van Onze Lieve Heer. Wij waren nette jongens, maar wel aardige jongens. 

Als kind was ik niet wat je noemt een voetbaltalent. Zeker niet op het veld met van die zware kicksen aan je voeten. Op straat kon ik veel beter uit de voeten. Al mijn schijnbewegingen die ik me op straat had aangeleerd, kon ik op het veld niet kwijt. Ik kwam dan ook meteen als linksback in het laagste elftal terecht. Voor eeuwig linksback. Mijn vriendjes speelden allemaal hoger, dat was een traumatische degradatie voor mij.

Een keer nam ik wraak. Ik moest als midvoor invallen in een hoger elftal. Ik weet niet wat ik had die dag, maar ik speelde de sterren van de hemel. Scoorde zelfs twee keer, de tweede met een rush vanaf de middellijn. Ik ben ijdel genoeg om me ook dat nog te herinneren tot op de dag van vandaag. Maar dat was eens en nooit meer. De grote ster bij de junioren overigens niet Frank Kramer, maar Jos de Loor. Hij kon alles met een bal. Nooit meer wat van die jongen gehoord. Van Frank wel! Die liet zich overal gelden en was dol op de camera. Er was een tijd dat hij niet van het scherm was af te slaan.

Mijn laatste jaar bij RKAVIC was het seizoen 1959-1960. Ik zat zat toen in de hoogste klas van de lagere school. In juli 1960 ben ik nog mee geweest naar een zomerkamp van RKAVIC in Amersfoort. Daar was ook Erik Kramer bij, de broer van Frank. Erik en ik waren ongeveer even oud, zo dacht ik. Maar nu las ik gisteren dat dit niet waar kan zijn geweest, want Frank was even oud als ik nu: 73.  Of Frank en Erik waren tweelingbroers, dat kan natuurlijk ook. Nooit op gelet, en nooit gevraagd ook. Hoe dan ook, op de dag van zijn verjaardag – op 27 november j.l. – werd Frank Kramer plotseling onwel en raakte in coma. Vijf dagen later overleed hij, de dag na mijn verjaardag.

Maar terug naar 1960. In dat zomerkamp in Amersfoort werd zijn broer Erik voortijdig naar huis gestuurd samen met enkele andere belhamels die het ‘s nachts bij de kussengevechten te bont hadden gemaakt. Frank was daar niet bij, voorzover ik mij kan herinneren. Hij speelde een paar jaar later als linksbuiten in het eerste elftal van RKAVIC. Daarna werd hij profvoetballer Ik heb zijn carrière altijd een beetje gevolgd vol nostalgie naar een gekoesterd rooms verleden. De spelletjes, die hij destijds op TV deed, daar had ik niet zoveel mee. Uiteindelijk werd hij commentator van Eurosport en versloeg daar voornamelijk wedstrijden die al een tijdje geleden waren gespeeld. 

Als voetballer was hij beter dan als commentator. Een beetje ‘type René van der Gijp’, maar dan wel een stuk sportiever. Sterker nog, met zijn eeuwige krullenbol stond hij bekend als de aardigste speler van Nederland die bovendien heel veel van zijn moeder hield. Hij had ook een wat eigenaardige vorm van humor die me altijd een beetje aan deed denken aan Henk Terlingen, ook zo’n roomse jongen die ooit bij de jezuïeten in de schoolbanken zat. Henk Terlingen overleed al in 1994 (Zie mijn blog: Denkend aan Apollo Henkie) Misschien waren beiden wel behept met de absurdistische ‘jezuïeten-humor’ die heel wat komieken en cabaretiers heeft voortgebracht. Hoe dan ook, Frank Kramer werd een keer geïnterviewd in de rust bij een wedstrijd van FC Amsterdam. Opeens keek hij recht in de camera en vroeg zijn moeder thuis of hij het gas wel had uitgedaan.

In de zomer van 1976 maakte Frank deel uit van de popgroep Full House. Hij kon absoluut niet zingen, maar dat mocht de pret niet drukken. Full House scoorde maar één hit, die dat jaar de tweede plaats haalde in de TOP 40. Hoe kan het ook anders, Frank Kramer was de eeuwige tweede. Dat liedje heette Standing on the inside. Oorspronkelijk was het een nummer van Neil Sedaka. Het schijnt dat Patricia Paay nog in het achtergrondkoortje heeft meegezongen. Als de onbestemde opgewektheid van de jaren zeventig ergens is ingedaald, dan is het in deze muziek. Compleet nietszeggend, maar wel zeer aanstekelijk. Wat je noemt een tijdsbeeld.

De groep Full House heeft geloof ik ook maar één zomer bestaan. Ze deden een beetje ABBA na, maar wel met één vrouw meer. Daarbij stonden ze in een 3-2 opstelling, zoals vroeger de voorhoede op het voetbalveld, met een midvoor, twee buitenspelers en twee binnenspelers. Bij Full House speelde Frank rechtsbinnen. Op een gegeven moment kwamen de binnenspelers naar voren toe. Standing on the outside werd dan standing on the inside. Zoiets moet Frank Kramer hebben bedacht. Dat kan niet anders. De ‘omschakeling’ heet dat tegenwoordig in voetbaltermen.

Standing on the inside heb ik altijd een ijzersterke zomerhit gevonden en het verbaast me, dat je hem nooit meer hoort op de radio. Die gelukkige zomer van 1976 was een van de heetste van de vorige eeuw. Ach, the seventies…Sweet summer sweat….Some dance to remember. Some dance to forget… . Ik ging weer voetballen in die tijd en speelde nog een jaar lang bij De Schollevers, een studentenclub die was opgericht door Maurice de Hond. Alleen, ik was wéér linksback, voor eeuwig linksback. Standing on the outside. Net als Frank Kramer … die – zoals gezegd- écht voetballen kon.