‘Hitler moet in zijn Weense tijd Le Bons Die psychologie der Massen (De psychologie van de massa) grondig hebben bestudeerd. Over de grote leider van de masa zegt de auteur: ‘Geloof wekken, dat is de bijzondere rol van de grote leiders. Ze fascineren pas wanneer ze door een geloof gefascineerd worden. De kracht van hun geloof verleent hun woorden een grote suggestieve macht.’ Een dergelijke charismatische leider moest dus eerst zelf in zijn geloof opgaan voordat hij de stap kon wagen om ‘de massa’ tot geloof in hem te bewegen.’
Dat schrijft Brigitte Hamann in haar boek De jonge Hitler (2012). Ik heb deze passage eerst drie keer gelezen voordat de inhoud werkelijk tot mij doordrong. Om de massa te kunnen belazeren, moet je eerst jezelf belazeren. Zoiets lijkt het te zijn. ‘Zelf eerst in een geloof opgaan’ kan toch niets anders betekenen dan jezelf voor de gek houden. Een geloof is immers een geloof, een voor zekerheid aangenomen veronderstelling, meer is het niet. In deze tijd van nepnieuws en complottheorieen is dit een belangrijke ontdekking. Wie nepnieuws de wereld inbrengt heeft dus eerst zichzelf in de waan van het nepnieuws gebracht, zodat hij zelf erin is gaan geloven.
Het is principe van de Grote Leugen, en dat principe werkt nog altijd. Neem Poetin die in 2014 de agressie van onruststokers in Oekraïne, die hij zelf had opgehitst, aangreep als alibi voor een militaire aanval die leidde tot de annexatie van De Krim. Sindsdien regeert de Grote Leugen, niet alleen bij Poetin, maar ook bij andere wereldleiders of ze nu Trump, Erdogan of Viktor Orbán heten. Als je liegt, doe het dan in het groot en vooral: geloof er eerst zelf in. Liegen kun je alleen goed als je ook zelf gelooft in je leugen.
Ik verbaas me er wel eens over dat in deze tijd van complottheorieën, niemand nog op het idee is gekomen dat de werkelijkheid zelf een leugen is. Dat soort waanideeën staken in de jaren negentig de kop op. Het waren de nadagen van het postmodernisme met zijn ‘einde van de grote verhalen’. Een tijd waarin ook de werkelijkheid zelf gaandeweg zijn ‘echtheid’ leek te verliezen. De werkelijkheid was een kopie van een origineel dat nooit had bestaan. Baudrillard sprak over ‘het simulacrum’ en in de filmindustrie bracht nieuwe thema’s, waarin ‘het komplot van de werkelijkheid’ centraal kwam te staan. De film The Matrix (1999) is daar misschien wel het meest sprekende voorbeeld van.
Maar er was nog iets anders. Gaandeweg dook de gedachte op dat ook de mens zelf een complot is, dat wil zeggen: een genetisch complot, een volledig product van de genen dat vooraf te manipuleren is. De genetica zou de wetenschap worden an de 21ste eeuw. Ook dat had Hitler overigens al vroeg in de gaten. Er komt een dag dat deze tak wetenschap het totale leven zal gaan bepalen: de gezondheidszorg, het onderwijs, het verzekeringswezen, de bestrijding van criminaliteit, ja zelfs de religie zal eraan moeten geloven. Onze identiteit ligt in onze genen. De menselijke ziel is digitaal. Wie mijn genetisch paspoort steelt, kan mijn persoon klonen en zo mijn plaats in het leven volledig gaan innemen. God is straks degene die alle DNA-paspoorten in handen heeft. Big Brother wordt de beheerder van de ultieme DNA-databank, en het is nog slechts een kwestie van tijd, dat al onze DNA gegevens gehackt zijn door een enge sekte in Japan.
Misschien is dat laatste al gebeurd en zijn wij de hopeloze originelen van een wereld die allang gekopieerd is op een andere planeet, of gewoon virtueel ligt opgeslagen in een mega-computer onder het Pentagon. Het scenario van The Matrix draait al in de werkelijkheid. Wat staat ons nog meer te wachten? Er is weinig fantasie nodig om sciencefiction tot werkelijkheid te verheffen. Het ergste wat je kunt bedenken is meestal nog waar ook. En alles wat een mens weet, zal hij vroeg of laat in praktijk willen brengen. Alleen zo zal de wetenschapper zijn werk weten te verenigen met een diep genoegen, dat niets anders op deze wereld hem zal kunnen schenken. Dat was al zo sinds Adam en Eva. Mephisto is onder ons. Kennis is de toegang tot het kwaad. Menig wetenschapper bewandelt de aloude weg van de boosdoeners.
Omgekeerd kun je stellen dat dit soort spectaculaire vorderingen van de wetenschap, zoals nu in de populatie-genetica zichtbaar wordt, telkens weer diepe angsten oproepen die niet geheel onterecht, maar vaak ook buiten proportie zijn. Faust, Frankenstein en Morpheus (in The Matrix) zijn archetypische figuren die deze angst belichamen in de verbeeldingswereld van de mens. In het spoor van Jung kun je stellen, dat er twee wegen zijn om het wezen van de mens te definiëren. De eerste weg die je kunt bewandelen is die van het abstracte denken, waarnemen en toetsen, wat leidt tot de wetenschap die getallen, formules en codes voortbrengt. De tweede is de weg van instinct, gevoel en intuïtie, wat leidt tot kunst, religie en spiritualiteit die beelden en symbolen voortbrengen.
Het is precisie tegenover vaagheid. Klare distinctie tegenover geordende chaos. Wetenschap tegenover religie. Onzekerheid tegenover complottheorie. Beide wegen vullen elkaar aan en kunnen niet los van elkaar bestaan. Maar telkens als één wijze van definiëren de overhand neemt, dan laat zich uit de diepste lagen van de mens een stem horen, die verzet predikt tegen deze eenzijdige en onmenselijke vorm van definiëren. Wij leven in een tijd, waarin het exacte denken in getallen, formules en codes hoog in aanzien staat. Psychologie wordt hersenwetenschap, economie wordt econometrie, improviseren wordt plannen, de ziel wordt DNA. Kortom, het leven wordt overwoekerd door een meetbare functionaliteit, waarbij het private domein steeds meer wordt opgeofferd voor het stuurmechanisme van het collectieve systeem.
Zo’n radicale beweging naar één uiterste van het spectrum vergt een offer van het gevoel, de intuïtie, het instinct, kortom: de spirituele kwaliteiten van de mens, die wars van klare distincties telkens weer hun toevlucht zoeken bij een duistere bron. Het is het ene offer tegenover het andere. Het sacrificium phalli tegenover het sacrificicium intellectus. Het ‘geloof omdat het waar is’, tegenover het ‘geloof omdat het absurd is’. Het credo quia verum tegenover het credo quia absurdum.
Het is het oude, hachelijke evenwicht tussen Gnosis en Christendom, een instabiele balans die kan doorslaan naar twee kanten. Het is de keuze tussen en Origenes en Tertullianus, tussen het radicaal castreren van de fallus, wat tot helderheid in het denken leidt, en de totale overgave aan de duisternis, die de spirituele ervaring opnieuw wakker schudt. Onze tijd lijkt door te slaan naar de overwaardering van kennis, macht en controle. Dat kan op den duur alleen maar leiden tot een uitbarsting van blinde willekeur, radicale absurditeiten en complottheorieën. De huidige staat van de mens, die gekenmerkt wordt door een overmatige verlichting van het verstand, is tegelijk ook de duistere voedingsbodem van de terreur.
Zo dat was het wel voor vandaag. Buiten is het mistig. De feestdagen komen eraan en overal worden kerstbomen gekapt. Straks vieren we weer de geboortedag van de Verlosser, ook in tijden van corona, en bijna iedereen die je tegenkomt zal dronken zijn.
Ik ga wandelen. Ik wens u een hele mooie dag.