De transformatie van de moraal
We leven in een tijd van identity politics, opkomend populisme en nationalisme. Wereldwijd lijkt er sprake van een toenemend verlangen om ergens thuis te horen in een wereld die geen thuishaven meer kent. Maar is het wel goed om toe te geven aan dat verlangen? Nationalisme heb je in soorten en maten. Er bestaat tegenwoordig zelfs zoiets als ‘marxistisch nationalisme’. Uiteindelijk is ook het gestaalde kader van Marx ten prooi gevallen aan de verlokkingen van identiteit en nationalisme, die aan de basis liggen van processen van uitsluiting.
En uitsluiting kan uiteindelijk leiden tot genocide, dat heeft de geschiedenis van de twintigste eeuw ons geleerd, niet alleen door de Holocaust en de verschrikkingen van het Stalin-regime, maar ook door meer recente vormen van volkerenmoord in Cambodja, Rwanda, voormalig Joegoslavië en andere landen. De Verenigde Naties tekenden in 1948 een verdrag ter voorkoming van genocide in de toekomst. Maar dat was een ijdele hoop. De Holocaust heeft de mensheid veel geleerd over zichzelf, maar heeft niet kunnen verhinderen dat het uitmoorden van hele volken of bevolkingsgroepen ook na de Tweede Wereldoorlog gewoon door is gegaan.
Wanneer houdt deze vorm van massamoorden nu eens eindelijk op? Wanneer wordt de mens een mens? Wat is een mens? Geen engel, dat is duidelijk. Een monster misschien? Een paar jaar geleden las ik het boek Compartimenten van vernietiging, over genocidale regimes en hun daders (2014) van Abram de Swaan. Onderwerp: de massavernietigingen van de twintigste eeuw. Het boek gaat ook over het ontstaan van groepsidentiteiten met de bijbehorende ‘wij-zij’-gevoelens en de uitdijende kringen van identificatie en desidentificatie die op fatale wijze kunnen eindigen in uitsluiting en uiteindelijk in een drang naar massale vernietiging. Geen gemakkelijke kost en je wordt er ook niet vrolijk van.
In februari 2017 mocht ik samen met Abram de Swaan spreken op een symposium over Het Kwaad dat werd gehouden in De Nieuwe Kerk in Amsterdam. De tekst van die lezing is in iets gewijzigde vorm opgenomen als het eerste hoofdstuk van mijn boek Jihad of verstandsverbijstering (2017). Gisteren heb ik die tekst nog eens herlezen. Dat ging me niet gemakkelijk af. In de maanden juli en augustus van 2016 had ik een essay over dit onderwerp geschreven. In een flow, nadat er in Frankrijk en ook elders in Europa een reeks terreuraanslagen was gepleegd.
Sindsdien heeft het probleem van het kwaad mij niet losgelaten. Niet alleen het kwaad van de terrorist, maar ook het kwaad van de massamoordenaar. Hoe kun je over het kwaad van de massamoordenaar spreken in een wereld die begrippen als ‘God’, ‘het Laatste Oordeel’ of ‘de erfzonde’ achter zich geeft gelaten. Wat wordt het discours over het kwaad in een goddeloze wereld? Je kunt de grote woorden als ‘God’, ‘Laatste Ordeel’ en ‘erfzonde’ afschaffen, maar daarmee heb je nog niet verklaard hoe het met het kwaad in de wereld is gesteld. Waar komt het kwaad vandaan? Waarom bestaat er zoiets als het kwaad? Of kun daarover alleen maar zwijgen, omdat het zinledige vragen zijn zoals Wittgenstein beweerde. Voor een rationalist als Bram de Swaan is deze kwestie duidelijk.
We zullen ons tot het kwaad moeten verhouden zonder een beroep te doen op de theologie, want die denkfout heeft ons uiteindelijk niets opgeleverd. ook in zijn boek Compartimenten van vernietiging laat De Swaan hierover geen misverstand bestaan. En toch kruipt ook bij rationalistisch ingestelde wetenschappers vaak het theologisch bloed waar het niet gaan kan, juist als ze willen spreken over het kwaad van de massamoord. Zo stelt De Swaan: :
‘Bovendien verhullen sommige discussies over massageweld, die op het eerste gezicht volledig door wetenschappelijke overwegingen ingegeven lijken, ternauwernood een welhaast theologische preoccupatie met de Oorsprong van het Kwaad en de Zondeval. Ethologie, de wetenschappelijke studie van het diergedrag, is de hedendaagse theodicee, de eigentijdse verklaring van de aanwezigheid van het kwaad in de wereld. Maar ‘ethologie’ is dan ook een anagram van ‘theologie’. ‘
Dat mag dan zo zijn, maar is het tegelijk ook niet zo, dat wie in volledig seculiere termen over het kwaad wil spreken vaak ongemerkt en miss een wel noodgedwongen in de theologische registers van de taal belandt. Juist het voornemen om volledig seculier te willen zijn gaat voorbij aan de grote verandering die het ontstaan van het seculiere denken heeft betekend. Het afscheid van God en de theologie is in de afgelopen decennia allesbehalve geruisloos verlopen. Wie over het kwaad wil spreken, kan over de dood van God niet zwijgen.
Juist een te snelle overgang naar een seculier discours is er de oorzaak van dat verouderde theologische denkpatronen door het seculiere oppervlak heen breken. Dat probleem deed zich bij uitstek voor bij de berechting van de oorlogsmisdadigers uit Nazi-Duitsland, niet alleen in Neurenberg, maar vooral ook bij de berechting van Adolf Eichann in 1961. In zijn onlangs verschenen boek Het menselijk kwaad wijdt de filosoof en strafwetenschapper Klaas Rozemond een diepgaande analyse aan de Hanna Arendts bespreking van dit proces. Zo stelt hij onder meer het volgende:
‘Twee elementen uit Arendts werk zijn belangrijk bij de analyse van het menselijk kwaad. Het eerste element is het uitgangspunt van Arendt dat het kwaad een seculier probleem is. Daarmee wordt niet uitgesloten dat de theologie relevante gezichtspunten kan geven voor het probleem van het kwaad, maar de relevantie van de theologie mag er niet toe leiden dat het menselijk aspect van het kwaad onbesproken blijft, met haar boek over Eichmann wil Arendt laten zien dat zijn kwaad kan worden beoordeeld zonder theologische begrippen. Eichmanns morele en juridische verantwoordelijkheid voor zijn misdaden kan in menselijke termen tot uitdrukking worden gebracht zonder verwijzing naar God, de Duivel, het diabolische od het demonische.’
Ook hier weer die haast klakkeloze overstap naar het seculiere denken over het kwaad, zonder dat rekenschap wordt gegeven van de vraag wat het afscheid van de theologie voor het denken over het kwaad heeft betekend. Alsof je zomaar even de knop om kunt zetten. Die onnadenkendheid wordt des te vreemder als je bedenkt dat de nazi’s alles in het werk hebben gesteld om de godsdienst met zijn opvattingen over het menselijk geweten te vervangen door een theologisch georiënteerde ideologie die alle trekken vertoonde van een nieuwe religie. In feite werd de joods-christelijke religie door de nazi’s vervangen door een gewetenloze rassen-religie, waar de noodlottige wetmatigheden van de natuur en de geschiedenis (Darwin en Hegel) de Oud-Testamentische morele geboden en het Laatste Oordeel hadden vervangen.
Je kunt de theologie dan wel buiten werking stellen als je over het nazistisch kwaad wilt oordelen, maar dan loop je het risico om de kern van de zaak te missen. Ook Hannah Arendt moest in haar analyse van het Eichmann-proces tot de conclusie komen dat de nazi’s de theologie in feite op zijn kop hadden gezet. Ongemerkt was er een omgekeerde wereld van goed en kwaad ontstaan. ‘Ongemerkt’, maar juist dat ‘ongemerkte’ was het meest verraderlijke van de algehele, morele transformatie die de nazi’s hadden twee gebracht. Die transformatie zou uiteindelijk leiden tot een totale ineenstorting van de moraal en een volledige eclips van het individuele en collectieve geweten. Hanna Arendt schrijft hierover:
‘Want zoals het recht in beschaafde landen er stilzwijgend van uitgaan dat het ‘Gij zult niet doden’ iedereen door zijn geweten wordt ingeven – juist omdat het nu eenmaal zo is, dat de mens onder bepaalde omstandigheden moordzuchtige neigingen kan hebben -, zo wilde het nieuwe recht van Hitler dat iedereen van zijn geweten te horen zou krijgen: ‘Gij zult doden’, waarbij er dus uitdrukkelijk van werd uitgegaan dat de normale neigingen van het individu hem geenszins tot moord drijven. In het derde Rijk had het kwaad de eigenschap verloren waaraan de meeste mensen het herkennen – het kwam niet meer als verleiding. ‘
Dat die ‘ongemerkte transformatie’ mogelijk was op zo’n grote schaal, is de grootste bedreiging die de Holocaust voor de mensheid heeft achtergelaten. De geschiedenis heeft ons immers geleerd dat alles wat eenmaal gebeurd is opnieuw kan geboren. Met of zonder God, maar vooral als de gevolgen van de veranderingen, die het afscheid van God teweeg heeft gebracht, volledig worden vergeten.