Het verzamelen van zinnen
Dit klokje met daarin een plastic beeldje van Adolf Hitler behoorde toe aan Harry Mulisch. Het is te zien op de site De oneindige Mulisch die het Literatuurmuseum vorig jaar heeft geopend. Op die site kun je ronddwalen in het voormalige huis van Mulisch in Amsterdam. Je ziet de boekenkasten, de kunst aan de muur, maar ook alle curiosa. Veel dingen kun je aanklikken en dan worden ze uitvergroot met toelichting. Bij dit klokje is onder meer het volgende te lezen:
‘Mijn ambitie was om aan het slot van de twintigste eeuw iets definitiefs over Hitler te zeggen,’ zei Mulisch in een interview met NRC Handelsblad over zijn laatste boek Siegfried. In de roman heeft de schrijver Rudolf Herter dezelfde ambitie: Hitler begrijpen. ‘Misschien is fictie het net waarin hij gevangen kan worden,’ laat Mulisch zijn hoofdpersoon zeggen. Herter wordt zo beschreven dat hij, behalve met Mulisch zelf, ook opvallend veel overeenkomsten heeft met Hitler. Zo is het opmerkelijk, schrijft Hans Ree in Mulisch toegesproken, dat Hitler in de roman wordt beschreven als ‘een wandelend harnas waar niemand in zit’. ‘Precies de woorden waarmee niet Herter, maar Mulisch zelf eens door een criticus werd gekarakteriseerd.’
Bovendien worden de volgende woorden uit de roman Siegfried geciteerd:
Na de dood van God stond het Niets voor de deur, en Hitler was zijn eniggeboren zoon. (…) De absolute, logische Antichrist.
Dat is een mooi citaat, waarin de kern van die roman kort en bondig wordt samengevat. De hoofdpersoon uit Siegfried wilde een poging wagen om Hitler te doorgronden. Hij heet Herter, een naam die in de verte lijkt op Hitler. Herter is een beroemd schrijver en de lezer heeft weinig moeite om in hem een ironische karikatuur van Mulisch zelf te ontdekken, die – net als ik nu – in de ban was van Hitler.
Mulisch verzamelde veel boeken over Hitler, maar in zijn bibliotheek staan die Hitler-boeken wat weggemoffeld onder de sidetable tegen de bank. Die gêne herken ik. Ook mijn verzameling Hitler-boeken heb ik inmiddels wat aan het oog onttrokken. De mensen zouden misschien rare dingen gaan denken als ze al die Hitler-boeken zien staan.
Mulisch wilde Hitler doorgronden door hem te vangen in literatuur, dat wil zeggen in een concept van zijn eigen fantasie. Dat deed hij door iets te bedenken waardoor de ware en verschrikkelijke aard van Hitler voor eens en altijd aan het licht zou komen. Hij wilde een spiegel achter zijn ziel plaatsen, waardoor plotseling duidelijk zou worden dat daarin niets weerspiegeld werd. De ziel van Hitler was een afschuwwekkende leegte. Het grote Niets, het nietigende Niets, dat in de filosofie al was aangekondigd, maar met de komst van Hitler werd vervuld in een meta-natuurverschijnsel. Hitler als tegenbeeld van alles. De stichter van de anti-religie. De Heilige On-Geest die zich manifesteerde in de komst van de Anti-Christ. Hoe Mulisch dat flikte, dat ga ik u niet verklappen. Dan moet u Siegfried zelf maar lezen.
Alvorens deze ontneming te starten moest Mulisch een naam voor zijn hoofdpersoon bedenken. Uit dit boek – waarin feit en fictie voortdurend door elkaar heen lopen (Mulisch schijft over een idee, terwijl hij het idee uitvoert door te schrijven) – blijkt dat hij aanvankelijk een andere naam voor zijn hoofdpersoon had bedacht: Otto, gebaseerd op Rudolf Otto, de beroemde theoloog die een boek schreef over het heilige en het numineuze en de term bedacht Mysterium tremendum ac facsinans... woorden die ook op Hitler van toepassing zouden kunnen zijn.
Maar Mulisch bedacht een andere naam voor de hoofdpersoon: Herter. Zo wordt alchemie bedreven met de zes letters van Hitlers naam: Hitler wordt Herter. Dat procédé had Mulisch al eens eerder toegepast in de eerste zin van Het stenen bruidsbed (1959):
‘Een mens werkt, vrijt, slaapt, eet – en overal op aarde wordt inmiddels alchemie bedreven met de dertien letters van zijn naam.’
De hoofdpersoon van Het stenen bruidsbed heet Norman Corinth. Hij beleeft een kortstondige liefdesaffaire met de Oost-Duitse Hella Viebahn in het door de Amerikanen, onder wie Corinth zelf, kapotgebombardeerde Dresden. Dresden wordt in deze roman het ‘bruidsbed van steen’. Ook hier volop alchemistische transformaties. Vernietiging wordt liefde. Norman Corinth ‘bombardeert’ Hellah Vliebahn, zoals hij ooit met bommen de stad penetreerde. Corinth en Vliebahn: beide 13 letters. Hitler en Herter: beide 6 letters. Volgens mij moet Mulisch altijd een scrabble-bord bij de hand hebben gehad toen hij zijn romans schreef. Misschien is dat scrabble-bord ook nog ergens terug te vinden op de site De oneindige Mulisch.
Adolf Hitler, 11 letters. 3 keer woordwaarde….. Maar als je alles optelt krijg je niets. Het Grote Niets. Wie het kwaad recht in de ogen kijkt, krijgt Het Grote Niets te zien. Zoals wie alle zinnen over Hitler verzamelt in feite het Grote Niets verzamelt.
Maar terug naar die eerste zin van Het stenen bruidsbed. Als ik die raadselachtige zin weer voor me zie, herinner ik mij mijn leraar Nederlands op het Ignatiuscollege: mijnheer Slijpen. Ik zie hem voor me, trekkend aan een miniem sigarettenpeukje dat eigenlijk allang aan zijn eind was, met een rare grimas op zijn gezicht, moeizaam zoekend naar een paar woorden om uit te drukken waarom een boek of een schrijver zo goed was. Hij zocht altijd naar het ultieme woord zonder het ooit te vinden. Zo heeft hij een keer een hele les gewijd aan deze eerste zin van Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch. Ik herhaal hem nogmaals.
‘Een mens werkt, vrijt, slaapt, eet – en overal op aarde wordt inmiddels alchemie bedreven met de dertien letters van zijn naam.’
Slijpen herhaalde die zin tientallen malen, alsof het een rituele mantra was die zijn betekenis pas prijs gaf als je de klanken eindeloos in de klas zou laten klinken. Die ene zin werd steeds geheimzinniger naarmate Slijpen er dieper op inging. Ik heb dat boek van Mulisch toen meteen gekocht. Het was mijn eerste literaire reuzenpocket. Wat Slijpen over literatuur beweerde mocht dan misschien niet altijd even verantwoord zijn, hij wist je wel te enthousiasmeren. Hij heeft me niet alleen aan het lezen gezet, maar ook aan het schrijven.
Van de week heb ik Siegfried van Mulisch herlezen. De eerste zin van die roman luidt als volgt.
‘Toen het landingsgestel met een dreun het beton raakte, schrok Rudolf Herter wakker uit een diepe, droomloze slaap‘
Mooie beginzin, maar lang niet zo intrigerend als de eerste zin uit Het stenen bruidsbed. Ooit heb ik een verzameling aangelegd van de eerste en de laatste zinnen van een roman. Later deed ik het simpeler: ik verzamelde de eerste en laatste zinnen van een gedicht. Zinnen die zijn losgeweekt van hun context zijn vaak het meest poëtisch. Ze hebben iets ontheemd, iets nostalgisch, het heimwee naar een dieper verband, een spirituele samenhang die ooit teloor is gegaan. Kortom, zinnen zijn het mooist als ze op zichzelf staan.
In diepste wezen is schrijven een vorm van verzamelen. Een schrijver verzamelt zinnen. Iedereen heeft zijn hobby en een geliefkoosde hobby is verzamelen. Zo ken ik mensen die er plezier in vinden rouwadvertenties bijeen te garen, anderen die zweren bij Chinese keramiek uit de Ming-periode en ik ken zelfs iemand die zich toelegt op het verzamelen van boodschappenlijstjes die zijn achtergelaten in de lege karretjes bij Albert Heijn.
Mijn hobby is minder spectaculair. Ik verzamel zinnen. In de loop der jaren heeft deze verzameling een zodanige omvang gekregen, dat het geheugen in mijn computer weinig ruimte meer biedt. Hiermee is niet gezegd dat ik letterlijk alles verzamel. Ik laat mij leiden door mijn intuïtie. Een zin moet een zekere spanning bevatten en mij het gevoel geven dat er ergens van binnen een metertje uitslaat.
Dit ingenieuze mechaniek is het enige wat deze chaos van zinnen met elkaar verbindt en als ik de mogelijkheid zou hebben om het binnenwerk hiervan te demonteren zou ik misschien enig zicht krijgen op wat ik zoek met mijn verzameldrang. Zoiets moet Mulisch wellicht ook hebben gedacht toen hij zijn zilveren klokje voorzichtig openmaakte, zodat de kleine plastic Hitler naar buiten kon komen. De arm omhoog. De ziel onzichtbaar. Heil Hitler!
In Siegfried schrijft hij over Hitler de volgende zin:
‘Met psychologie is hij niet te verklaren, daar is eerder de theologie voor nodig.‘
Laat dat nou precies zijn waar ik al enige tijd met mijn verzameling van zinnen mee bezig ben.