Vroeger ‘lichtte’ God ons via zijn afgezanten in over de waarheid. Later toonde de waarheid van de natuur zich vanzelf, via elektromagnetische stralen en gammastralen en via licht- en geluidsgolven. De psychoot kent andere informatieve stralen. Net zoals zijn tekens en symbolen zijn ze onconventioneler dan die van ‘normale’ mensen en vallen ze meer op. In beschrijvingen van wanen keren buiten-conventionele, ‘paranormale’ stralen steeds weer terug’ . Telepathie, telekinese en andere werkingen en betoveringen op afstand, via voor anderen onwaarneembare straling, leveren de psychoot verklaringen voor de vraag waar alles vandaan komt.
Dat schrijft Wouter Kusters in zijn boek Pure waanzin. Kort gezegd: in onze seculiere tijd worden in de waanwereld van psychotici God, duivel en engelen vervangen door CIA, straling, sciencefiction, internet en nieuwe media. Transcendentie is opgelost in virtual reality. Paranoia richt zich nu op geheime diensten en niet meer op complotten die in hemel of de hel gesmeed worden. Die conclusise komt ook overeen met mijn eigen ervaringen.
De laatste keer dat ik zelf in een waanwereld belandde was in de zomer van 1979. Ik kreeg toen last van achtervolgingswaan en dacht dat agenten van de CIA en de KGB achter mij aanzaten. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik een technologische ontdekking had gedaan die zeer bedreigend was voor het evenwicht tussen de beide grootmachten in de Koude Oorlog.
De CIA – zo meende ik – had een satelliet gelanceerd ter grootte van een tennisbal, waardoor alle elektronische communicatiesystemen op aarde in een keer aan elkaar gekoppeld waren. Alle apparaten, die tv-signalen konden ontvangen, waren ineens ook camera’s geworden. Zo kon de CIA in alle huiskamers naar binnen kijken via het scherm van de TV. Ook de radio werkte op een vergelijkbare manier. Ik hoorde stemmen op de radio die daar niet thuis hoorden. En op de tv las ik in de ondertiteling van films verborgen boodschappen die exclusief voor mij bedoeld waren.
Ik woonde destijds aan de uiterste rand van Leeuwarden, in de wijk Aldlân, dicht bij het van Harinxmakanaal. Er gebeurden daar de raarste dingen die mijn waanwereld leken te bevestigen. Ik zag opeens overal grote antennes op de daken staan die er eerder niet stonden. Bovendien werd er die zomer huis aan huis kabel aangelegd voor de tv, wat mijn vermoeden bevestigde dat er iets grondig mis was. Op een zondagochtend was ik het zat.
Ik heb toen het boek Apocalyps Revealed van Swedenborg, dat ik in 1969 had gekocht bij een boekenstalletje in de Oudemannenhuispoort in Amsterdam, met een grote boog in het Van Harinxmakanaal gegooid, ter hoogte van de Froskepôlle. Jaren later later zag ik niet ver van deze plek een kaars branden, zomaar in het gras, midden in de Froskepôlle. Het is daar soms niet pluis. Vreemde geesten komen dan los uit het water en nemen bezit van de omgeving. Op die wonderlijke zondagochtend in de zomer van 1979 zag ik een schip, varend onder vreemde vlag, langs de Froskepôlle varen. Het was een grijs schip zonder vensters of patrijspoorten, een marineschip zo te zien. Even later vloog een straaljager over.
Al met al waren het de elektronische media die mijn waanwereld hebben versterkt. Ook zonder radio en tv was het zover gekomen, vrees ik, maar deze media hebben het proces wel in hoge mate bevorderd. Soms vraag ik me wel eens af, wat internet met je kan doen, als je het contact met de werkelijkheid langzaam kwijtraakt. Hoe gaat je waanwereld zich dan vermengen met de virtuele wereld, waarin je op internet zomaar kunt wegdrijven? Feiten kunnen op internet net zo goed fictie zijn zonder dat iemand het controleert. Zo ontstaan in no time de meest bizarre complottheorieën die zich als een olievlek verspreiden over het net. Het is eigenlijk wonderbaarlijk, dat er zo weinig ongelukken gebeuren met mensen die psychotisch worden als ze achter de computer zitten.
Hoe dan ook, ik ben nog altijd evenzeer gefascineerd door de spirituele hermeneutiek van Swedenborg als door de betekenisvolle coïncidenties van het leven die Jung geprobeerd heeft te verklaren. We dromen ervan om steeds meer één te worden met het eindeloze lichaam van de wereld. Niet ons verlangen staat voorop, maar een onnavolgbaar moment buiten het verlangen. Er lopen vreemde dwarsverbanden tussen de extase van de ruimtevaarder die zich zwevend buiten de capsule begeeft en de schuchtere debutant op een kinky seksorgie, waar alle remmen van de drift ontgrendeld worden. Er bestaat een lichaamloze verrukking in de diepste spelonken van het lichaam zelf, die even etherisch is als de explosies in ver verwijderde sterrennevels. Aan de uiterste grenzen van het heelal liggen de scenario’s voor een individuele regressie naar paradijselijke cellulaire werelden. Naar de oceaan van het Ene.
Alleen ‘De liefde’ ontsnapt aan ‘the dream of life’. De liefde is eeuwig en tijdloos tegelijk. Maar als het leven een droom is, dan is God dat misschien ook, zo luidt onontkoombaar de conclusie. ‘Homo bulla’ kan ook ‘Deus bulla’ zijn. Als het leven als een zeepbel uiteenspat in de dood, dan is God uiteindelijk slechts de laatste illusie die open spat. ‘Doodsangst’ zo schreef Schopenhauer, ‘vindt zijn wortels rechtstreeks in de Wil. Zoals we het leven worden binnengelokt door de volkomen illusoire drift van de lustbevrediging, zo worden we erin vastgehouden door de stellig even illusoire vrees voor de dood.’ Niet alleen het beeld van God is een illusie – zoals ook het leven zelf dat is – maar ook de vrees voor de dood is illusoir.
Als ik niets te vrezen heb in het leven, waarin verschilt het leven dan nog van de dood?. Rouwend om de dood van zijn vriend, grijpt Shelley zich vast aan een oude gedachte: ‘Vrede, vrede! Hij is niet dood, hij slaapt niet. Hij is ontwaakt uit de droom die leven heet.’
‘Peace, peace! he is not dead, he doth not sleep, He hath awaken’d from the dream of life’