Een schandaal in Leeuwarden
Johanneke Liemburg en Dolph Kessler, Waalse kerk, Leeuwarden, 18-9-1987
V.l.n.r.: Pieter de Vries, Cees Boschma, Johanneke Liemburg, Dolph Kessler, en Michaël Zeeman
body language
Discussieleider Michaël Zeeman
Discussie na afloop met onder meer de heer Van der Kleij (cultuurambtenaar Provincie), Hendrik ten Hoeve en Johan Lighthart.
Ooit kreeg ik van Dolph Kessler een bijzondere video van een historische gebeurtenis. Bovenstaande foto’s zijn stills uit die video. Om uit te leggen waar het over gaat, is even een aanloop nodig. Een van de meest roemrijke episoden in de naoorlogse geschiedenis van Friesland waren de jaren dat Johanneke Liemburg gedeputeerde was van cultuur (1987-1994). Meteen na haar aantreden lanceerde Liemburg het plan voor een nieuw museum voor moderne kunst in de notitie ‘Skets foar in nij museumbelied.’ Dat plan maakte heel wat discussien los ,want het museum moest in Leeuwarden komen te staan. De gemeente Leeuwarden moest dan ook meebetalen. Vijf ton zo had Liemburg berekend. De gemeente liet al snel weten niet meer dan 50.000 gulden over te hebben voor dit luchtkasteel van Liemburg. De timing van haar plan was vanuit de gemeentelijke optiek ook allerminst gelukkig. Leeuwarden had in die tijd een groot probleem met het Princessehof dat zijn status als rijksmuseum dreigde te verliezen. Een plan voor een nieuw museum in de stad deed in Den Haag bij heel wat mensen de wenkbrauwen fronsen. Daarnaast had Leeuwarden in die tijd te kampen met tekorten en moest zwaar bezuinigen. Bovendien wilde men prioriteit geven aan de nieuwbouw van De Harmonie die destijds in bouwvallige staat verkeerde.
Kortom, het museumplan van Liemburg zou alleen kunnen slagen als ze op uiterst diplomatieke wijze alle neuzen in dezelfde richting zou weten te krijgen. Om te beginnen de neus van de cultuurwethouder van Leeuwarden, Dolph Kessler, nota bene een partijgenoot. Kat in ‘t bakkie, zou je denken. Mooi niet dus. Op vrijdagavond 18 september 1987 organiseerde de stichting De Galerie een debat over de museumkwestie in de Waalse kerk in Leeuwarden. Die avond staat me nog haarscherp voor de geest. Vooraf en in de pauze werd muziek van Philpp Glass ten gehore gebracht. Dat was erg in in die tijd. Michaël Zeeman leidde de discussie. Niet alleen Frou Liemburg en Dolph Kessler waren present, maar ook Cees Boschma, directeur van het Fries Museum. en Pieter de Vries van de stichting De Galerie, voerde het woord. Het debat tussen Liemburg en Kessler liep volledig uit de hand. In plaats van diplomatiek te opereren begon Liemburg Kessler te beschuldigen en zelfs openlijk te schofferen. ‘Het is een schandaal dat er nooit iets in Leeuwarden gebeurt’ riep ze. Die woorden stonden de volgende dag ook met koeienletters in de Leeuwarder Courant.
In een vlammend betoog ging Pieter de Vries tekeer tegen een passage in de museumnotitie, waarin werd aangegeven dat de collectie van het nieuwe museum een registratie zou moeten worden van wat ‘Fryslân yn de eagen fan de byldzjende keunstner typearret’:
‘Want wat moet een kunstenaar doen als van hem wordt verwacht datgene wat Friesland typeert in een kunstwerk weer te geven? Moet hij zich aan het weergeven van met paar strijdende skûtsjes zetten? Of stoere elfstedenrijders gaan portretteren? Of beelden gaan hakken met een ranke stok over breed water scherende fierljeppers? Misschien worden we dan helemaal overspoeld met handenklappende veekooplieden, fors ogende paarden en koeien, Mata Hari’s, Grutte Pieren en Weeuwkes van Stavoren (..) Bij het lezen van al deze woorden dacht ik natuurlijk meteen na over de weergave van dat typisch Friese bij de bekende kunstenaars. Wie welk en wie niet? Harmen Abma niet, Catrienus Spinder niet, Hans Selie wel, Gerlof Hamersma niet, Henk de Vries wel, Willem van Althuis wel, Win Bors helemaal niet. Suus Boschma Berkhout natuurljk. Ton Bouchier kom nou. Abe Gerlsma driewerf ja. Henk van Gerner nooit een keer, Klaas Koopmans ja wel, Anke Kuypers tsja, Fred Landsman mmm. Jean le Noble, de naam alleen al. Nou ja, zo zou je nog een tijdje door kunnen gaan. Ids Willemsma vormt niet zo’n groot probleem, want ondanks zijn als universeel te bestempelen uitdrukkingswijze maakte hij enkele jaren geleden tijdens het Friese containerproject gebruik van materiaal dat typerend voor Friesland dat zeer typerend voor Friesland genoemd kan worden, namelijk stront.’
Met deze hilarische tirade, door die de gedeputeerde ter plekke als ‘een riedel’ werd bestempeld, kreeg Pieter de Vries bij het ruimschoots toegestroomde publiek in de Waalse kerk de lachers op zijn hand. Het probleem was in als zijn helderheid verwoord. Het criterium dat het moest gaan om wat Friesland in de ogen van beeldend kunstenaars typeert was een wangedrocht, dat ook na die gedenkwaardige avond nooit meer in enig beleidsstuk is genoemd. De spreker had de vinger op de zere plek gelegd en een problematiek aangeroerd die nog jaren het discours over kunst in Friesland – of ‘Friese kunst’ – zou gaan bepalen. Ik zat op de eerste bank op die gedenkwaardig avond in september 1987. Twintig jaar later, toen ik mijn boek De kleur van Friesland schreef, heb ik deze woorden nog geciteerd.