Bijna even sterk als de oceaan

De Willem Ruys was een groot Nederlands passagierschip. In 1953 kwam het in de Rode Zee in aanvaring met de Oranje, maar de schade bleef beperkt tot een beschadigde boeg. In 1965 werd het schip omgedoopt tot de Achille Lauro. Het werd in 1985 door Palestijnen gekaapt. Ik kan me dat nog herinneren. Volgens mij hebben ze toen nog een invalide Amerikaan overboord gekieperd. Zoals het zo vaak gaat, als er iets mis gaat met een schip, dan blijft het ook misgaan. In 1994 brak er brand uit aan boord voor de kust van Somalië. Het schip maakte slagzij en zonk. De meeste opvarenden konden het schip verlaten, maar voor vier slachtoffers was de ramp fataal. Willem Ruys, een rampschip… De naam verschilt nauwelijks van Willem Ruis, de bekende tv-presentator en showmaster. Ook met hem liep het niet goed af. Hij overleed plotseling, midden in de zomer, op 4 augustus 1986. Ook dat kan ik me nog goed herinneren. In het Mediapark in Hilversum is onlangs nog een straat naar hem vernoemd: de Willem Ruisweg. Als die maar niet dood loopt….

Zondagmiddag. Radio aan. Ik luister naar ‘Langs de lijn’ met Koos Postema en Willem Ruis. Altijd weer keert die ene plaat terug: Le France. Niet ‘la’, maar ‘le’. Het gaat immers niet over Frankrijk, maar over een schip dat France heet en uit de vaart is genomen. De grootste oceaanstomer ter wereld, nog groter dan de Queen Mary en de Queen Elizabeth. Hij is verkocht in 1975. Frankrijk heeft dit nationaal icoon niet meer nodig om trots op zich zelf zijn. Het tijdperk van de grote rederijen is voorbij. Dit gigantische schip dat miljoenen mensen de oceaan heeft over gezet, duizenden verliefden heeft gedragen over de golven, ligt nu werkloos aan en kade van Le Havre. Ooit keerde hij zijn kont naar Saint Nazaire, het Bretonse land waar hij geboren was. Straks zal het roemloos eindigen als een cruiseschip aan een kust van Californië. ‘Noem mij nooit meer France! Frankrijk heeft mij laten vallen.’

Het is een prachtig chanson dat gezongen wordt op een wijze zoals alleen een Franse zanger dat kan. Het was ook het favoriete chanson van Willem Ruis. Elke uitzending kwam Le France wel een keer voorbij varen. Dan voelde ik weer even met hem mee. De gekoesterde miskenning die opzwol tot een crescendo van zwijmelende hoogmoedswaan. .’..J’étais un géant, j’étais presque, presqu’aussi fort gue l’ocean..’ ‘Ik was een reus, bijna, bijna even sterk als de oceaan’. Een schip dat over zich zelf zingt. Absurder kan het niet. Het is kitsch, maar prachtige kitsch. Iedereen die het hoort wordt er even door geraakt. Iedereen voelt zich deep down ook wel ergens in miskend. Een gigant die nog eenmaal zijn zwanenzang zingt. Noem mij nooit meer France. ‘La France, elle m’a laissé tomber..’

Ik heb jaren naar dit chanson gezocht. Nergens kon ik het vinden. ik zocht op La France, dat was het enige wat ik had, want de naam van de zanger was ik kwijt. Lang heb ik gedacht dat het Joe Dassin was. Zo’n typische jaren zeventig chansonnier. Vol pathos en nostalgie in de nadagen van het genre. Want ook Franse chanson ging tenonder in dit lied. Maar waar ik ook zocht – in tweedehands platenzaken en stalletjes op de markt – geen Le France van Joe Dassin. Op de radio wordt dit chanson ook nauwelijks meer gedraaid. Een paar jaar geleden hoorde ik het opeens. Ik zat in een café in Earnewâld, ‘Vischlust’ geheten, tegenover het kerkje aldaar. Bruin interieur met allerlei muziekinstrumenten en ander koper aan muren en plafond. Opeens vulde de ruimte zich met bekende klanken: ‘….Ne m’appellez plus jamais France. La France elle m’a laissé tomber…. ‘ Ik luisterde verstijfd, vol verwachting naar de afkondiging om de naam van de zanger te horen. Maar de muziek brak af voor STER-reclame en nieuwsberichten.

In de zomer van 2002 – in de maand augustus nota bene – werd ik zelf plotseling ziek. Ik belandde in het ziekenhuis, en wie lag daar naast me op zaal? U raadt het al… Nee, het was niet Willem Ruis. Ik lag naast de eigenaar van Restaurant Vischlust in Earnewoude. Maar ik dwaal af. Dit heeft niets meer met dat mooie chanson te maken, dat ik maar niet terug kon vinden. Ook dit verhaal dreigt dood te lopen. Toch niet. Onlangs is het wonder alsnog geschied. Op de vrijdagmarkt graaide ik een bak lp’s met Franse chansons en stuitte ik opeens op een hoes met een naam die ik vaag herkende: Michel Sardou. Ik draaide hem om en wist het zeker. Op zijde B, eerste nummer: Le France. 3:59. Ik kocht de plaat voor het luttele bedrag van twee euro en ben naar huis gerend om hem te draaien. Dit is het dan. Het allerlaatste Franse chanson, eindelijk terug van weggeweest. Noem mij nooit meer Frankrijk. Frankrijk heeft me laten vallen. Het is het ultieme gevoel van miskenning dat iedereen wel eens heeft en waarin je schaamteloos kunt wegdrijven, terwijl je ziel zijn wonden likt en je ego opzwelt naar een megalomane staat van welbehagen.