‘Als dit universum in zijn miljoenvoudige orde en precisie het resultaat van een blind toeval zou zijn, dan is dat net zo geloofwaardig als wanneer een drukkerij explodeert en alle druklettertjes weer op de grond terecht komen in de voltooide en foutloze vorm van het woordenboek.’
Aldus Albert Einstein, niet de eerste de beste dus. Als hij zoiets zegt, dan zal het wel waar zijn, denk je dan. Toch hebben deze woorden mij nooit echt overtuigd. Einstein mag dan geniaal zijn geweest, hij was ook behept met zijn eigen denkbarrières. Einstein was een Jood die in Jaweh geloofde of in de Tsimtsoem. De schepping was voor hem misschien wel het product van de afwezigheid van God. De verborgen God die zich terugtrekt, zodat in het ontstane vacuüm de materiële wereld kon ontstaan. Hoe dan ook, de schepping was in Einsteins optiek een rationele noodzakelijkheid. Maar is dat wel zo? Stel dat dit heelal al talloze keren eerder is geëxplodeerd.
Of beter gezegd: stel dat er al talloze ‘mislukte’ heelallen hiervoor geëxplodeerd zijn, heelallen die in chaos uiteenvielen. Telkens weer was er sprake van een vuurwerk van gigantische gasexplosies die ook telkens weer ontaardden in een chaos… en uiteindelijk in de hittedood. Totdat op een gegeven moment – dat wil zeggen: het eerste moment van dit specifieke universum, waar wij deel van uitmaken, de knal eindelijk goed raak was.
God dobbelt niet, maar hij heeft wel alle tijd van de wereld. Sterker nog, hij houdt zich waarschijnlijk ergens op buiten de tijd en buiten de ruimte. Overal en nergens dus. Welnu, wat wil je dan nog meer? Om de juiste cijfercode voor de ontsteking te vinden was het gewoon zaak om steeds weer door te gaan. De ene oerknal na de andere… Alsof een grammofoonplaat blijft hangen in een groef met het woord: ‘continuons… continuons…continuons…’. Dit heelal is misschien wel ontstaan uit het eindeloze geklooi van een domme, maar wel zeer vasthoudende God. ’We zullen doorgaan!’ moet hij altijd al gedacht hebben, ook toen hij nog alle tijd van de wereld had en intens genoot van zijn eigen eindeloze reeks van oerknallen. Big Bang… en weer terug, ad infinitum.
Het gedachte-experiment van Einstein over de ontplofte drukkerij heeft meerdere varianten, zoals bijvoorbeeld het experiment van Borèl, waarbij je een aap op een oneindig aantal typemachines in het wilde weg teksten laat typen, net zo lang dat er het complete werk van Shakespeare uit de voorschijn komt. Wim T. Schippers heeft ooit een briefje uit een typemachine in de Bijenkorf weggehaald, waarop door de verkoper bij wijze van proef at random regels waren getypt. Die tekst heeft hij gepubliceerd als een readymade-gedicht. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat ook een tekst zonder enige bewuste ordening tot een kunstwerk kan worden verheven. Tenminste, zodra een kunstenaar dat wil. Een kunstenaar is een God in het diepst van zijn eigen gedachten. Elke gedachte die zijn brein verlaat kan tot kunst of misschien zelfs ooit zelfs tot oerknal worden verheven.
Waarom zou het resultaat van een geëxplodeerde drukkerij niet op vergelijkbare wijze tot een ‘schepping’ kunnen worden verheven, zodra de Schepper dat wil? Zoals het ontstaan van een kunstwerk louter een kwestie is van de wil van de kunstenaar, zo is een geordende schepping afhankelijk van de wil van God. Orde is orde, zodra het als zodanig wordt herkend. ‘RANG is alleen RANG als er RANG op staat.’ Voor orde is altijd meer nodig dan de dingen die een ordening maken. Een geëxplodeerde drukkerij, waarbij alle lettertjes op de grond terechtkomen in de foutloze ordening van een woordenboek, is pas een schepping als de Schepper in het wonderlijke patroon op de vloer ook daadwerkelijk de tekst van een woordenboek herkent. Als niemand die wonderlijke ordening ziet, dan valt de boel weer uit elkaar en verdwijnt alles uiteindelijk in het niets.
Ook als er geen Schepper is geweest, is het nodig dat de schepping zichzelf als zodanig herkent. Een schepping, die zich niet ’terugvouwt’ om in zichzelf een universum te herkennen, kan nooit een schepping zijn. In de neoplatonische filosofie was daar een mooi woord voor. Men noemde het de ’toewending’: de epistrophè. De ontplofte drukkerij moest zich naar zichzelf ’toewenden’ om zichzelf te kunnen zien. Alleen maar een ontploffing is niks. Dan weet immers niemand dat er ooit een drukkerij is geweest. Dan is er geen drama, geen ontzetting, geen huivering, nee, dan is er zelfs geen schepping. God heeft ramptoeristen nodig om de kosmische kalimiteit in ogenschouw te nemen. Anders zou het universum niet kunnen bestaan. Bij Plotinus komt die gedachte in zijn meest kernachtige formulering naar voren. Zo schrijft bij in zijn Enneaden het volgende:
‘Want terwijl het Ene zelf voltooid is – want het zoekt niets en heeft niets nodig – vloeide het als het ware over en maakte zijn meer dan vol zijn anders; en dat ontstane wendde zich er naar toe en werd er vervuld van en ontstond door ernaar te kijken: en dat is de geest. En het is de stilstand, op het Ene gericht, van het zijnde, die het zijnde maakte en het is het schouwen ervan dat de geest maakt. En omdat het zijnde stil hield om het Ene te zien, ontstaan geest en het zijnde tegelijk.’
Zo zit dat dus. De geëxplodeerde drukkerij is zichzelf gaan zien en zo gaan ontdekken dat het misschien ooit een drukkerij is geweest. Misschien is de huidige staat van het universum een instabiele overgangsfase tussen chaos en orde, omdat de ordening nog niet in zijn volledigheid door het universum zelf herkend kan worden. Dat universum zit gevangen in een kettingreactie van explosies. Die kettingreactie is niets meer en niets minder dan het bewustwordingsproces van een bewusteloze God die zich schuil houdt in de materie. De tekst, die op de vloer ligt, is nog in staat van wording. Nog niet alle druklettertjes hebben zich aaneengeregen tot woorden, laat staan tot hele zinnen. Er staan allerlei wonderlijke regels te lezen, alsof iemand zo maar op een schrijfmachine heeft zitten rammen. Of erger nog, alsof iemand – zoals ik – elke ochtend een blog op zijn beeldscherm tikt en vervolgens op het knopje rechtsboven drukt: Publiceren.
Alles is herinnering en elke herinnering is heimwee. Het verwerven van kennis is misschien niets anders dan een vorm van herinnering die altijd wat traag op gang komt. De ’theorie over alles’, waar wetenschappers zo naarstig naar zoeken, is geen substituut voor de Schepper, maar verwijst slechts naar die ene specifieke – uit oogpunt van noodzakelijkheid zeer onwaarschijnlijke – wijze, waarop de drukkerij ooit voor het eerst is ontploft, omdat de grondeloze God in zijn oneindige domheid bij zichzelf dacht: ‘We zullen doorgaan, we zullen doorgaan, we zullen doorgaan…’ en uiteindelijk op het knopje rechtsboven drukte: Publiceren.
Die gedachte was voor mij de aanleiding om de draad weer op te pakken en dit blog te schrijven. Ik heb alles weggegooid wat ik gisteren had geschreven. Alles. Mijn beeldscherm was weer helemaal leeg. Toch bleef het gevoel bestaan dat er iets niet klopt. Dat gevoel heb ik al heel lang. Er is iets raars om me heen wat de gedachte in leven houdt dat alles ooit weer goed komt. Niet dat daar enige reden toe is. Integendeel. Want laten we wel wezen, het is een puinbak. We hebben er een grote rotzooi van gemaakt. Zeg nou zelf…
En toch … We zullen doorgaan.. Daar gaat ie: Publiceren!