We schrijven juni 1959. De vijfde klas van de Peetersschool ging op de foto. Op de tweede rij helemaal links zit ik. Je kunt zien dat ik nodig naar de kapper moest. Mijn bril kwam pas twee jaar later. De foto is genomen op het schoolplein van de Nicolaes Maes-school, want daar had de Peetersschool dat jaar een extra klaslokaal gehuurd. Op de achtergrond – achter de schutting – liggen de huizen die grenzen aan De Lairessestraat. Helemaal rechts – hoek De Lairessestraat- Jacob Obrechtstraat – is het gebouw, waarin enige jaren geleden De Mondriaan Stichting was gevestigd.
Je kon daar uit het raam aan de achterzijde uitkijken op het schoolgebouw, waar ik als kind een jaar lang in de bankjes heb gezeten. Je moest in de Nicolaas Maesstraat door een tunneltje naar binnen en dan kwam je op een groot binnenterrein, waar een vierkant gebouw stond dat nog ontworpen was door De Klerk, de beroemde architect van de Amsterdamse School. Een paar jaar geleden hebben ze het afgebroken. De deelraad Oud Zuid was aanvankelijk voor restauratie, maar ging uiteindelijk overstag toen bleek dat er in Brussel een dikke subsidie klaar lag voor nieuwbouw. Schande, die afbraak sneed door mijn ziel.
Onlangs liep ik weer even rond in deze buurt, waar ik ooit op school ging. Oud Zuid was toen nog gewoon Amsterdam Zuid. Ik word daar altijd overvallen door een tweeslachtig gevoel. Aan de ene kant, een schok van herkenning. Alles ziet er nog precies zo uit als vroeger. De huizen zitten goed in de verf. Er is niets gesloopt, behalve die school dan. Ik waande me even de jongen die ik was en die hier zijn vriendjes had. Maar als je goed kijkt klopt dat beeld niet meer. Voor de deuren staan een soort veredelde bakfietsen waarin kleine kinderen naar school worden gebracht. Ze zitten met dikke kabelsloten vast aan koperen regenpijpen. Op elke hoek van de straat is een dure speciaalzaak of een Grand Café. Een Filipijns meisje staat de ramen te wassen.
Mensen hebben het hier goed. Oud Zuid is een van de meest welvarende buurten van Nederland. Op een gegeven moment liep ik achter een blonde vrouw van een jaar of vijfendertig. Ze was al lopend mobiel aan het telefoneren. Een man fietste langs die ook telefoneerde, maar kennelijk met iemand anders. Ik kon het niet laten om te luisteren waar het gesprek over ging, dat zich voor mij ontspon. Het ging over aandelen en beleggen. Er was geen dividend uitgekeerd door een bedrijf dat een nevenvestiging had op Curaçao. ‘Schande al dat snelle geld’, hoorde ik haar nog roepen, toen ze de hoek om ging.
Opeens begreep ik dat dit een wereld was die volledig aan mij voorbij ging. Ik heb nooit verstand van geld gehad en dat wil ik niet hebben ook. Ik ben daar niet trots op of zo. Het is gewoon een structureel onvermogen. Ik mis de genen die kunnen rekenen. Er zijn mensen die altijd rekenen, zelfs als ze op straat lopen te telefoneren. Ik ben bang dat heel veel mensen die nu in Oud Zuid wonen heel goed kunnen rekenen. Ieder zijn ding, denk ik dan maar. Je kunt niet alles hebben in het leven.
Lopend door de Roelof Hartstraat zag ik dat de straat was opgebroken. De bibliotheek op het Roelof Hartplein, waar als ik als kind altijd mijn boeken leende, als ik terug fietste naar huis, was open. Ik kon het niet laten om even naar binnen te gaan. Niets veranderd zo te zien. Alleen het toilet was op slot. Er hing een briefje op de deur. De sleutel was bij de balie op te halen, maar tegelijk werd de gebruikers dringend gemaand de boel toch vooral netjes achter te laten. Vorige week was het weer een verschrikkelijke puinbak geweest, zo stond er letterlijk te lezen.
Buiten reed een mevrouw weg op zo’n rare luxe bakfiets. Een stapeltje boeken lag op de plek waar anders haar kind zat. Ik liep door naar de Beethovenstraat en wederom stond ik op de brug bij de Reijnier Vinkeleskade, waar ooit een jongetje zat vastgevroren met zijn tong aan de leuning. Ik keek om en zag ‘Fons Vitae’, de ‘bron des levens’. De lucht was grijs en hoog boven mij hoorde ik meeuwen krijsen. Ojee, zo dacht ik bij mij zelf. Daar is het weer. Een gevoel van melancholie nam stilaan bezit van mij. Oud Zuid. Alles is er nog. Maar er is ook iets voorgoed verdwenen, al zou ik bij God niet weten wat dat mag zijn. Oud Zuid bestaat niet meer.