Leven in dezelfde wereld

Barcelona vanuit de lucht, 25 juni 2021 (foto: Jurriaan Mous)
Barcelona vanuit de lucht, 26 juni 2015 (foto: Jurriaan Mous)

L’histoire se répète. Twee bijna identieke foto’s van Barcelona, vanuit de lucht genomen door mijn zoon Jurriaan. Alleen… er zit zes jaar tussen. De wereld is zes jaar ouder inmiddels en er is heel wat gebeurd in het leven. In ieders leven, neem ik aan. De tiid hâldt gjin skoft, zeggen de Friezen. We leven nog steeds in dezelfde wereld. Alles staat nog op zijn plaats, zelfs in Barcelona.

Maar is dat wel zo?

Ik las laatst een artikel over parallelle werelden. Dat is een theorie die in 1957 is opgesteld door Hugh Everrett om een lastig probleem binnen de kwantummechanica op te kunnen lossen. De kwantummechanica beschrijft niet de waarneembare kenmerken van een systeem, maar een algemene toestand die de verzameling is van alle mogelijke toestanden volgens een zekere waarschijnlijkheidsverdeling. Bij de waarneming stellen wij één van die toestanden vast. Maar wat gebeurt er met al die andere toestanden? Bij de selectie van die ene toestand – die wij als werkelijkheid ervaren – is sprake van een zekere willekeur waarvan alleen de waarschijnlijkheid voorspelbaar is. Tenzij natuurlijk alle andere toestanden ook daadwerkelijk tot stand komen. Of anders gezegd, tenzij de wereld bij elke waarneming zich splitst in talloze parallelle werelden die naast elkaar blijven voortbestaan.

Dat is een absurde gedachte, maar Hugh Everett ging er vanuit dat die gedachte in feite precies beschrijft wat er gebeurt. De waarnemer bevindt zich slechts in één van die werelden en stelt voortdurend de toestand vast die daarin gerealiseerd is. Om een voorbeeld te noemen. Stel dat de waarnemer als een wandelaar over een maagdelijke wit sneeuwtapijt loopt. Uit alle mogelijke voetafdrukken kiest hij er telkens één door een stap vooruit te zetten. Maar op het moment dat de wandelaar in de sneeuw daadwerkelijk een stap vooruitzet, worden telkens alle sporen in de sneeuw gerealiseerd die mogelijk zijn. In feite stapt de wandelaar voordurend in één van zijn voetafdrukken die hij nog als spoor in de sneeuw moet achterlaten. Maar de wandelaar ziet alleen dat ene spoor dat hij achterlaat en niet alle mogelijke sporen die hij in feite tegelijk creëert.

Hoe absurd deze theorie ook mag klinken, hij vindt steeds meer aanhang onder hedendaagse natuurkundigen. Er is immers nog een ander lastig probleem dat door deze theorie een verklaring kan vinden. Onze natuurwetten kennen een aantal gegeven constanten (bijvoorbeeld: de constante van Planck, de lichtsnelheid, de elektrische lading van het elektron etc). Zonder die constanten zouden onze natuurwetten niet kunnen bestaan. De vraag die nog altijd niet beantwoord is luidt als volgt: hoe komt het dat de constanten in de natuur precies die waarden hebben die we nodig hebben voor ons bestaan in dit universum. Anders gezegd, waarom gelden de natuurwetten zoals wij die kennen. Het lijkt erop dat het antwoord luidt: opdat wij als mensen kunnen bestaan. Het kan haast geen toeval zijn dat juist deze constanten gelden en geen andere. Of het moet zo zijn dat iemand dat vooraf op heel intelligente wijze zo bedacht heeft.

Kortom: zijn de natuurwetten toevallig zo ontstaan of vinden zij hun oorzaak in een intelligent ontwerp dat aan het universum ten grondslag ligt? Dit probleem hangt samen met een principe dat ook wel het ‘antropisch principe’ wordt genoemd. Wat we kunnen verwachten waar te nemen wordt beperkt door de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor onze aanwezigheid als waarnemers. Dat is een soort cirkelredenering die iets ongemakkelijks heeft. Absurd toeval of doelbewust ontwerp? Hoe kun je aan dit dilemma ontsnappen? Eigenlijk maar op één manier. Het zou immers ook zo kunnen zijn, dat er geen sprake is van toeval en ook niet van een doelbewust ontwerp. In dat geval moeten er ooit ontelbare heelallen tegelijk zijn ontstaan waarin alle mogelijke waarden van de natuurconstanten gerealiseerd zijn. Wij leven dan precies in het juiste heelal met de juiste natuurconstanten. Kortom, deze wereld is slechts één van de zeer vele mogelijkheden en bestaat naast talloze andere parallelle werelden.

Op het moment dat ieder van de twee bovenstaande foto’s werd genomen splitste de wereld zich in talloze mogelijke opties, waarin ik zou voortleven in evenzoveel parallelle werelden. Meer ik leef nog steeds in dezelfde wereld, hoewel ik zes jaar geleden ook al in talloze andere werelden ben beland. Sterker nog door deze twee foto’s vandaag op mijn blog te plaatsen zal telkens als iemand – waar ook ter wereld – mijn site aanklikt, opnieuw een nieuwe parallelle wereld ontstaan, waarin ik voortleef. En toch blijf ik leven in de dezelfde wereld.

Maar deze foto’s zijn van nu af aan druk bezig zich te vermenigvuldigen in een eindeloze reeks van universa. Als we er vanuit zouden gaan, dat alle exemplaren van deze verzameling universa op hun beurt weer één universum voorstellen, dat op zijn beurt – op een op andere manier – ergens een patroon nalaat, dan kunnen wij nagaan welk een verweving van voorstellingen en welke dwarsverbindingen er tussen de onderscheiden universa in de reeksen van beelden te maken zijn. Verbazing bevangt mij hierover. Verbijstering grijpt mij aan.