Herinneringen aan 1960

Mijn plakboek van de Olympische Spelen in Rome in 1960. Op de foto: Wilma Rudolph met de Italiaanse atleet Berutti.

Het was een raar jaar 1960. Rudy Carrell zong ‘Wat een geluk dat ik een stukje van de wereld ben’ op het Eurovisiesongfestival. Chubby Checker maakte de wereld gek met een nieuwe dans, de twist, en ging er daarna met de Hollandse Miss World Rina Lodders vandoor. De Olympische Spelen werden die zomer in Rome gehouden, waar Abebe Bikila uit Ethiopië op blote voeten de marathon won en Wilma Rudolph als een adembenemende, zwarte gazelle naar drie gouden medailles draafde. Een paar maanden later zou John F. Kennedy tot president van Amerika worden gekozen. De Koude Oorlog was kouder dan ooit. De Russen schoten een Amerikaans spionagevliegtuig uit de lucht, maar de wereld draaide gewoon door. Wat heet, What a wonderful world van Sam Cook werd een wereldhit in de zomer van 1960.

Deze foto van mijzelf is uit 1960. Hij is gemaakt in de Beijenkorf in Amsterdam. Oorspronkelijk maakte hij deel uit van een reeks van 24 pasfoto’s die samen op één vel papier waren afgedrukt. Elke foto had een andere gelaatsuitdrukking en op elke foto keek ik een andere kant uit. Ik kan me nog herinneren dat ik vlak voor de fotosessie naar de kapper was geweest. Zelf was ik helemaal niet tevreden over het resultaat.

Ik vond mijn haar veel te netjes zitten. Het was nog nat van de spuit. Dat was zo’n zilveren bol met een sproeier erop en een slang met rode rubberen bal waar je in kon knijpen. In dat jaar 1960 kwam ik van de lagere school. Ik kan me nog herinneren dat ik geen toets hoefde te doen, want ik had vier achten voor taal, rekenen, geschiedenis en aardrijkskunde. Dus kon ik meteen naar het IG. De grote wereld van Grieks en Latijn, wiskunde en wetenschap.

Op 2 juli 1960 overleed Beppe. Ze was toen 87. Ook die dag kan ik me nog goed herinneren. Er kwam ’s ochtends vroeg telefoon uit Friesland. Mijn vader stond nog in zijn borstrok. Hij was enigszins ontdaan toen hij de telefoon weer op de haak legde. Mijn moeder troostte hem. We zijn nog samen naar de begrafenis geweest, met de boot van Enkhuizen naar Stavoren, zoals mijn vader en ik wel meer hadden gedaan. Mijn moeder bleef thuis voor de kinderen. Daar hoorde ik nu even niet bij. Als stamhouder diende ik immers aanwezig te zijn bij deze voorname gebeurtenis, ook al was ik pas twaalf jaar oud. Toen we aankwamen in Bakhuizen, lag Beppe nog in de voorkamer opgebaard in de kist, met de oorijzers nog op. De gouden helm, noemden wij dat. Ik neem aan dat ze daarmee niet het graf in is gegaan, maar je weet het maar nooit.

Het werd een lange, mooie zomer. Ik ging in die tijd ook veel naar het honkballen kijken. Die sport was toen heel populair in de Watergraafsmeer sinds de Europese kampioenschappen twee jaar daarvoor op het terrein van OVVO op de sportvelden bij de Kruislaan. Ook ging ik wel eens naar een honkbalwedstrijd naast het Ajaxstadion. De naam van de club die daar speelde ben ik vergeten. GAHVV of zoiets. Ik weet nog dat ik daar was op een mooie zonnige middag, toen ik op een transistorradio hoorde dat Ajax in een beslissingswedstrijd om het kampioenschap van Nederland met 5-1 van Feijenoord had gewonnen.

In woonde destijds in de Johannes van der Waalsstraat, waar je in de verte de doelpunten in het Ajax-stadion kon horen. Deze straat markeerde de rand van de Amsterdamse bebouwing, maar eind jaren vijftig  werd het weiland tussen de deze straat en Kruislaan volgebouwd met flatwoningen. In die tijd heb ik als jongen in één grote bouwplaats kunnen spelen, tussen achtergelaten betonmolens, kuipen met ongebluste kalk, opgestapelde kozijnen en bakstenen. En niet te vergeten, asbest, want daar werd toen niet zuinig mee omgesprongen. Het geluid van de heimachines dreunt nog altijd na in mijn kop: kaboem…kaboem…kaboem… het geluid van de wederopbouw.

Een stuk opgespoten land bleef nog een tijd lang onbebouwd. Daar voetbalden we altijd met jongens uit de buurt. Soms deed Joop de Kubber mee. Die speelde als prof bij FC. Amsterdam en later bij DWS. In maart 1953 had hij nog meegespeeld in de beroemde benefietwedstrijd in Parijs voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland. Die prestatie gaf hem voor ons het aureool van een echte held. Later kwam ook nog Henk Groot van Ajax tegenover ons wonen, maar die voetbalde nooit mee in de buurt. Het zou me niet verbazen als zijn trainer Rinus Michels hem dat ook uitdrukkelijk verboden had.

Ik heb het voorrecht dat ik de grote Nederlandse voetballers uit de jaren vijftig nog live heb mogen zien spelen: Abe Lenstra, Faas Wilkes, Jan Klaassens, Kees Rijvers, Coen Dillen, Pietje van der Kuil, Cor van der Hart, Frans de Munck, Piet Kraak, Jan Notermans…. En niet te vergeten: Wim Bleijenberg, die in 2016 overleed, 85 jaar oud, nota bene in het verpleeghuis van Huissen, waar in 1989 ook mijn tante Door is overleden. Een paar weken geleden reed ik er nog langs op de fiets. 

Het was een beslissingswedstrijd om de landstitel die gespeeld werd in het Olympisch stadion. Dat was 26 mei 1960. Wim Bleijenberg werd de held van de middag. Hij verkeerde al in zijn nadagen. Het hele seizoen was hij verbannen geweest naar het tweede elftal, maar nog één keer mocht hij meedoen. Hij scoorde een hattrick jn die legendarische beslissingswedstrijd in 1960, zodat Ajax voor de tiende keer landskampioen werd. Gisteren ben ik nog even in mijn oude plakboeken gaan zoeken naar de elftalfoto van Ajax uit 1960 die genomen werd voorafgaande aan die roemruchte beslissingswedstrijd.

Kennedylaan scan20001

Op de foto staand (v.l.n.r) Van Mourik, Andriessen, Hoogerman (die vervangen werd door Pieters Graafland), Schaaphok, Muller en Smit. Zittend (v.l.n.r.) Swart, Henk Groot, Bleijenberg, Prins, en Feldmann. De trainer van het kampioenselftal was Vick Buckingham. Hij zou vier jaar later worden opgevolgd door Rinus Michels, die in 1960 al twee jaar met voetballen was gestopt.

Na 1960 is het voetballen bij mij een beetje in het slob geraakt. Maar in mijn studententijd pakte ik het weer op, niet alleen in de zaal, maar ook op het veld. Daarna was het afgelopen met het voetballen, maar ook met Amsterdam. Van mij schijnt te worden beweerd dat ik op een goeie dag zomaar naar het noorden ben vertrokken. Of – om met Nescio te spreken: ‘Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.’

Het Oorlogsmonument op het terrein van J.O.S. (Bron:  Vrienden van de Watergraafsmeer)

’Het liedje J.O.S. Days van de The Nits geeft de sfeer van het voetballen in Amsterdam de late jaren vijftig goed weer. De velden van J.O.S. waren achter de Nieuwe Oosterbegraafplaats, vlak bij Betondorp. Ik heb daar wel eens gespeeld, maar dat was met RKAVIC tégen J.O.S.. Het oorlogsmonument bij J.O.S. – dat voorkomt in J.O.S. Days – staat er nog altijd. De club kreeg nog enige bekendheid omdat Rinus Michels het eerste elftal van JOS heeft getraind van 1959 tot 1964. Michels was in die tijd gymleraar op een school voor dove kinderen.(zie: hier) In 1965 werd hij trainer bij Ajax als opvolger van Vick Buckingham.

In 1958 heb ik Michels nog bij Ajax zien spelen als linksbinnen, naast Wim Bleijenberg, die midvoor was, en Donald Feldman die linksbuiten stond. Het Ajaxstadion was toen niet zo ver van het JOS-terrein vandaan. De opnamen voor de videoclip van J.O.S. Days van The Nits zijn ook in de Watergraafsmeer gemaakt. Henk Hofstede van The Nits woonde als kind in de Watergraafsmeer en heeft dus kennelijk bij J.O.S. gevoetbald. De videoclip is opgenomen in Amsteldorp, een wijk vlakbij het Amstelstation. Mijn zus Lucie heeft daar een tijdje gewoond, in de Reaumurstaat. Het huis daar was erg vochtig en ze had last van reuma, dus ze is er ook gauw weer vertrokken.

Rond 1960 gingen de tijden opeens snel veranderen. De ontdekking van de gasbel van Slochteren in 1959 kondigde een tijdperk aan van toenemende welvaart. De lonen stegen explosief binnen een paar jaar tijd. In 1963 werd de pil ingevoerd en bisschop Bekkers spoorde op TV de katholieken aan om in deze ‘tijden van overgang’ toch vooral hun eigen geweten te volgen. Daarmee werd de deur op een kier gezet voor de seksuele revolutie. Vier jaar later was Phil Bloom naakt te zien op het scherm van de TV. De rokken werden steeds korter en de haren almaar langer. Het was een tijd van grote verwachtingen. Maar niemand nog weten toen Ajax kampioen werd op zondag 26 mei 1960.