Autrefois je ne savais pas
Ook deze foto kreeg ik van de week toegestuurd van Nard Loonen. Na enig puzzelen kom ik tot de volgende reconstructie:
1. Leonard van Oudheusden, 2 J.C. Berger, 3. Hans Burdorf, 4 Edgar Vreuls, 5 Paul Snijder, 6. Harry Franssen, 7 Loek Nijman, 8 Nard Loonen, 9. Pater Brinkhoff S.J., 10. Huub Mous, 11. Leo Reuser, 12. ??? , 13 Frank Garnier, 14. Rob Nieuwenhuis, 15. ???. 16 Eddy Poelman, 17. ??? , 18. Michel van Overbeek, 19. ???, 20. Frans Bakker, 21. Hans Kraan, 22. Wim Budde, 23. Hugo van den Hombergh, 24. Chris Verwer, 25. Herman Gelens, 26. Rudi Butzelaar.
We zaten dat jaar tijdelijk in het schoolgebouw in de Banstraat. (Zie mijn blog: Verbannen naar de Banstraat) Er ontbreken nog wat namen op de foto. Nard is nog onderzoek aan het doen, dus wie weet komt hierover binnenkort nader bericht.
Simancas, Spanje, 1964 (eigen foto)
In augustus 1964 kampeerde ik met mijn ouders twee dagen op de kleine camping van het Spaanse stadje Simancas aan de oever van de rivier de Pisuerga. De snelweg en de grote brug, die hier later werden aangelegd, waren er toen nog niet. Al het verkeer ging over de middeleeuwse brug. Het stadje was veel kleiner dan nu en telde nog geen 1400 inwoners.
Urenlang heb ik toen op mijn luchtbed rondgedreven op het water, dagdromend over heden, verleden en toekomst. De tijd leek stil te staan en ik wilde dat dit altijd zo zou blijven. Stilte, rust, het water onder mij, de zon hoog aan de hemel en mijn ouders aan de oever. Het was een eeuwig moment in de tijd. O eenzame gelukzaligheid. O gelukkige eenzaamheid. Ik was gelukkig. Glorieus gelukkig.
Ik had een droom vannacht en zag mezelf terug, voor eeuwig drijvend op dat luchtbed. Opeens kwam mijn oude moeder de slaapkamer binnen en deed het licht aan. Ik was niet bang en moest denken aan een gedicht van Gerard Reve:
‘Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder/ eindelijk eens goed gekleed:/ boven het woud waarin zij met de Dood wandelde / verhief zich een sprakeloze stilte.‘
Ik vroeg mijn moeder of ze mijn vader nog wel eens zag, maar daar gaf ze geen antwoord op. Ze deed het licht uit en vertrok weer in dezelfde porseleinen stilte waarin zij gekomen was.
Op die camping in Simancas maakte ik in 1964 een zwart-wit foto van mijn moeder. Ze zit daar naast mijn vader, stil voor zich uitkijkend in haar jurkje van C&A. Achter haar campingstoeltje is de opstaande stok van de tent te zien. Naast haar staat haar schoudertas die zij nooit uit het oog verloor. Mijn vader heeft de mouwen opgestroopt. Zijn blik is op de brug gericht. Mijn vader en mijn moeder kijken zwijgend langs elkaar heen. Wellicht mijmeren ook zij over heden, verleden en toekomst.
De wereld van 1964 bestaat niet meer. De aarde heeft inmiddels 57 keer om de zon gedraaid en de zon heeft misschien een nog wonderlijker spiraal door het heelal afgelegd. Als ik met een gigantische telescoop van de aarde kon wegkijken naar de plek die op deze foto staat afgebeeld zou ik zien dat deze locatie zich met een duizelingwekkende snelheid van mij verwijdert.
Dat alles schoot voorbij toen ik in 2004 nog één keer met de bus over die brug reed. Ik zag die foto terug in mijn herinnering. Op dat moment vermoedde ik even wat de dichter Vasalis ooit bedoelde met ‘dit eeuwig gespleten heden’. Weer leek de tijd stil te staan. Het was of ik diep in mijzelf het geluid van de stilte terug hoorde, sprakeloos en ver weg in tijd.