De zeespiegel stijgt

In mijn vroege jaren voelde ik mij mij allerminst gehinderd door de Weltschmerz van de zogeheten post-roomse ontwikkelingsfase, waarin elke adolescent die geestelijk gevormd is door de paters jezuïeten maar al te gauw de Internationale gaat zingen. Moet dit een wereldbeeld verbeelden? Die vraag rijst bij elke ex-katholiek, die de genadeleer van Augustinus graag in wil ruilen voor de zekere overwinning op de lange termijn van het eeuwige proletariaat. Was ook niet Christus communist? Zeiden ze dat niet in het ‘Havanna aan de Waal’ ?

Hoe dan ook, het was weer knudde in mijn hoofd vannacht. De dromen die ik droomde liepen in een cirkel rond. Ik moest eindexamen doen, maar ik had al lang examen gedaan. Tegelijk wist ik dat ik deze droom al duizend malen eerder had gedroomd. Wlllem Duys was op tv. Hij sprak met een jonge man die een gaatje in zijn hoofd had. Onderwijl stond er een koe te schijten op het podium…

Er kwam geen eind aan de stroom van dunne stront die de zaal langzaam maar gestaag in bezit nam. Mies zei nog: ‘Daar weet Mansholt wel raad mee, met dat mestoverschot!’ Zo was het toevallig ook nog eens een keer. Maar de zaal liep leeg. De mensen, al die lieve mensen, hadden het wel gezien.

Mies zag er trouwens goed uit. Ze had krulspelden in en zoals gewoonlijk haar gezicht goed ingesmeerd met Bio-Oil, de wonderolie die alle rimpels van je huid  als sneeuw voor de zon doet verdwijnen.  Zelfs de pigmentvlekken trekken wel. Dit wondermiddel is niet goedkoop, maar het werkt als een tiet. Mijn moeder gebruikte het ook altijd en ze is er 83 mee geworden. In het verpleeghuis, waar zij haar laatste jaren sleet, werden alle mannen verliefd op haar. Mies wist dat, zo hoorde ik. Ze had het kunstje van mijn moeder afgekeken.

We liepen langs de haven en in de verte zwom een walvis die er nog niet was. Waar is de tijd gebleven van stoere walvisvaarders die nog stierven aan scheurbuik en met ijsberen vochten? De visch wordt duur betaald en Kniertje knort als knorrepot. Duimelot wil ook niet meer naar bed en sinds ik in Hamburg mijn fiets terugvond die de moffen in de oorlog gestolen hadden, veegt Koeman zijn reet af met het shirt van Bertie Vogts. Andere tijden, mijnheer. Maar waar gaat deze droom naartoe?

Komt er ooit een einde aan de laatste einder? Komt er ooit een ochtend met een nieuw begin? Ik wil alles voor je doen. Ik wil alles voor je zijn, zelfs tegen beter weten in. En zie… aan het eind van de pier lag een zeemeermin te zonnebaden in de prille lentezon. Elvis zwom in het water en steeg omhoog langs de regenboog. Op weg naar Graceland, dacht ik nog. Rudi Carrell was verkleed als Robinson Crusoe met zijn aap Vrijdag. Op zijn onbewoonde eiland kreeg hij bezoek van een zeemeermin. En ja hoor, prompt won hij een Zilveren Roos in Montreux, de plaats waar ooit Nabokov woonde in een suite van het Palace Hotel, met uitzicht op het meer van Genève.

En toen gebeurde er iets raars. De zeemeermin legde haar hand ‘als een doofstomme op de keel van ‘t strand’. Die keel, dat zal de zee wel zijn. Maar hoe kun je je hand nu op de zee leggen? Misschien optisch vertekend, als je één oog dicht doet. Moet kunnen. Het was alsof ze leerde spreken. Dus ze moest iets leren van de zee. Ze wilde van de zee opnieuw het spreken leren. De taal van de zee wilde ze niet alleen kunnen verstaan, maar zelf ook als klanken uit haar mond laten klinken.

Het deed denken aan het slot van een verhaal van Jack Kerouac, als hij een gedicht laat horen dat letterlijk de ‘keelklanken van de zee’ nabootst . . Maar bij deze zeemeermin op de pier kwam geen geluid uit haar strot. Het ‘noemen’ bleef ongehoord.  Ja, wat wil je ook, de zee kent geen namen of woorden. De zee kent alleen het ruisen van de golven: ‘Szzzoooaaahhhh. Szzzoooaaahh…. etcetera, etcetera….’. Zo wordt de zee een onomatopee.

‘Mag ik omgang met u hebben?’ vroeg ik aan de zeemeermin.

Ik ben verloren, dacht ik, terwijl ik wist dat ze sliep.

Maar er kwam geen eind aan deze droom, want weer moest ik het examen doen, waar ik allang voor geslaagd was in een droom die ik al duizend malen eerder had gedroomd. De pastoor kwam langs en gaf zijn zegen. Hij had er wel eens beter uitgezien. Dat vond Mies ook en smeerde hem in met Bio-Oil, niet alleen zijn gezicht, maar al zijn ledematen, zelfs zijn edele delen. Prompt kreeg de pastoor een erectie, waardoor het kruis kraakte in zijn voegen. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!’

Zijn verzuchting was vergeefs want het wonder, dat zich aan zijn kruis voltrok, was niet meer te stuiten. Het zaad spoot de zaal in en mengde zich met de dunne koeienstront… ‘Was het maar weer advent!’ zo dacht ik bij mezelf. Ik hoorde de vuilniswagen de straat in komen. Ik schrok wakker en bedacht me dat ik de bak niet buiten had gezet. Zalig zijn de armen van geest, want zij zullen God zien. Ik vrees dat mijn geest niet arm genoeg is om Gods duistere en ondoorgrondelijke wegen ooit nog te kunnen begrijpen. Er klonk een stem heel diep in mijzelf: ‘De zeespiegel stijgt.’ Ook dat nog!