Het Rome van mijn leven
Gistermiddag bij de Obrechtkerk in Amsterdam
Mijn oudste zus, die zestien jaar ouder is dan ik, was in de jaren vijftig werkzaam als maatschappelijk werkster in Amsterdam. In die hoedanigheid had zij mijn moeder weten te overtuigen, dat de scholen in Amsterdam Oost niet goed waren. Dus moest ik naar de Peetersschool in de Richard Holstraat in Oud-Zuid, op het eind van de Jacob Obrechtstraat. Dat betekende elke dag drie kwartier met de bus heen en terug. Ik heb dat nooit vervelend gevonden want heb daar op school een prima tijd gehad. Het waren de jaren van de open horizon. De wereld ontvouwde zich elke dag als een spannend jongensboek. In zijn boek De grote jongen, psychologie van de vlegeljaren (1954) typeert de prof. dr. N. Beets de periode tussen het negende en veertiende levensjaar van een opgroeiende jongen als zeer vitaal en dynamisch. Het is de tijd dat alles klopt en in balans lijkt. Alles moet worden geëxploreerd. De grote jongen ziet de wereld aan zijn voeten liggen. Als dat niet altijd al zo was, dan was dat zeker zo in de jaren van de wederopbouw.
‘De buurt van je jeugd is het Rome van je leven,’ scheef ooit Bertus Aafjes. Uit die buurt ben ik al vroeg vertrokken, maar in mijn verbeelding zou ik er altijd weer terugkeren. Ik trok weg uit dit Rome in Oud-Zuid, maar waarheen? In deze buurt leek de tijd voor eeuwig stil te staan. Een stilte voor de storm. Kunst in de Obrecht, geschreven door Hanneke Franken, zo heette het boekje dat ik onlangs terugvond in mijn boekenkast: Het is verschenen in 1977 op een moment dat er sprake was van afbraak van de Obrechtkerk, die zich bevindt in de Jacob Obrechtstraat.
Eigenlijk heet de kerk: de R.K. Kerk van de Allerheiligste Rozenkrans. In mijn jonge jaren ben ik vaak in die kerk geweest, niet alleen in de tijd dat ik op de Peetersschool zat, maar ook in de jaren van het Ignatiuscollege. Van april 1963 tot september 1965 was het Ignatiuscollege ondergebracht in de voormalige Jacobusschool in de Banstraat. Vandaar keken we aan de achterzijde uit op de achterkant van de Obrechtkerk. Toen de Jacobusschool in 1973 werd afgebroken om plaats te malen voor een woningcomplex, kon je opeens vanuit de Valeriusstraat, die haaks uitloopt op de Banstraat, de achterkant van de Obrechtkerk zien.
Achterkant van de Obrechtkerk in 1973 (Foto Stadsarchief Amsterdam)
Als het op de Peetersschool speelkwartier was, voetbalden we altijd op het Jacob Obrechtplein, op de stoep voor het grote gymnastieklokaal van Fons Vitae. Dat eerbiedwaardige meisjeslyceum werd bestierd door nonnen. Ze voerden de scepter in een indrukwekkend gebouw, een bolwerk aan de Reijnier Vinkeleskade. Mijn oudste zus en mijn jongste zus hier hun middelbare schooltijd doorgebracht. De eerste tijdens de oorlogsjaren, de tweede van 1956 tot 1963. Vorig schooljaar bestond Fons Vitae honderd jaar en dat werd onder meer gevierd met een plechtige bijeenkomst in de Obrechtkerk.
Na de jaren zestig trokken de nonnen langzaam weg uit Fons Vitae. De school werd gemengd maar bleef zijn karakter behouden. Het Ignatiuscollege en Fons Vitae waren in de jaren zestig beide niet ‘gemengd’, en toen ik in 1960 De Peetersschool verruilde voor het IG heb ik dat als een terugval ervaren. So wie so zag je in die tijd weinig leeftijdgenoten van het andere geslacht. Wel werden in mijn tijd op het IG vanaf de vierde klas ‘gemengde klassenfeesten’ gevierd. Iedereen uit van mijn klas werd gekoppeld aan een meisje uit de parallelklas van Fons Vitae. Dat je ook homo kon zijn, dat was in die tijd ondenkbaar. Die kennis hielden de paters voor zichzelf.
Zowel in mijn jaren op de Peetersschool als op het IG werd in Obrechtkerk de Mis wel eens opgedragen voor de hele school, bijvoorbeeld bij het eind van het schooljaar of bij bijzondere gelegenheden. Dat kon ook een begrafenis zijn. Zo herinner ik mij de uitvaartdienst van de moeder van mijn klasgenoot Rob Goorhuis, een indrukwekkende gebeurtenis, waar de hele school bij aanwezig was. In die tijd heb ik nooit zo gelet op de kunst die in deze kerk aanwezig is. Ten onrechte. Het is een ware schatkamer van Roomse kunst van voor de oorlog. Wat je noemt het Rijke Roomse Leven Bekende kunstenaars als Mari Andriessen, Joep Nicolas, John Rädecker, Otto van Rees, Albert Servaes, Matthieu Wiegman en Lambertus Zijl hebben de Obrechtkerk gedecoreerd.
Albert Servaes, Gekruisigde Christus, houtskooltekening, vergaderzaal Obrechtkerk.
Na de oorlog was er weinig aandacht meer voor deze kunstschatten De kerk werd in de periode 1909 tot 1911 gebouwd naar ontwerp van de architecten Jos Cuypers en Jan Stuyt, die in die tijd samenwerkten. Jos Cuypers heeft ook de Sint Bavo in Haarlem en het gebouw van het Ignatiuscollege ontworpen, dat ook in 1911, in hetzelfde jaar als de Obrechtkerk, gereed kwam. Jan Stuyt werd vooral bekend door zijn neobyzantijnse stijl. De Obrechtkerk is een mengelmoes van stijlen. Volgens mij zijn er zelfs invloeden te herkennen van de Mezquita in Cordoba met zijn merkwaardige rondbogen. Maar dat wordt in dit boekje niet vermeld.
Matthieu Wiegman, De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van vis en
brood (1936)
Ik kocht het boekje jaren geleden voor veertig cent in de kringloopwinkel in Leeuwarden. Die prijs staat voorin nog met potlood vermeld. Bij de kringloopwinkel ligt veel troep, maar je vindt er soms ook hele rare boeken. Meestal kom je met veel te veel thuis en ik heb mezelf dan ook verboden om daar meer dan een keer per maand naar toe te gaan. Sommige kunstwerken in de Obrecht waren destijds aanstootgevend, zo lees ik in het boekje van Hanneke Franken. Zo werd het ontwerp van Matthieu Wiegman voor een schildering van Maria in eerste instantie als ’te vleselijk’ afgekeurd. Het beeld van John Rädecker ‘Madonna met kind’ was in 1927 te wulps, en een kruis van Ernst Voorhoeve met een ‘lachende Christus’ werd in 1930 ongehoord geacht. Maar de pastoor was beslist geen angsthaas. In de pastorie hangt zelfs een tekening van ‘Christus aan het kruis’ van Albert Servaes. Een vergelijkbare tekening bracht in 1921 een enorme rel teweeg. Daardoor werden dit soort expressionistische tekeningen door het Vaticaan verboden bij een decreet van het H. Officie van 30 maart 1921.
In het boek vond ik een brief van Hanneke Franken gericht aan de architect Ir. E.J. Jelles die destijds woonde aan de Amsteldijk, nummer 88. Dat staat op een naametiketje voorin. In 1977, toen het boekje verscheen, woonde ik vlak om de hoek, in de Saffierstraat. De Grafische school, waarvan sprake is in de brief, was daar ook vlakbij, in de Lutmastraat. Tegenwoordig zijn daar ateliers in gevestigd. Op die Grafische school heeft Gerard Reve nog onderwijs gevolgd, toen hij nog woonde aan de Jozef Israelskade, in het huis van De Avonden. Reve liep in die tijd bij de psychiater. Dat was Dr. Schuurman, die had zijn praktijk aan de Reijnier Vinkeleskade, vlak bij Fons Vitae.
Het ligt daar allemaal heel dicht bij elkaar. Wie weet heb ik mijnheer Jelles destijds dus nog wel eens op straat zien lopen. Hoe dan ook, hij kreeg het boekje toegestuurd door de auteur en heeft haar brief wellicht in het boekje geplakt. Wonderlijk dat je zoiets dan wegdoet. Ik heb het nog even opgezocht in het telefoonboek, maar daar wordt Ir. E.J. Jelles niet (meer) vermeld. Wellicht is hij inmiddels overleden en is zijn bibliotheek naar de kringloopwinkel gegaan. Na wat googelen ontdekte dat hij als architect ooit een eervolle vermelding heeft gewonnen met een gebouw voor de Shell in Rijswijk.
Via internet ontdekte ik ook nog dat er op zondag 30 januari 2011 in de Obrechtkerk een symposium is gehouden over de daar aanwezige kunst. Aanleiding was het 100-jarig bestaan van de Obrecht. Zo las ik dat door de publicatie van dit boekje de totaal verdwenen belangstelling voor deze kunst opnieuw werd gewekt. Het is zelfs zo dat de de aanwezige kunst de kerk van de sloop zou hebben gered, waarbij deze publicatie van belang is geweest. Nog even en mijn jeugd behoort voorgoed tot een andere eeuw. Maar de buurt is er nog altijd, grotendeels zoals hij er ook al was in de tijd van de open horizon, het Rome van mijn leven.