De liefde is een slagveld
De laatste jaren word ik bezocht door een opstandige droom die zo af en toe terugkeert. Vannacht was hij er weer. Ik hang aan mijn boekenkast. Of beter gezegd, ik zit erin opgesloten want vluchten kan niet meer. Mijn huis is omgetoverd tot een bibliotheek vol verhalen uit het verleden. In de tuin is een basketbalveld. Overal staan felle lampen en van die witte paraplu’s om het licht te weerkaatsen. Steeds maar weer dezelfde opname.
Een hoofdzuster met een fout jaren vijftig kapsel spreekt de aanwezigen toe. Het was weer mis vannacht. ‘Geen gekeet meer in de slaapzaal, het moet nu afgelopen zijn!’ Iedereen kijkt beteuterd in het rond. Plotseling gaat zij heel fel te keer tegen de Benjamin onder ons. Ze begint vals te dreigen met zijn moeder. Een grote indiaan kijkt toe en zwijgt. Hij wil basketballen.
Ik weet het – en dat is het rare van deze droom – het is een film die ik ooit eerder heb gezien. Niet alleen in vorige dromen maar ook in het echt. Dat wil zeggen: in de bioscoop. In mijn droom speel ik dus mee in een film, die al bestaat, en toch moeten alle scènes telkens weer van voren af aan worden opgenomen. Het is echt en onecht tegelijk, een gefingeerde werkelijkheid, die allang gebeurd is en toch opnieuw gebeuren moet. Juist dat is het beklemmende. Alsof ik zit vast gegoten in mijn eigen leven waar ik geen enkele zeggenschap meer over heb. Een déja vu in het kwadraat.
Ik weet ook donders goed hoe de droom afloopt. Er wordt lobotomie toegepast. De voorhoofdskwab van mijn hersenen wordt operatief gescheiden van de rest. Daarna is mijn opstandig gedrag volledig verdwenen. Ik ben een zombie geworden. De indiaan breekt met zijn bovenmenselijke kracht de wasbak uit de grond en het water spuit omhoog. Hoe vaak moet ik die droom nog dromen?
Vannacht was het weer raak. In mijn droom raakte ik verzeild in een knallende ruzie met de hysterische vrouw die ooit de leiding had over al mijn doen en laten. Ze was plotseling teruggekeerd in mijn leven en had een rapport over mijn psychische toestand in mijn mailbox gedropt. ‘De liefde is een slagveld’ stond erboven geschreven. Opnieuw zag ik dat wonderlijke handschrift van een gestoorde directrice van het gekkengesticht waar ik destijds verbleef. Een tekst die nergens op leek. De werkelijkheid was totaal verminkt.
Ik kon haar nog net op haar mobiel te pakken krijgen, terwijl ze wegreed naar de haven. Woedend was ik, maar ik hield me nog redelijk in. Hoelang lukt dat nog om niet godvergeten kwaad te worden? Wat moet er nog gebeuren, voordat ik in mijn dromen van rol verwissel en de losgerukte wasbak met de oerkreet van een Neanderthaler door het raam naar buiten smijt? Liefde is een slagveld en mijn dromen zijn de loopgraven. Maar de oorlog is voorbij. Make love, not war! Alleen soms in mijn dromen zijn de gevechten nog in volle gang. Vluchten kan niet meer als ik hang aan mijn boekenkast.