Zeeman met boeken
Kort voor zijn overlijden, in december 1997, vroeg Lode Pemmelaar mij of ik mij verantwoordelijk wilde stellen voor de uitgave van een boek over zijn werk. Het geld was geen probleem, dat was er al dankzij een gulle gever. De auteurs had ook hij al uitgezocht. Een van hen was Michaël Zeeman, met wie hij goed bevriend was. Het verhaal van Zeeman was het eerst binnen. Het ging over boekenkasten in het algemeen, en over zijn eigen boekenkast in het bijzonder. Daarin had Lode Pemmelaar een tijdje gelogeerd. Het verhaal ging ook over de geschilderde boekenkasten van Pemmelaar die geïnspireerd waren op de boekenkast van Zeeman. Twee jaar later volgde de tentoonstelling in het Fries Museum met de presentatie van het boek.
Ik heb Michaël Zeeman toen gevraagd of hij deze tentoonstelling in het Fries Museum wilde openen. Ook daarin stemde hij meteen toe. Op de dag van de opening werd ik een uur van tevoren door Zeeman gebeld. Hij zat vast in de file. Of ik de honneurs wilde waarnemen en zelf de tentoonstelling wilde openen. Ik heb toen in een uur tijd een verhaal voorbereid dat ik nooit heb uitgesproken. Zeeman arriveerde precies op tijd en hield een prachtige redevoering, twintig minuten lang, zonder ook maar iets op papier te hebben. Dat verhaal is dus verloren gegaan. Zijn verhaal in het boek niet. Je zou dat de laatste aflevering van ‘Zeeman met boeken’ kunnen noemen.
Dat boekenprogramma van de VPRO vond ik zelf destijds niet om aan te zien. Ik lees graag een boek, maar om mensen daarover met elkaar te zien ouwehoeren, dat hoeft nou ook weer niet. Zeemans verhaal over zijn boekenkasten, die door Lode Pemmelaar waren geschilderd, vond ik terug in mijn eigen boekenkast. Het ging als volgt.
***
Wie een behoorlijke, goed gevulde boekenkast in zijn woonkamer zet, heeft geen geraffineerd getekend behang meer nodig. Rust wil hij, op de plaatsen waar de boekenwand wordt onderbroken: een monochroom gesausde muur, liefst in een lichte tint. Zo veel lawaai van kleuren als zijn boekenkast brengt, zo veel smalle en iets bredere verticale streepjes naast elkaar, dat is al een immens schouwspel. AI die titels, al die auteursnamen, dat is een gekakel van jewelste. Boeken zouden rust uitstralen, al staat dat dan niet vast – maar een boekenkast straalt onrust uit: zoveel is wel zeker. Wie er zijn blik langs laat glijden of er niet al te scherp fixerend naar kijkt, neemt de bijna driedimensionale versie van een in anarchisme verkerend formeel kunstwerk waar, een uit de hand gelopen kleurenstudie. Met zo’ n boekenkast langs de wand kan je bijna geen schilderij meer in je kamer ophan gen, niet alleen door het ruimtegebrek, maar vooral ook door de ongelijke kleurenstrijd, de verloren beeldenstorm.
Het ideaal van een studeerkamer is sinds onheuglijke tij den een studeerkamer waarin de boekenkasten zijn gevuld met louter naslagwerken. Anders dan in de boekenkasten die doorgaans in een woonkamer staan en die de uiteenlopende huiselijke lectuur bevatten, van literaire werken tot vogelgids jes, staan in een studeerkamer de monumentale, veeldelige werken die de kennis ordenen en samenvatten. Boeken voor dagelijks gebruik of voor verstrooiing hebben kleurige omslagen, of het nu om paperbacks gaat of om van stofom slagen voorziene gebonden boeken, werken van geleerdheid zijn in donker leer of linnen gevat en in ieder geval niet polychroom.
Zelfs als er een stofomslag omheen zit is dat door gaans donkerblauw, grijs of hooguit écru. Langs de boeken wand in een woonkamer staan streepjes, in een studeerka mer blokken. Het dagelijks leven is onrustig, het geduldig ploeteren in een studeerkamer vereist rust; streepjes gaan dansen, verleiden het oog tot heen en weer schieten, blokken dwingen tot stilstand. Dat is wat je zoekt in een studeerka mer. Het is het verschil tussen de oppervlakkige nieuwsgierigheid, die dwalen wil en grasduinen, en de gravende: wie spitten wil, moet op zijn plaats blijven – ook als het zijn ogen zijn die het graafwerk moeten verrichten.
Er is iets wonderlijks met de ruggen van boeken. Mijn geheugen zit vol beelden van boekenwanden, andermans boekenwanden en die van mijzelf in de verschillende opstel lingen van de huizen waarin ik woonde. Voor de twintigste eeuw was een boekenwand altijd zo’n rustgevend patroon van blokken: de boeken waren veelal groter en zagen er serieuzer uit, de druktechniek om de hemel weet wat op een kartonnetje te zetten en dat kartonnetje vervolgens om het al dan niet bijeen gebonden drukwerk te plakken was nog niet voorhanden. Dat oude beeld, van een kalmerend blokkenpa troon, bestaat alleen nog maar in oude bibliotheken en oude. particuliere verzamelingen. En dus moeten wij het veelal met kaleidoskopische patronen doen of, nog erger, chaotische.
Daar legt niet iedereen zich bij neer. Mijn vader, die over een handzame domineesbibliotheek beschikte, had zo de pest in de verstorende omslagen van zogenaamde ‘practica’ - boeken waarin zich op het practische werk toeleggende theologen (het idee alleen al!) zich uitspraken over allerhan de modieuze vraagstukken – dat hij ze niet in de boekenkas-ten in zijn studeerkamer wilde hebben: daar stonden de bij belcommentaren en de lexicons, die, goddank, ieder voor zich in ten minste twintig delen verschenen en gebonden waren in effen linnen of in leer. Blokken wijsheid omringden hem, een vrijwel gemetselde muur van schijnbaar marmer en graniet; daar zijn gelovigen altijd goed in geweest, in fossili seren en het bouwen van solide muren. Een oom van mij, die een veel modegevoeliger vak had, besloot zijn boeken te kaf- ten in uniform kaftpapier, net zoals hij tijdens zijn middelba- re schooltijd had gedaan: bruin, met een iets donkerder streepje erin. Hij werkte voortaan ten overstaan van een mas- sieve muur. Wat dat zegt over het karakter van modegevoe lige vakken doet hier helaas niet terzake.
De schrijver Edgar du Perron ging nog verder: hij liet al zijn boeken in linnen van dezelfde grijstint inbinden, onge- veer zoals je in Frankrijk, in de negentiende eeuw, wel bibliofielen had die een uniform bandontwerp voor al hun boeken kozen. De traditie van het particuliere boekbindwerk en het ontbreken van uitgeversbanden om boeken is in Frankrijk tot op de huidige dag een hardnekkige. De letter- omslagen in wijnrood en zwart op een crème-kleurige onder- grond zijn befaamd; een Franse boekwinkel oogt daardoor volslagen anders dan een Amerikaanse, zoals een Franse boekenwand ook oneindig veel rustiger is dan een Neder- landse. Ooit heb ik de bibliotheek bekeken van iemand die van de veelkleurigheid van de contemporaine Nederlandse boekproductie een thema had gemaakt: hij ordende zijn boeken op kleur. Langs de wand van zijn woonkamer stond een uitvergroot spectrum. Als je er een boek in zocht had je niets aan je kennis van titel of auteur of desnoods onderwerp: het formaat van het boek moest je kennen en de dominante kleur van het omslag.
De boekband is bedacht om het papier te beschermen; om dat papier ging het, vanzelfsprekend, dat bevatte de infor matie, de kennis of de schoonheid. In de eerste eeuwen van de boekdrukkunst zette niemand zijn boeken in de kast met de snede naar achteren en de ruggen naar de kijker toe. Het ging om het drukwerk, de band was bijna een foedraal om het papier heen; in Frankrijk zijn tot in deze eeuw nog boe ken uitgegeven, die bestonden uit gevouwen planovellen die als losse katernen in een kartonnen doosje werden gelegd. Het gold er als een verheven vorm van bibliofilie: drukwerk hoorde in een doosje en er moest zeker, niet zo iets protserigs als een boekband omheen gebonden worden. Wie oude schilderijen of gravures bekijkt waarop interieurs met een boekenkast staan afgebeeld, stelt vast dat de boeken daarin met de rug naar de achterwand en de snede naar voren staan. Op oude, in perkament gebonden boeken treft men ook zelden een in contemporaine hand geschreven titel of auteursvermelding op de rug aan; als ze al worden vermeld staan ze op de omgebogen eindjes van voor- of achterplat. Andermaal beklemtoont het dat de band bijzaak was.
Voor ons domineert de band: wij kiezen, kopen en lezen boeken op titel, op auteur en op onderwerp, en in toenemen de mate op de aantrekkelijkheid van de presentatie. Wat zich achter de veelkleurige rug en omslagen bevindt, zien we pas later. De band, die vroeger het bedrukte papier slechts beschermde, heeft zich letterlijk voor de inhoud gedrongen. Tekst en vormgeving van de band geven prijs wat het boek bevat, vergroten dat uit in citaten, in beklemtoningen in afbeeldingen. Van de met glitter beletterde en versierde vlug ge pocket die je op een luchthaven koopt tot de monumenta le uitgave van de verzamelde gedichten van een klassiek dichter worden we in allerlei gradaties en nuances geïnfor meerd over het boek dat we aanstonds gaan lezen, in woor den en in beelden, gearticuleerd en ongearticuleerd. Het omslag en de band, ze beschermen niet langer, ze leveren uit, ze verbergen niets maar geven alles prijs.
In 1987 heeft Lode Pemmelaar enige tijd, om redenen die er hier niet toe doen, in mijn huis gewoond. Dat was een klein huisje, met veel piepkleine kamertjes en het stond helemaal vol met boekenkasten. AI die kamertjes kwamen mij goed uit toen ik er in de gauwigheid in trok: veel kamers betekent veel wanden. En om die wanden was het mij begonnen, daar kon ik mijn boekenkasten tegenaan zetten. Sommige kamertjes waren zo vol gestouwd met boekenkasten dat ze het karakter kregen van een pantry voor de geest, een soort proviandkast voor de lezer.
Lode Pemmelaar was er door gefascineerd, zozeer zelfs dat hij besloot zijn intrek te nemen in een van die mudvolle kamertjes; hij installeerde zijn veldbed tussen de kasten en doordat die zo dicht op elkaar stonden leek het wel alsof hij voortaan zelf ook in een kast sliep. Hij werd deel van de ver zameling. Met zijn dekbed om zich heen werd hij ‘ s nachts bijna zelf een boek, hij de inhoud, zijn beddengoed het omslag. Hij voelde zich er veilig en vond het een geruststel lend idee tussen al deze zwijgende maar grote geesten zijn nachtrust te genieten.
En ja, eerlijk is eerlijk, hij ontdekte tijdens zijn verblijf in mijn huis nog een kast, een kast die oppervlakkig beschouwd enigszins op mijn boekenkasten leek, mijn wijnkast; opnieuw was er sprake van prachtige omslagen, geheel in de geest van de Franse typografie in zwarte en rode letters op een crèmekleurige ondergrond, andermaal bevond de ware schat zich achter de titelpagina.
Ze begonnen hem in toenemende mate te fascineren, al die boekenkasten, zozeer zelfs, dat hij ze mettertijd is gaan schilderen. Eerder in zijn creatieve leven had hij al getracht e geheimen van het landschap en de geheimen van de verpakking te ontsluieren door zich toe te leggen op het portret en van dozen, gevouwen of opengeklapt. Wat zit er ach ter de verpakking, wat is het landschap van horizontalen waaruit Friesland voor een aanzienlijk deel bestaat precies waard? Terwijl hij de dozen openklapte en iedereen kon vaststellen dat ze leeg waren, werd het mysterie van het landschap dat hij schilderde door zijn reductionistische aanpak alleen maar groter. Kijk maar, je ziet niet wat je ziet – en als je beter kijkt en je rekenschap geeft van wat je werkelijk waarneemt, dan weet je niet meer wat je ziet.
De boekenkasten die hij ging schilderen – mijn boekenkasten – vormen een sublieme verheviging van die aanpak, juist door de wijze waarop Lode Pemmelaar ze schilderde: veelkleurig, maar per boek monochroom, in een mengeling van streepjes en blokjes, van veel gebruikte boeken en geleerde boeken. Soms domineert het blauw, dan weer karmozijn, een volgende keer een pastelgroen of een okergeel. Het zijn onmiskenbaar afbeeldingen van boekenkasten, maar al even onmiskenbaar studies in kleuren en kleurverh oudingen. Mijn veelkleurige boekenkasten waren voor hemeen aanleiding tot een onderzoek naar de geest van het schilderij, naar de basiselementen van de schilderkunst. Kl euren, lijnen en blokken, verhoudingen in formaten, verh oudingen van kleuren onderling.
Maar hij deed nog iets: hij schafte rigoureus,de belettering af. Zoals hij was gaan slapen in een boekenkast – de ruggen die ik in het begin van dit stuk in hun gezamenlijke opstelling als bijna driedimensionaal beschreef juist hun derde dimen sie teruggaf – zo sloot hij de boeken in de kasten die hij schilderde af. Hun inhoud werd een geheim, het geheim een raadsel. Gesloten staan ze in het gelid, we weten niet waar ze over gaan: we zullen ze geduldig en zorgvuldig ter hand moeten nemen om iets van hun inhoud aan de weet te komen. Ze dwingen ons tot vertraging; langs de ruggen dwa lende blikken die snel even een titel en een auteur willen achterhalen en daarmee hun oppervlakkige nieuwsgierigheid willen bevredigen, kunnen hier al even snel onverrichter zake stoppen. Lode Pemmelaar sloot hun geheimen weer af, gaf ze hun autonomie weer terug. Hij wist waarom dat noodza kelijk was, hij was tussen de boeken gaan slapen en had ze ’s nachts met elkaar horen fluisteren, buiten bereik van de auteur en op persoonlijke titel – en dat is een titel die lang niet altijd dezelfde is als die de uitgever of de auteur eraan gegeven heeft.
Zijn anonieme en titelloze boekruggen op zijn boekenkast- schilderijen zijn, anders dan de oppervlakkige beschouwer bij eerste aanblik teleurgesteld denkt, een verdediging van het boek als boek: het gaat om de inhoud, niet om de versie ring, ongeveer zoals die schilderijen van hem demonstreren dat het om kleur, verhouding en compositie gaat. Hij was daar goed in, Lode Pemmelaar, in het bedenken en maken van schilderijen die tegelijkertijd iets simpels lijken af te beel den en iets gecompliceerds beweren over de kunst. Wie hem gekend heeft, weet dat het geen schilder was die veel over zijn werk wilde vertellen, zoals hij in het dagelijks leven ook eerder als teruggetrokken dan als praatgraag zou moeten worden gekarakteriseerd.
Een gesloten boek, dacht ik wel eens. Of die boekenkasten van mij, die hij geschilderd heeft, daarom in feite als zelfpor tretten moeten worden beschouwd heb ik hem nooit durven vragen. Nu kan dat niet meer. Eigenlijk is dat maar goed ook: kan ik het vrijelijk oppe ren, achter zijn rug om.
Michaël Zeeman