‘Huub Mous had me op het hart gedrukt Fred Landsman in Holwerd eens te bezoeken, maar de waan van dagelijks werk had me er niet toe gebracht. Een voorstelling van wat hij maakte, had ik niet, omdat ik in het noordelijke kunstcircuit nooit werk van hem was tegengekomen. Toen ik tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling Improvisaties op wind, water, wad verzamelaar Libbe van der Kerk bezocht om zijn beloofde bruikleen op te halen, wees hij me op een stapeltje werken op papier. Ze konden wellicht interessant zijn voor het project. Uit de stapel haalde ik een tekening waarin met krassend potlood een menselijke gestalte was afgezet tegen een immense ruimte, gesuggereerd op een schetsblad van dertig centimeter breed. ‘Fred Landsman’, las ik op de achterzijde. Ik heb de tekening meegenomen om meteen te laten fotograferen, opdat deze nog kon worden opgenomen inde catalogus. Binnen de context van die tentoonstelling nam de tekening inhoudelijk bezien een cruciale positie in,omdat ze zo treffend het conflict oproept tussen het zich-willen-overgeven aan de onmetelijke ruimte en het zich-gebonden-weten aan de eigen lichaamsvorm.’
Dat schrijft Han Steenbruggen jn de catalogus Metamorfosen die verschenen is bij de gelijknamige tentoonstelling van Fred Landsman die momenteel in Museum Belvédère is te zien. Afgelopen zondag ben daar zelf eens gaan kijken. Op de fiets naar Oranjewoud en weer terug. Je moet wat over hebben voor de kunst. Maar het resulaat was er ook naar. Een mooie presentatie, met één minpunt. Er had natuurlijk veel meer van deze kunstenaar moeten hangen.
Het vroege werk ontbreekt, waardoor de ontwikkeling die Fred Landsman de laatste jaren heeft doorgemaakt, niet zichtbaar wordt. En dat terwijl juist dat vroege werk eenzelfde verstilde sfeer heeft als het werk van Willem van Althuis en daarmee naadloos aansluit bij het DNA van de Belvédère-collectie. Nu hangt een kleine keuze uit het recente werk in de wat rommelig ingerichte rechtervleugel van Belvédère, tussen kabinetten met ander werk, waar het niets mee te maken heeft. Je kiest of je kiest niet. Hier is niet echt gekozen. Het vereist ook enige moed om je met dit werk volledig te committeren. Jammer dat dit in Belvédère uiteindelijk niet is gebeurd.
Maar misschien komt dat volgend jaar alsnog goed in een grote overzichtstentoonstelling van Fred Landsman in De Pont in Tilburg. Als het zover is, kom ik daar ook op de fiets naartoe. Heen en weer, want dit werk verdient het. In het prachtig – door Gert Jan Slagter vormgeven – boek Metamorfosen schreef ik het volgende:
Eerst kwamen de metamorfosen. De figuren kregen byzantijnse stileringen met vreemde uitstulpingen. Diabolo-achtige trechters brachten een verbinding tot stand tussen de binnenkant van het lijf en de oneindige ruimte. Dit lijf werd transparant als een glazen kolf die langzaam volloopt. De nietige wadloper werd ongemerkt een gigantische zandloper, die ‘Het uur U’ van het universum leek te belichamen. De zintuigen raakten kennelijk overspoeld door een vloedgolf van indrukken. De grens viel weg tussen binnen en buiten. Lichaam, ziel en ruimte leken te versmelten in één totaal-ervaring.
De vreemde mengeling van geëxalteerd symbolisme en romantische natuurmystiek, die jarenlang onderhuids in het werk van Fred landsman aanwezig was, is de laatste jaren in onverhulde vorm naar buiten getreden. Vanuit de lustvolle diepten van het onbewuste tot aan de hemelhoog juichende stratosferen van de menselijke geest komen allerlei beeldelementen tezamen: kolf, oermond, baarmoeder of andere moedersymbolen. Deze toenemende versmelting tussen het eigen innerlijk en de onmetelijke ruimte van het Wad roept soms herinneringen op aan de extase van een pilaarheilige. Niet in de woestijn met zijn trillende horizon is deze stroom van fantasma’s op gang gekomen, maar in de eindeloze weerspiegeling van hemelgewelf en wateroppervlak.
De indringende voorstellingen mystificeren de werkelijkheid, maar laten tegelijk niets te raden over. Het geheim wordt uitgekleed, getoond in zijn naakte waarheid, zonder een zweem van ironie of relativering. Deze beelden zijn er niet om te behagen. De trance van een verdwaalde heremiet op het Wad heeft zich getransformeerd tot een vertelling in beelden die in een staat van voortdurende wording verkeren. Fred Landsman schildert niet. Het lijkt of het schilderen zich in hem voltrekt. Het binnen wordt buiten en omgekeerd. Het einde is zoek, zoals ook de wereld verdwijnt in een ver verschiet achter de torenspits van Holwerd.