Die maanden geleden bezocht ik de Scuola San Rocco in Venetië om daar de plafondschilderingen van Tintoretto te zien. Sinds 1972 was ik hier niet meer geweest. Opnieuw raakte ik diep onder de indruk van de duizelingwekkende ruimte die zich opende voor mijn ogen, een ruimte waar de hemelpoort wijd open leek te staan. Wat voor ruimte is dit? zo vroeg ik mij af Heeft die ruimte ons vandaag nog iets te zeggen in deze tijd waarin het hemelse gewelf in gruzelementen is gevallen, een tijd waarin geen transcendentie als ’tweede ruimte’ meer mogelijk lijkt, behalve misschien nog in de virtuele ruimte van het internet? In hoeverre lijkt onze ruimte-opvatting op die van Tinteretto? Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten?
Augustinus scheef zijn boek De Civitate Dei na de val van Rome, dat in het jaar 410 werd ingenomen door de oprukkende horde barbaren die Europa overspoelde. De gedachte was ontstaan dat het verval van Rome veroorzaakt was door de opkomst van het christendom. Pure waanzin natuurlijk, deze vroege vorm van complot-denken. Om dit waanidee te weerleggen ontwierp Augustinus de kosmologie van de dubbele ruimte. De ruimte van de aardse stad en de ruimte van het eeuwige Jeruzalem: de Stad Gods.
Het eschatologisch perspectief van die twee steden was uniek. In de Bijbel was geen enkel voorbeeld te vinden die deze theorie kon rechtvaardigen. De stad van God was op aarde vermengd geraakt de wereldse ruimte, zo beweert Augustinus. De liefde tot God is gericht op het eeuwige Jeruzalem. De liefde tot de wereld op Babylon. Het was een strijd tussen de eeuwige vrede, die in het verschiet lag, en ‘het rijk van de chaos’ dat zo kenmerkend werd getypeerd door de Babylonische spraakverwarring. Deze wereld was in ongerede geraakt en moest zich opnieuw richten op de eindtijd, het Laatste oordeel, als alle doden zouden opstaan om geoordeeld te worden.
Ze zouden dan hun lichaam herkrijgen in de opstanding van het vlees. Dan zou ook de scheiding zich voltrekken tussen de good guys and the bad guys, niet alleen bij de mensen, maar ook bij alle geestelijke wezens boven hen, de demonen en de engelen, de Duivel en God. Dit nieuwe ruimte-concept van Augustinus zou de wereld gaan veranderen. Het Heilige Roomse Rijk, dat in de Middeleeuwen ontstond, werd door de tijdgenoten gezien als een voorloper van het eeuwige Jeruzalem. Door Augustinus werd het denken over ruimte en tijd radicaal veranderd.
Ook het hedendaagse internet brengt een revolutie teweeg in het denken over ruimte en tijd. Die revolutie gaat gepaard met mondiale machtsverschuiving. Zoals de opkomst van het christelijke ruimte-concept gepaard ging met de val van Rome, zo gaat de hedendaagse botsing der beschavingen gepaard met een nieuw ruimteconcept dat door internet wordt aangedragen. De media leveren ‘een geniale streek’, zoals ooit het christendom (zoals Nietzsche beweerde) ‘een geniale streek’ heeft geleverd. Door Zijn Zoon aan het kruis te laten sterven absorbeerde God de erfzonde van de mens. Niet langer was het nodig te offeren aan de goden. God had zich zelf geofferd en daarmee het menselijk bestaan gereduceerd tot een aards leven for the time being: de paulinische tussentijd in afwachting van de terugkeer van de Verlosser.
Alleen overgave in het geloof was nodig om gezuiverd en verlost te worden. Met deze ‘geniale streek’ was de christelijke liefde veiliggesteld. De agapè zoog de menselijk liefde op naar God. Er opende zich een horizon van christelijk geluk, dat hier op aarde reeds beleefd kon worden. Dat is de kern van de christelijke allegria, een soort opgewonden vrolijkheid. Christus leeft! Christus is onder ons! Vertaald naar onze tijd wordt dat : De media leven! De media zijn onder ons! Zo bezien heeft de de nieuwe ruimte die met het internet is ontstaan veel weg van het mystieke lichaam van Christus.
Alan Turing heeft ooit de computer bedacht, omdat hij oprecht meende dat met zo’n apparaat ooit nog eens de ziel van zijn overleden vriend opnieuw tot leven kon worden gewekt. En in Amerika bestaat al een organisatie die er voor ijvert dat mensen zelf over hun genetisch materiaal kunnen beschikken. Dit streven werd jaren geleden al gefinancierd door een bemiddelde advocaat die ooit de gekloonde ‘kopie’ van zijn overleden zoontje wil laten kweken. In de onsterfelijkheid van de individuele ziel heeft deze jurist dus kennelijk niet zo’n vertrouwen. Maar waarin dan wel?
Krijgt hij inderdaad zijn kind terug als het nog bestaande DNA wordt ingebracht in een eicel waaruit het eigen DNA is verwijderd? Was de ziel van dat kind niet meer dan een emergent verschijnsel, iets dat kwam bovendrijven in de gecodeerde interactie van talloze erfelijke bouwstenen binnen een open, onherhaalbaar, dynamisch systeem? Als de individuele ziel niet zou bestaan, of mee sterft met het lichaam, lijkt er geen argument te bedenken waarom dat niet zo zou zijn. Dan heeft hij gelijk als hij blij is een zoon te hebben omdat hij daarin voortleeft. Zo hoefde hij immers na zijn dood toch niet helemaal dood te zijn.
Terwijl het vermoeden, dat we God niet meer nodig hebben om onsterfelijk te worden, steeds meer de trekken aanneemt van een onontkoombare waarheid, neemt bij het naderen van de limiet het verlangen alleen maar toe naar het opnieuw verschijnen van transcendentie. De nieuwe ruimte van internet is een broedplaats van dat verlangen. Achter de ultieme ontkenning van God in de maakbaarheid van de mens, zou een nieuwe gestalte kunnen oprijzen. De gestalte van een God die uit zijn eigen as herrijst na vier eeuwen geleidelijke ontbinding. God als een epifanie van het absurde. Een God die uit het niets weer tevoorschijn komt bij de complete omslag van een systeem dat zich ver uit balans bevindt. Dit bijna onbestaanbare verlangen naar de aanwezigheid van een afwezige God, blijkt zich juist in de hedendaagse verbeelding van denkbare werelden misschien wel het meest openlijk te manifesteren.
Zo ben ik uiteindelijk op zoek gegaan naar de nieuwe vindplaatsen van transcendentie. Naar het sublieme moment van genade dat buiten het verlangen zelf zou bestaan. Naar een paradijselijke oertoestand, een soort pre-oedipaal nirwana dat voor de geest toegankelijk is, niet alleen in de diepste ervaring van het lichaam zelf, maar ook buiten de grenzen van het lichamelijk bestaan. Zo raakte ik ver van huis, dromend van lichaam-loze verrukkingen in de virtuele realiteit van het internet, waar ik nu al bijna zestien jaar lang dagelijks mijn weblog schrijf.
Deze virtuele ruimte heeft niet alleen mijn levensstijl, maar ook mijn schrijfstijl veranderd. Schrijven is een soort praten geworden en tegelijk ook weer niet. Je kunt zomaar een plaatje toevoegen aan je tekst. Soms vormt een plaatje de aanleiding voor een verhaal. In de nieuwe media raken tekst en beeld op talloze manieren met elkaar verweven. Gaandeweg veranderen computers ook het proces van het lezen. Lezen van een scherm is iets anders dan lezen in een boek. Het is een soort luisteren en tegelijk ook weer niet. Computers brengen nieuwe soorten van tekst voort, teksten die de vorm hebben van een complex dynamisch systeem. Zo’n systeem behelst alle mogelijkheden die een natuurlijke taal vertoont. Je kunt knippen, plakken, verwijzen en verknopen. Een traditionele tekst daarentegen reduceert de oneindige mogelijkheden van de taal en vormt een gesloten universum met een begin en een eind.
Wat betekenen deze nieuwe structuren die computers te bieden hebben, voor schrijvers en beeldende kunstenaars. Is het mogelijk dat beeldende kunst en literatuur in de toekomst steeds meer op elkaar gaan lijken? Denkt een beeldend kunstenaar straks nog wel in eenmalige beelden? En zal de macht van de computer er toe leiden dat boeken worden omgevormd tot grenzeloze hyperstructuren waarin de lezer tevens schrijver is? Soms denk ik wel eens, moet ik nog wel een uitgever zoeken voor het manuscript waar ik momenteel mee bezig ben. Het zou een boek moeten worden over het algoritme van de waan. Maar is het boek daarvoor wel de juiste vorm? Is het boek van de toekomst niet eerder labyrintisch en interactief van aard?
Kortom, blijft de traditionele verbeelding aan de macht of vraagt de virtuele ruimte om nieuwe vormen van schrijven en verbeelden? In feite ben ik allang in die nieuwe ruimte beland. Het boek is iets uit de middeleeuwen. Het boek hoort bij een andere opvatting van ruimte en tijd. Als mijn vader, die zich zijn leven lang heeft beziggehouden met telecommunicatie, zou zien wat er nu – een halve eeuw na zijn dood – allemaal technisch mogelijk is, dan zou hij steil achterover vallen. Internet brengt mensen op allerlei manieren nog dichter bij elkaar dan voorheen. Te dicht misschien wel.
Deze ontwikkeling heeft een keerzijde. Mensen verliezen hun vaste plek. Je kunt immers overal inloggen en met elkaar spreken. Het doet er niet meer toe, waar je zit, laat staan waar je leeft. Iedereen wordt een ‘nowhere man’. Mijn generatie heeft daar nog af en toe moeite mee, net zoals met DigidD en de QR-code, maar ik denk dat mijn kleinkinderen niet meer zullen weten hoe het ooit anders is geweest. Het gevoel voor een eigen plaats zal onherroepelijk verdwijnen. Mensen zullen steeds meer in een virtuele wereld met elkaar gaan communiceren en leven. Daarmee zal het virtuele zal de werkelijkheid steeds meer gaan benaderen. Het is immers de uitdaging van de techniek om de gelijktijdigheid van de historische ruimte uiteindelijk te laten samenvallen met de gelijktijdigheid van de geografische ruimte.
Het sleutelwoord in deze ontwikkeling is ‘snelheid’. We zitten gevangen in een eenparig versnelde ontwikkeling op weg naar de gelijktijdigheid van alles in het hier en nu. Paul Virilio heeft ooit beweerd dat de snelheid van de elektronische netwerken op den duur een wereldwijde informatie-catastrofe teweeg zal brengen. De wereld slibt dicht door een overload aan informatie-verkeer. Om over het informatie-verkeer in het neurale netwerk tussen onze oren maar te zwijgen. Het neurale verkeer wordt niet adequaat afgeremd omdat we meegesleurd worden in de informatie-spiraal. Onze neuronen reageren steeds sneller op elkaar, totdat zij op een kwade dag in real-time hun signalen gaan uitwisselen.
Dan zal er geen geen kloof meer bestaan tussen de informatiestromen in ons brein en het rondpompen van informatie op internet. Het bewustzijn klapt dicht, als het geen toegang meer heeft tot deze versnelde processen die volledig autonoom gaan worden. De mens wordt uiteindelijk buitengesloten van zichzelf door de toenemende versnelling die zich in de wisselwerking tussen brein en de virtuele ruimte van het internet voltrekt. De mens verdwijnt dan in het niets, dat wil zeggen; in de leegte van de informatieversnelling. Anders gezegd, de mens beleeft zijn eigen ten hemelopneming op internet.
De virtuele ruimte van internet wordt op deze wijze een substituut voor een verdwenen transcendentie. Het heimwee naar die transcendentie van weleer kan zich in deze substituut-ruimte vrijuit uitleven. Vandaar dat niet alleen de sciencefiction alle teugels van de verbeelding liet vieren, maar ook de New-Age-goeroes vaak lyrisch werden over de nieuwe spirituele ruimte van die zich met de komst van het internet zou ontvouwen. Het werd een nieuwe thuishaven voor de innerlijke persoon. Grenzen tussen mens en machine werden vloeibaar, zelfs de grenzen tussen de seksen, althans vanuit feministisch oogpunt, zoals bleek uit The cyborg manifesto (1985) van Donna Haraway. Het internet is een sociale proeftuin geworden voor de constructies en reconstructies van de innerlijke persoon. Het zijn transformaties die kenmerkend zijn voor onwerkelijkheid van bestaan in tijden van internet.
De vergelijkingen tussen de nieuwe ruimte van internet en de boven-wereldse ruimte van de christelijke kosmologie waren kenmerkend voor de utopische beginfase van het internet. Toch is er nog altijd iets voor te zeggen. Er zijn meer parallellen tussen het ontstaan van het christelijk ruimte-concept in de eerste eeuwen van de jaartelling en de hedendaagse revolutie die internet teweegbrengt in het denken over ruimte en tijd. Dergelijk omwentelingen brengen grote veranderingen teweeg in de bestaande machtsverhoudingen. In dit schijnbaar nieuwe dualisme tussen geest en transcendentie werden de poorten van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ opnieuw geopend, een bijna apocalyptisch gebeuren in de trant van het visioen uit het Boek van de Openbaringen.
In de begintijd van internet werd gesproken van een ‘cyber-ziel’ en de mogelijkheid dat het fysieke lichaam in de nieuwe ontdekte virtuele ruimte uit zijn as zou kunnen herrijzen. Zoals het Nieuwe Jeruzalem openstond voor iedereen die het pad van Christus volgde, zo stond deze nieuwe hemelpoort nu open voor iedereen die zich een computer een abonnement op internet kan veroorloven. De droom van een wereldgemeenschap werd een van de belangrijkste fantasieën over de nieuwe spirituele ruimte van het internet, een technologische versie van de wereldbroederschap van het Nieuwe Jeruzalem. Het probleem is echter dat toegang tot internet, in tegenstelling tot de hemel, afhankelijk is van de toegang tot technologieën die voor grote delen van de wereldbevolking ver buiten bereik liggen.
Alleen die beperking al duidt erop dat er iets grondig mis gaat in dit soort vergelijkingen. De ‘ruimte’ van internet – als het al een ruimte genoemd kan worden – is totaal anders van aard dan de tijdloze, bovenwereldse ruimte in de middeleeuwse kosmologie. Ook de internet-ruimte is uiteindelijk binnenwerelds en niet buiten- of bovenwerelds. Om de ruimte van internet echt te begrijpen kunnen we ons niet onze toevlucht nemen tot metaforen. Wat toen veel voorkwam waren de visioenen van heiligen, geesten, engelen, gesprekken met God en de verlokkingen van de duivel. Tegenwoordig worden waanwereld opgebouwd uit de brokstukken van informatie die rondingen op social media.
Toch heeft het er alle schijn van dat het internet de rol van de religie in de waanzin heeft overgenomen. Er ontstaan nieuwe wanen, nieuwe roepingsvisioenen, nieuwe complot-theorieën en weldra misschien zelfs nieuwe verschijningsvormen van de Messias. Geen Christus of Antichrist, geen Engel of Duivel, maar Willem Engel die het adres van Sigrid Kaag op internet zet, of Thierry Baudet die beweert dat aids ‘in principe’ niet bestaat voor witte hetero’s. Het wordt hoogtijd dat eens onderzocht gaat worden wat de invloed van internet is op het ontstaan op allerlei nieuwe vormen van waan die zich vooral in het hedendaagse populisme manifesteren.
Internet en sociale media staan tegenwoordig voor iedereen open. Daarmee lijken deze media een religieuze dimensie te krijgen (religie betekent in oorsprong ‘verbinden)’. Het christendom bedacht constructies als ‘hemel’ en ‘hiernamaals’ voor iedereen die kiest voor de navolging van Christus en zich daarmee overgeeft van de eeuwige bovenruimte met een daadwerkelijke aanwezigheid van de Verlosser in het hier en nu. Het hedendaagse communicatie-walhalla van internet en sociale media heeft een paranoïde, post-christelijk karakter gekregen, waardoor de poort naar waan (wederom) wijd open staat. Een mens is nu eenmaal ongeneeslijk religieus en daardoor ongeneeslijk gevoelig voor waanideeën en complottheorieën.