Fenomenologie van het puzzelen

P1060480

(foto: Anske Smit)

Hoe kun je ooit een ordening aanbrengen in die wanordelijke stroom van herinneringen die een mensenleven blijkt te zijn als men terugkijkt naar het verleden? Op bovenstaande foto is Bram Peper te zien bij de Reve-herdenking in de Sint Vituskerk in Blauwhuis op 8 zondag december 2013. Als je goed kijkt zie je dat Bram Peper mijn boek Modernisme in Lourdes in zijn hand heeft. Dat boek had ik hem kort daarvoor aangeboden. Bij die bijeenkomst kwam ik twintig minuten te laat binnen, want op de weg ernaartoe raakte Gryt van Duinen, bij wie ik in de auto zat, de weg kwijt. De Tomtom in de auto gaf niet de juiste instructies. Tenminste, niet volgens degene die de auto bestuurde.

Uiteindelijk kwamen we toch nog precies op tijd de kerk binnen, vlak voordat de boekpresentatie zou beginnen. Maar toen ik eenmaal op de voorste bank naast Bram Peper zat, realiseerde ik mij dat mijn boek, dat ik hem moest aanbieden, nog achter in de kerk lag. Weer naar achteren dus om het boek op te halen. Toen ik eindelijk zat, gaf Bram Peper me een knipoog. Kennelijk had hij begrip voor mijn problemen met het ordenen van de verschijnselen. Die problemen waren trouwens nog niet voorbij, want toen ik op het spreekgestoelte stond om mijn verhaal te doen, merkte ik dat de bretels knapten zodat ik even in de angstige veronderstelling verkeerde dat weldra mijn broek zou afzakken zodat ik in mijn onderbroek achter de microfoon zou staan. Dit soort dingen verzin je niet. Ze kunnen je alleen maar overkomen.

De afgelopen maanden ben ik bezig geweest mijn weblog te ordenen en zo kwam ik de raarste dingen tegen. Eigenlijk is de wanorde, die je dan aantreft, de mooiste ordening die je bedenken kunt. Het heeft iets weg van je zolder opruimen, wat ik overigens ook onlangs heb gedaan. Ook dan stuit je soms op de raarste dingen: opgestapelde kisten, dozen en volgestouwde ladekasten. Brieven en ansichtkaarten uit lang vervlogen tijden. Boeken die je nooit hebt ingezien. Schoolboeken die je ooit verslonden hebt. Krantenknipsels, keurig geordend in mappen. Oude cassettebandjes. Dozen met kleurendia’s. Kaartenbakken met aantekeningen voor boeken die nooit geschreven zijn. Als je dat alles door je handen laat gaan, springen je herinneringen van hot naar her als een stel parkieten in een vogelkooi.

Op deze ogenschijnlijk chaotische wijze komen mijn verhalen op dit weblog vaak op gang. Je snuffelt wat hier, je plukt wat daar en onderwijl gaat er iets rollen in je hoofd. Het verleden bestaat niet. Het is je geheugen die het verleden telkens weer als een puzzel in elkaar zet. Of zoals professor Van den Berg het ooit zo mooi verwoordde in zijn boek ‘Metabletica’: ‘Geschiedenis is niet: dat wat geschied is; wat geschied is, is hoogstens een verslag. Geschiedenis is: wat geschiedde in het verband der tijden. Dit verband 
rukt aan het verband der feiten.’ Zo is het precies. De herinneringen creëren het verband der tijden, maar dat verband rukt voortdurend aan het verband der feiten. Twee hersenhelften, ach, wonen in mijn hoofd. Twee zielen, één gedachte. Het brein is voortdurend aan het puzzelen. En puzzelen is in wezen het creëren van orde uit chaos. De ratio vertelt zijn eigen verhaal in de warboel van het gevoel.

Hoe dan ook, zo ordenend en rubricerend, stuitte ik op dat andere verhaal dat ik ooit schreef over het puzzelen. Eigenlijk is het een fenomenologie van het verschijnsel puzzelen. De ervaring van het puzzelen – zo meende ik in die tijd – zou een universeel fundament hebben in de menselijke existentie. Achteraf bezien berust deze gedachte op een vicieuze cirkel. Het algemeen menselijke is een aanname van waaruit vergaande conclusies kunnen worden getrokken. Die conclusies zitten doorgaans al in de aanname verpakt. Anders gezegd: om iets zinnigs te zeggen over het fenomeen ‘puzzelen’ is het perspectief van de puzzelaar onontbeerlijk, maar de onderzoeker moet tegelijk zijn eigen positie formaliseren. Puzzelen is een ‘black box’ voor de onderzoeker die tevens een ‘black box’ is voor zichzelf.

‘Het gehele universum van de wetenschap’, zegt Merleau-Ponty, ‘is op grondslag van de levenswereld geconstrueerd, en wanneer wij over de wetenschap zelf streng willen nadenken … moeten we eerst die beleving van de wereld opnieuw oproepen, waarvan de wetenschap de afgeleide uitdrukking is’. Als je die gedachtegang doortrekt naar het puzzelen betekent dit dus dat de wetenschapper eerst heel goed moet weten wat in werkelijkheid ‘puzzelen’ is – hij moet dit fenomeen uit eigen ervaring kennen – alvorens er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Vervolgens moet hij die ‘eigen puzzel-ervaring’ expliciet maken en ordenen om hem zo buiten werking te kunnen stellen. De ervaring in de existentie moet worden gezuiverd tot zijn essentie. Wetenschap begint pas daar, waar de blinde vlek van de eigen ervaring in beeld is gebracht en vervolgens geëlimineerd wordt. Ziedaar mijn inleidende woorden op een betoog over de fenomenologie van het puzzelen, waarvoor u – want zo gaat dat met puzzelen  – wel even de tijd moet nemen.

Slide1

Een puzzel is een verzameling van kleine, ogen
schijnlijk gelijkvormige, maar in werkelijkheid 
verschillende vormen – doorgaans ‘puzzelstuk
jes’ genoemd – die slechts op één manier in 
elkaar passen, zodanig dat zij gezamenlijk een 
regelmatige figuur (meestal een rechthoek) vor
men, waarop een fotografische afbeelding is te 
zien. Deze verzameling stukjes kan in aantal 
sterk variëren. De kleinere hebben er zelden 
minder dan 100, de grotere meestal niet meer 
dan 5000. Het meest gangbare aantal is 1000. 
Dat aantal staat niet alleen borg staat voor een 
afzienbaar aantal puzzeluren, maar past 
bovendien bij het vermogen van de modale 
puzzelaar en de maat een reguliere huistafel. 
Vrijwel altijd staat de voorstelling in zijn 
geheel afgebeeld op de deksel van de doos. De 
deksel kan op deze wijze letterlijk als ‘voor-
beeld’ dienen.

De puzzelvoorstelling heeft een 
heel eigen iconografie. Doorgaans zijn het 
clichématige taferelen (zoals een pittoresk 
landschap, een fraai stadsgezicht of een 
beroemd schilderij), die je ook tegenkomt op 
ansichtkaarten en koektrommels. Puzzel
voorstellingen hebben bovendien als bijzonder 
kenmerk, dat zij een zeer gevarieerde vlakver
deling hebben. In elke uithoek valt in visueel 
opzicht wel iets te beleven. De horizon is vaak 
hoog. Een relatief grote luchtpartij heeft 
immers een te hoge moeilijkheidsgraad voor de modale puzzelaar. Bovendien moet het geheel 
een harmonische compositie hebben en uitnodigend van aard zijn. De voorstelling dient uitzicht te bieden op een plek waar het vooral 
goed toeven is. De puzzelaar moet aangenaam 
geprikkeld worden en voortdurend een stimulans kunnen ervaren om te volharden in zijn 
tjjdrovende onderneming.

De meeste puzze
laars zijn ook zeer kieskeurig bij de keuze van 
een voorstelling, als een nieuw exemplaar 
wordt aangeschaft. Het tafereel moet bij zijn of 
haar persoonlijkheid passen, maar vooral ook 
bij een stemming. Het wordt een soort mantra 
voor heel wat uren solitaire meditatie. Het puzzelen op zich zelf is een vak apart. 
Lang niet iedereen is hiervoor in de wieg 
gelegd. Het vereist niet alleen bijzondere gaven 
en talenten, maar ook een mentale instelling 
die vaak wordt onderschat. Natuurlijk is 
geduld het allerbelangrijkste. Wie denkt te 
kunnen avanceren, kan beter meteen ophouden. 
De grondhouding van de puzzelaar wordt 
gekenmerkt door een principiële bereidheid om 
de verwachting, dat de puzzel ooit af komt, 
voortdurend op te schorten. Weliswaar vormt 
de toekomstige voltooiing de belangrijkste 
drijfveer bij de puzzelarbeid, onderweg echter 
moet de gedachte hieraan krachtig uitgebannen 
worden.

Puzzelen betekent in de eerste plaats: 
je hoofd leeg maken. Je dient jezelf te kunnen 
verliezen in ogenschijnlijk minuscule proble
men. Waar heb ik dat gele streepje meer gezien? 
Waar ligt dat stukje brugleuning met een roze 
rododendron? Waar hoort die afgesneden 
bloempot thuis die afsteekt tegen een groen 
gazon? Naarmate de puzzelarbeid vordert geeft de 
voorstelling zijn geheimen stukje voor stukje 
steeds meer prijs. De puzzelaar leert dat afge
kaderde vlak van de wereld tot in al zijn uit
hoeken kennen. Dat heeft wonderlijke gevolgen. 
Het voorbeeld gaat een eigen leven leiden. Het 
statische karakter van het tafereel komt de puz
zelaar steeds onwerkelijker voor. Hij realiseert 
zich, dat de kleinste details, die in onbewaakt 
moment ooit door een camera zijn vastgelegd, 
inderdaad voor eeuwig stilstaan. Dit ogen
schijnlijk vanzelfsprekend gegeven, dat eigen is 
aan een elke foto, onthult zich alleen tijdens de 
puzzelarbeid in zijn peilloze afgrond van 
vreemdheid.

Pas als de tijd in al zijn traagheid verstrijkt, ontdekt de puzzelaar dat de uiteen
gevallen wereld, die hij zo geduldig weer in 
elkaar wil zetten, de wereld niet is. Hij zit 
daar niet mee. Integendeel, hij raakt in een 
soort trance. Zijn bewustzijn lost zich als het 
ware langzaam op in de voorstelling, die op 
den duur zelfs een bijna hypnotiserende wer
king kan krijgen. Onschuldige vragen krijgen 
stilaan een haast obsessief karakter. Wat doet 
die man daar op het balkon? Waar kijkt hij 
eigenlijk naar? Is het die jonge vrouw daar 
beneden, in dat malle jaren-zeventig-broekpak, 
die zijn aandacht voor eeuwig vasthoudt? Of 
staat hij zo maar wat voor zich uit te staren? 
Waarom loopt hij niet gewoon weg?

Puzzelen is passen en meten, maar nooit force
ren. Als een stukje niet past, dan past het niet. 
Zo simpel is het. Je kunt proberen het met de 
vuist er in te slaan, maar dit heeft geen enkele 
zin. De fabrikant vergist zich nooit. Sterker 
nog, de heren Jumbo en Ravensburger lijken er 
un sadistisch genoegen in te scheppen het stans
mes in de fabriek zodanig af te stellen, dat alle 
puzzelstukjes een miniem verschil ten opzichte 
van elkaar vertonen. Ze hebben een truc 
bedacht, waar geen kruid tegen gewassen is.
 Twee meanderende lijnen kruisten elkaar in een 
grillig raster, zodat een groot aantal zeskoppige 
figuurtjes is ontstaan. Op het eerste gezicht 
wekken deze figuurtjes de indruk, dat ze tot 
een beperkt aantal gelijksoortige families zijn 
terug te voeren. Maar deze congruentie in vorm 
is slechts schijn. Een goede puzzel kent geen 
enkele herhaling in de ‘betegeling’ van het vlak. 
Dt meanderende lijnen zijn op subtiele wijze 
iets verschoven, of de uitstulpingen zijn iets 
gedeformeerd.

Hoe het ook zij, elk puzzelstukje 
blijkt bij nader inzien net even anders van 
vorm. Of het ene buikje is wat dikker, of het 
andere hoofdje net iets smaller. Wie dacht dat 
hol en bol altijd elkaars spiegelbeeld vormen, 
komt op de vierkante centimeter al gauw tot 
andere gedachten. Elke puzzel blijkt een grote 
variëteit aan niet niet passende vormen te
 bevatten. Dat ‘net niet’ levert meestal ook de 
grootste frustraties op. De puzzelaar dient zich 
dan ook voortdurend te wapenen tegen een 
voorbarig gevoel van mentale bevrediging. Het verschil tussen een goedkope puzzel en een 
kwaliteitspuzzel is op meerdere manieren vast 
te stellen. Bij de eerste is de voorstelling doorgaans net iets meer clichématig van aard. De 
stukjes van goedkope puzzels zijn bovendien 
aanmerkelijk dunner. Puzzelstukjes dienen dan 
ook te zijn vervaardigd uit stevig karton, bij 
voorkeur met een wat onbestemd groenige kleur. 
Tenslotte komt het bij een kwaliteitspuzzel 
nooit voor dat een nieuw exemplaar twee of 
meer stukjes bevat nog aan elkaar vast blijken 
te zitten. Wie de doos voor het eerst opent, moet 
daar de meest complete chaos aantreffen die 
men zich denken kan.

Als eerste daad spreidt de puzzelaar alle stukjes 
op tafel uit, zodanig dat bij elk stukje de voor
stelling naar boven is gericht. De hele onder
neming van het puzzelen speelt zich vervolgens 
af op twee niveaus. Enerzijds dient een passende 
vorm gevonden te worden, anderzijds een sluitende voorstelling. Die combinatie van vorm en 
beeld ligt aan de basis van elke puzzel. Ze 
vormen een soort schering en inslag. De puzze
laar dient voortdurend digitale informatie 
van de afzonderlijke stukjes te combineren met 
de analoge informatie van de totale puzzel-voorstelling. Daarvoor gebruikt hij waarschijnlijk 
beide hersenhelften in een gelijkmatig maar voort
durend samenspel. Ogenschijnlijk hebben die 
twee informatiestromen weinig met elkaar van 
doen. Zeker op lokaal niveau – dat wil zeggen: 
op de zich verschuivende plek binnen de totale 
voorstelling, waar de puzzelaar zijn werk doet, is de combinatie van vorm en beeld volkomen 
willekeurig.

Het is zaak om de lokale informatie 
voortdurend op te slaan, omdat ze elders van 
pas kan komen. De puzzelaar dient dan ook 
een goed geheugen te hebben voor specifieke 
vorm-beeld-combinaties. Gaandeweg moet hij 
zich kunnen herinneren waar dat rare stukje 
lucht is gebleven met die dikke uitstulping, dat 
hij net nog in handen had. Dat detail van een 
dakpan met die hap eruit kan ook thuishoren 
bij het huis links bovenin, waar zich een frag
ment van een dak met een spiegelbeeldige 
uitstulping bevindt. De puzzelaar moet zich 
bepaalde vormen in wisselende posities voor de 
geest kunnen halen, omgekeerd bijvoorbeeld of 
voor driekwart gedraaid. Puzzelen is voor een 
groot deel een activiteit van het topologisch 
voorstellingsvermogen in combinatie met het 
geheugen.

Het begin van de puzzel is relatief vrij gemak
kelijk. Je begint immers niet in het midden, 
maar altijd aan de rand, door eerst alle stukjes te verzamelen met een rechte afsnede en die 
vervolgens tot een sluitend raamwerk aaneen te 
voegen. De hoekpunten vormen hierbij dank
bare vertrekpunten. Daarna is het zaak lang
zaam naar binnen te werken. Soms kan het 
raadzaam zijn een of meer zogenaamde ‘eilan
den’ te vormen, wanneer een gemakkelijk her
kenbaar deel van de voorstelling daar aanlei
ding toe geeft. Deze eilanden kunnen op den 
duur worden samengevoegd, zodat het vlak niet 
in één keer hoeft te worden gevuld. Evenals de 
meeste complexe problemen is ook een puzzel 
gebaat bij een gefaseerde werkwijze van afwis
selend deduceren en induceren. Onoverkome
lijke kwesties moeten eerst in gemakkelijk 
oplosbare sub-problemen worden onderver
deeld, waarna zij successievelijk tot één geheel 
kunnen worden samengevoegd.

Als een bepaald 
deel van de voorstelling relatief veel tijd vergt, 
is het raadzaam niet te lang in dit ene pro
bleemgebied te blijven hangen. Vooral in het 
begin kan een snelle wisseling van werkplek de 
voortgang bevorderen. Wat echt lastig is dient 
voortdurend vooruit te worden geschoven. 
Anderzijds moet de aandacht ook niet al te snel 
worden verlegd. De puzzelaar dient zich af en 
toe ook hardnekkig vast te bijten in een probleem. Het regelmatig cursorisch doorlopen 
van slecht bruikbare stukjes, vermeerdert en 
verfijnt het potentie van vorm-beeld-combi
naties dat het geheugen paraat heeft.

Allengs gelijk een spin nestelt de puzzelaar zich 
tussen zijn stukjes waarmee hij ieder op zich 
een mentale verbintenis legt. Hij weeft zich als 
het ware een web van uiterst subtiele relaties, 
dat zich voortdurend aanpast aan de gegeven 
situatie. Vandaar ook dat het door hem als 
uiterst storend wordt ervaren als een behulpzame huisgenoot zijn diensten aanbiedt, of 
erger nog, ongevraagd aanschuift en pardoes 
een stukje op zijn plek legt. De puzzelaar was 
daar nog niet aan toe. Het verstoort zijn ritme. 
Elk stukje heeft zijn plaats en tijd in een proces 
dat zich voltrekt langs lijnen van geleidelijk
heid. Hoe verder dit proces vordert, hoe meer de aan
dacht zich geleidelijk over verschillende locaties zal gaan verdelen. De ervaren puzzelaar ont
wikkelt gaandeweg twee zienswijzen: het vogel- en het wormperspectief, die in een voortdurende afwisseling het meeste rendement opleveren.

Soms lijkt het of hij iets zomaar cadeau krijgt. 
Dan blijkt een stukje opeens te passen, dat hij 
een heel andere plaats had toebedacht. Soms 
voegen zich een paar stukjes achter elkaar als 
vanzelf aaneen. Deze onbedoelde ontdekkingen 
vertonen een opvallende verwantschap met het 
verschijnsel, dat door wetenschappers ‘serendi
piteit’ wordt genoemd. Wie voortdurend op 
zoek is naar A, stuit opeens op B. Op het eerste 
gezicht lijkt dit fenomeen op zuiver toeval 
te berusten. Waarschijnlijk echter dwingt de puzzelaar dit wonderlijke toeval af door zijn 
uiterst methodische werkwijze. Dit soort 
momenten kunnen bij hem een kortstondig 
geluksgevoel teweeg brengen. Die ervaring valt 
overigens in het niet bij de sensatie van het 
leggen van het laatste puzzelstukje. Dat veroor
zaakt zelfs bij de meest ervaren puzzelaar een 
gevoel van intense voldoening. Opeens sluit de 
voorstelling zich aaneen tot een gaaf geheel. De 
puzzelaar waant zich voor één gelukzalig 
moment in een volmaakt domein.

Het 
hermetisch gesloten vlak ligt maagdelijk voor 
hem, onaangeroerd als een hoogvlakte 
sneeuw die zich uitspreidt vanaf de hoogste top 
van de Himalaya. Deze kortstondige! piek
ervaring geeft het puzzelen zijn bijzondere aantrekkingskracht. Het doet alle frustraties en 
ontberingen vergeten, die nodig waren om dit 
sublieme toppunt te bereiken. Vandaar ook de 
pijnlijke gewaarwording van een gemis, als het 
laatste puzzelstukje blijkt te ontbreken. Dat is 
het allerergste wat een puzzelaar kan over
komen. De wet van Murphy slaat ook hier 
genadeloos toe. Als er ook maar ook één stukje 
van de puzzel ontbreekt, zal dat altijd het 
laatste zijn.

Hoe heroïsch de prestatie ook leek op het 
moment van voltooiing, hierna verdwijnt de 
sensatie al ras als sneeuw voor de zon. Ook het 
gevoel van trots houdt niet lang stand. Een 
puzzelaar laat zich doorgaans niet fotograferen 
met het resultaat van zijn arbeid. Een 
voltooide puzzel, die te lang op tafel blijft 
liggen, kan na verloop van tijd zelfs enige 
weerzin gaan oproepen. Puzzelen is ook niet 
echt iets om trots op te zijn. Veel puzzelaars 
generen zich zelfs een beetje voor hun door
gaans als ledig beschouwde bezigheid. Toch zal 
de herinnering aan de voltooiing vroeg of laat 
het verlangen wekken naar een nieuwe, liefst 
nog grotere puzzel. Een echte puzzelaar is nooit 
klaar. Hij is altijd op weg naar het laatste 
stukje, dat hij allang in handen had.

Puzzelen 
kan zelfs verslavend werken. Het meest voorkomende bijverschijnsel is een verstoring van het 
tijdsbesef. Een puzzelaar verliest niet alleen 
zijn gedachten, hij vergeet ook de tijd. In feite 
verliest hij zich zelf. Dat wil zeggen, tijdens 
het puzzelen verandert het bewustzijn ‘al werken
de weg’ om tenslotte een staat te bereiken, 
waarin het niet meer ‘bij zich zelf’ is. Deze 
bijna Zen-achtige leegte, die doorgaans als zeer 
weldadig wordt ervaren, schijnt puzzelen 
gemeen te hebben met vissen. Beide activiteiten 
vergen niet alleen het uiterste aan geduld, 
maar ook een ogenschijnlijk leeg hoofd. Het 
bewustzijn kan zich dan verwijden tot een 
bijkans rimpelloos oppervlak. In de innerlijk 
stilte, die hiermee gepaard kan gaan, raken 
lichaam en geest volkomen in balans.

Puzzelen 
is dan ook uiterst gezond. Het werk niet alleen 
ontspannend, maar ook regenerend. De 
letterlijk ‘helende’ werking van de puzzel
arbeid heeft een genezend effect gehad op 
menig verwarde geest. De puzzel biedt een 
integratiemodel voor het ego. Sommige half
bewuste processen krijgen tijdens een reguliere 
waaktoestand geen kans om zich te ontplooien. Zelfs de slaap kan in dit opzicht niet altijd 
uitkomst bieden. Deze processen lijken alleen te 
gedijen wanneer het brein zich in een onbestemde staat van half waken en half dromen 
bevindt. Juist dan kan een ongerichte, statio
naire activiteit van de hersenen in werking 
treden, die plaats vindt op een fundamenteler 
niveau dan de lichte, intentionele arbeid van 
het puzzelen zelf. Puzzelen is werken 
aan het oppervlak, waardoor ruimte ontstaat 
in de diepte. Zo los je de grootste problemen op door ogenschijnlijk van niets te weten.