Tijden veranderen

Ik mag de oorlog dan niet hebben meegemaakt, de jaren zestig, daar weet ik alles van. Sterker nog, ik was erbij. Wie zoals ik de jaren zestig bewust heeft beleefd weet waar hij was toen Phil Bloom naakt op TV verscheen. Dat zijn de klassieke momenten, waar het collectieve geheugen het individuele geheugen kruist. Hetzelfde geldt voor de moord op Kennedy en de eerste maanlanding. Bij de uitzending van Phil Bloom zat ik in de societeitszaal van de studentenvereniging Sanctus Virgilius in Delft. Dat was een statige ruimte met houten lambriseringen en leren clubfauteuils. Sanctus Virgilius was een vereniging waar uitsluitend mannelijke studenten lid van waren. In feite was deze club nog strenger dan het Corps. Een paar weken daarvoor was ik ontgroend met het rituele kaalscheren en al.

Laatst vond ik mijn Groenenboekje terug. Dat moest je tijdens de ontgroening drie weken lang elke dag op zak hebben. Ouderejaars konden daar dan allerlei aantekeningen in maken. Tot diep in de nacht moest je op je hurken naast zo’n ouderejaars zitten, terwijl  hij vaderlijk achterover leunde in zijn clubfauteuil en je van spiritualiën voorzag, meestal jonge jenever. Zo werd je dan elke avond langzaam dronken gevoerd. Onderwijl diende je allerlei lastige vragen te beantwoorden, over je seksleven bijvoorbeeld. Als het antwoord niet niet naar de zin van degene door wie je die avond aan de tand werd gevoeld, dan moest je voor straf twee minuten ‘kikkeren’, dat wil zeggen: springen op je hurken. Soms ging dat achterelkaar door totdat je van pure vermoeidheid of dronkenschap plat achterover op de grond viel. Kennelijk waren mijn antwoorden op die lastige vragen niet altijd even adequaat. Zo staat op 6 september 1967 in mijn Groenenboekje opgetekend: ‘Feut is absoluut geen vrouwenkenner.

De ouderejaarsstudenten zaten in die societeitszaal op een soort verhoging, waar je als eerstejaars ook na de ontgroening nog een jaar lang niet mocht komen. Ik kan me nog goed herinneren dat een keer de TV aan stond en dat enkele van die corpsballen met een half oog zaten te kijken. Plotseling dook er iemand op uit zijn krant en riep: ‘Godverdomme, moet je nou eens zien, blote tieten op TV!!!’  Er ging een schok door de ruimte, en een grote mate van opwinding maakte zich meester van alle aanwezigen. Eigenlijk was het een soort dijkdoorbraak. Je voelde al een tijdje dat dit eraan zat te komen, maar het moment suprème kwam toch volledig onverwacht. Na tien minuten werd de TV weer uitgezet en ging iedereen weer over tot de orde van de dag. Dat betekende: krantje lezen, wat biljarten, een pilsje aan de bar en keuvelen over ditjes en datjes.

In deze beklemmende ambiance waren de jaren zestig slechts een rimpeling in een vijver van vreedzame stilte. In die tijd behoorden pleidooien voor meer burgerzin nog tot de stokpaardjes van rechtse fatsoensrakkers. Totdat de verruwing van de omgangsvormen en de verloedering van de grote steden in de jaren negentig een samenhangend patroon gingen vormen. De ene na de andere opinieleider keerde zich openlijk tegen het voortwoekerende morele verval, dat nog eens werd versterkt door het naderend failliet van de multiculturele samenleving.

Ergens in die jarenlange discussie moet de erfenis van de jaren zestig als ideale zwartepiet zijn intree hebben gedaan. Dit tijdvak werd voortaan een tovermiddel, waarmee alle maatschappelijke kwalen simpel konden worden verklaard. Een vrijgevochten generatie, die na een lange gang door de instituties de macht en de media in handen had – en bovendien van geen wijken wist – kwam opeens In de beklaagdenbank. Een wonderlijk proces van zelfhaat en zelfbeschuldiging, want de eerste aanklagers hadden vaak zelf vooraan gestaan op de barricaden of vooropgelopen in protestdemonstraties.

De jaren zestig hebben in Nederland een cultuuromslag teweeg gebracht die de samenleving heeft verlost van misplaatst ontzag voor morele gezagsdragers. Van een klimaat ook waarin normen en waarden onlosmakelijk verbonden waren met het strakke keurslijf van religie of 
ideologie, een cordon van steile voorgangers dat van oudsher de passie preekte. Een verlangen naar oude, vertrouwde rolpatronen valt te bespeuren in het populisme dat al sinds enige tijd in Nederland de kop opsteekt en weldra dominant zal zijn. Het DNA van Poetin zit ook in ons eigen populisme. We missen iets, niet alleen de drang naar vrijheid van toen, maar ook een strenge vader, tegen wie je in opstand kunt komen.

Dat is de paradox van het huidige heimwee naar de jaren zestig. Het was Fortuyns verwijt aan de babyboomers, die stelselmatig geweigerd zouden hebben om 
een morele vaderrol op zich te nemen. Maar het is ook de roep om een 
sterke overheid, waarachter een tweeledig verlangen schuilgaat. Niet alleen heimwee naar een verdwenen theemutscultuur, maar ook het hardnekkige 
waanidee dat één sterke man of vrouw ooit alles op zou kunnen lossen. Juist met die laatste waan heeft de generatie van de jaren zestig ten onrechte gemeend voorgoed te hebben afgerekend. Tijden veranderen. ‘The times they are a-changin’. In die zin had Bob Dylan gelijk, al zal hij het destijds anders bedoeld hebben.