En opeens was het stil
Rare droom vannacht. Ik zat op een boot en het was donker. Het was niet duidelijk wat de plaats van bestemming was. Ik liep op en neer op het achterdek en keek naar de sterren. Hitchcock kwam naast me staan. Zijn moeder was zojuist overleden maar dat werd niet gevierd, zo liet hij me weten. Hij zei ook dat de boot vertraging had en zeker een dag te laat zou arriveren. ‘Waar arriveren?’ vroeg ik. Maar dat wist hij ook niet. Volgens hem was het maar beter om de tijd te doden, want er was toch niets aan te doen. Op mijn vraag hoe je de tijd dan het beste kunt doden, gaf hij geen antwoord. Hij glimlachte alleen en staarde in de duisternis. Opeens zei hij: ‘Het is een wond waarin ik overheen leef, doch die in de diepte zit en niet helen kan.’ In de verte hoorde ik een scheepshoorn. Kennelijk was dat een tegenligger in de nacht. Als dit maar geen scheepsramp wordt, dacht ik nog. Maar er kwam nog een scheepshoorn, en nog een… Allemaal op verschillende toonhoogten. Het werd een heel concert, een symfonie van oceaanstomers. Hitchcock klom over de reling en sprong naar beneden in de duisternis. Ik zag hem nog zwaaien, ergens in het witte spoor van bruisend water dat het schip naliet in de nacht. Ik meende mij iets te herinneren maar ik wist niet wat. Iets dat ooit heel belangrijk was, maar verschraald was als een tak van een boom in de winter. Er daalde iets neer en opeens was het stil.