Verdwaald in het labyrint van mijn weifelende geest ben ik zoek gegaan naar wie ik was, de cowboy die ik vroeger ben geweest.
‘Ik ben niet bang,’
schreef ik op stoepen, ramen, ruiten. Ik hield van indiaantje spelen na de les. Ik had een hoed, een bijl, een mes, pistolen die met water konden spuiten.
Zo ging die mooie jeugd voorbij. De meisjes kwamen, zij het nooit voor lang. De spoken die ik ’s avonds zag op het behang verdwenen. Een andere pistool ging spuiten.