Kijk goed, dombo
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Ver aan de horizon
Daar tussen het riet
Tussen molens en de hemel
Daar komt een man
Die ik niet ken
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Is het een verre buur
Een verdwaalde reiziger
Iemand die terugkeert van de oorlog
Een vertegenwoordiger in kant
Is het een priester
Met oud nieuws
Dat ons helpt bij het ouder worden
Is het mijn broer
Die ons komt zeggen
Dat het tijd wordt
Om wat minder te haten
Of is het slechts de wind
Die het zand wiegt
En luchtspiegelingen vormt
Om de tijd te verdrijven
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Ver aan de horizon
Daar tussen het riet
Tussen molens en hemel
Het is niet een buurman
Zijn paard is te trots
Om zoiets te zijn
Of van de oorlog terug te keren
Het is niet een priester
Zijn paard is te schamel
Om van een parochiaan te zijn
Het is geen koopman
Zijn paard is te licht
Zijn mantel te wit
En geen enkele reiziger
Is meer de brug gepasseerd
Sinds de dood van vader
Laat staan dat hij onze voornamen kent
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Ver aan de horizon
Daar tussen het riet
Tussen molens en hemel
Daar komt een man
Die ik niet ken
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Het is niet mijn broer
Zijn paard zou hinniken
Nee, ‘t is niet mijn broer
Hij zou niet meer durven
Er is hier niemand meer
Die hem nog van dienst kan zijn
Nee, ’t is niet mijn broer
Mijn broer heeft kunnen sterven
Deze schaduw van de middag
Zou meer smart hebben
Als het om hem zou gaan
Misschien is het toch de wind
Die wiegt met het zand
Om de tijd te verdrijven
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Op de vlakte in de verte
Daar tussen het riet
Tussen molens en hemel
Vertrekt een man
Die wij niet zullen kennen
Kijk goed, dombo
Kijk goed
Je moet je tranen drogen
Een man vertrekt
Die wij niet zullen kennen
Je kunt de wapens opbergen
(tekst Jacques Brel, vertaling Huub Mous)