Ode aan de omgevallen boekenkast.
Jaren geleden werd ik door Ernst Bruinsma voor het blad De Moanne geïnterviewd over mijn boekenkast. Bij die gelegenheid werd bovenstaande foto gemaakt. Mijn boekenkast is zo te zien een zootje. Dat is nog steeds zo. De afgelopen dagen ben ik druk bezig geweest om alles eens uit te mesten en op orde te brengen. Zo trof ik heel wat boeken aan, waarvan ik niet wist dat ik ze had. Bijvoorbeeld het boekje Boeken bij ons thuis geschreven door Piet Marée. Het heeft geen jaartal, maar zo te zien is het verschenen in de jaren vijftig. Het bevat tal van praktische tips hoe hoe je overal in huis boekenkasten kunt bouwen, zelfs in de slaapkamer, op de gang , op zolder en achter de zitbank. Er staan ook bouwtekeningen bij. In de inleiding onderstreept de schrijver nog eens het belang van veel boeken in huis, in een betoog waar ik mij – ondank mijn Roomse ‘boekloze’ opvoeding – volledig in vinden kan:
‘Boeken zijn levende huisgenoten. Als echte goede vrienden geven zij ons voor de aandacht die we hun schenken verbazend veel terug, niet alleen door wat hun inhoud ons heeft te vertellen, maar ook door hun aanwezigheid. Een goed ondergebrachte verzameling boeken geeft een kamer gezelligheid en kleur. Er is weinig dat zoveel bijdraagt tot de aankleding van een vertrek als een collectie boeken. Deze geesteskinderen van de besten onder de mensen zijn in elke omgeving op hun plaats, in een bescheiden zolderkamertje zowel als in een rijk gemeubeld huis. Zoals elk edel voorwerp dat doet, verhogen zij het gehalte van hun omgeving.’
Lezen deed je niet. Ja, de krant. Die werd elke avond door mijn vader gespeld. Wij hadden thuis een abonnement op De Nieuwe Dag. Dat was de Amsterdamse editie van De Tijd. En er was natuurlijk de parochiekrant Sursum Corda met het kerkelijk nieuws en niet de vergeten de katholieke radiogids, die later Studio ging heten. Ook kan ik me herinneren dat we wel eens een tijdje een abonnement hebben gehad op Readers Digest. Maar een boek was een zeldzaam fenomeen bij ons huis. Het lezen van boeken werd ook niet door de kerk gestimuleerd. Integendeel. Heel wat boeken stonden op de verboden lijst, de index, die pas in 1966 door Paus Pius VI werd opgeheven.
‘Want katholieken lazen niet veel, nog altijd niet. Oud wantrouwen tegen het boek leidde een lang leven, waardoor de geestkracht van het katholieke volk ernstig geschaad werd.’
Aldus schrijft Michel van der Plas in zijn biografie van Anton van Duinkeren, Daarom mijnheer noem ik mij katholiek. Het citaat geeft goed weer hoe het met de leesgedrag van katholieken decennialang was gesteld. Katholieken lazen niet. Ze lazen niet alleen de Bijbel niet, maar überhaupt niet. Als mijn vader in zijn leven tien boeken heeft gelezen, dan is het veel. Bij ons thuis was ook nauwelijks een boek te vinden. In de jaren zestig kocht mijn vader een ‘Kant en klaar’ wandmeubel, waar de glazen in konden staan. Daar zat ook een boekenplankje in. Maar meer dan tien boeken kan ik me niet herinneren. De Peelwerkers van Antoon Coolen en een vijfdelige Winkler Prins. Soms kwam er een boek in huis dat je goedkoop bij de Margriet kon krijgen. Van Pearl S. Buck bijvoorbeeld of Kronkels van Carmiggelt. Ook kan ik me herinneren dat er wel eens een Prisma-boekje door het huis heen slingerde met titels als De leugen daalt over China of Augustinus de zielzorger, maar dat was het dan ook wel.
Anton Van Duinkeren is misschien ook wel de meest vergeten schrijver van Nederland. Hij was dichter, hoogleraar, cultuurhistoricus, katholiek en doorbraak-socialist, daarnaast een uitmuntend redenaar, een groot improvisator en een bourgondisch levensgenieter met een ontstellend grote eruditie. Met recht wordt hij wel de laatste in de rij der katholieke emancipatoren genoemd. Samen met zijn vriend Godfried Bomans, met wie hij een zekere ‘Roomse hang naar het absurde’ deelde, behoorde hij tot de belangrijkste katholieke schrijvers van de vorige eeuw. Je kunt met recht stellen stellen dat hij de katholieken in Nederland definitief aan het lezen heeft gebracht, niet alleen door de vele boeken die hij zelf schreef, maar ook door zijn niet alfatende propaganda voor het boek. Zo schreef hij jarenlang boekrecensies voor het dagblad De Tijd, maar daar moest hij van hogerhand altijd als laatste regel aan toevoegen of het boek voor katholieken al dan niet raadzaam was om te lezen.
De afkeer van het boek vindt zijn tegendeel in de fascinatie voor boeken. Ik heb veelsteveel boeken. Ook als je boekenkast niet omvalt, kun jezelf nog altijd uitgroeien tot een ‘omgevallen boekenkast’. Een overdaad aan boekenkennis, zonder samenhangend inzicht, leidt tot die kwaal. Ook van Anton Van Duinkerken werd wel eens beweerd, dat hij ‘een omgevallen boekenkast’ was. Zelf was hij in ieder geval een groot boekenverzamelaar. In zijn huis gingen de boekenkasten zelfs door tot in het trappenhuis. Ook als hij ergens kwam dook hij is eerste de boekenkast in, om vervolgens zich urenlang te verdiepen in een uitgave die hij nog niet kende. Ook ik word vaak ‘een omgevallen boekenkast’ genoemd. Maar de boekenkast, die in mijn hoofd is omgevallen, is slechts een klein kastje vergeleken bij de enorme bibliotheek die Anton van Duinkerken in zijn brein had zitten. Vandaar mijn ode aan de omgevallen boekenkast. Ik hou van boeken. Misschien wel teveel. Maar het boek van de liefde kent ook geen grenzen, althans…. als het de ware liefde is.