Destination Art… on a road to nowhere

unnamed

 In Oost Europa zie je vaak enorme beelden, zoals deze met de titel “Родина-мать зовёт!; “Rodina-mat zovjot!” (het vaderland roept) vlak bij de Wolga in Wolgograd en bij de Dnjepr in Kiev. Een wonderlijke titel nu er Russische raketten door de lucht vliegen. Het vaderland roept niet alleen, het vaderland is ook aan het moorden. Ik heb het beeld nooit in werkelijkheid gezien, maar ik heb er wel over gelezen. In 2004 baarde Anna Tilroe veel opzien met een artikel in de NRC waarin ze dit beeld aan onze westerse kunst als voorbeeld stelde. Onze kunst zou geen collectieve symbolen meer kunnen uitdrukken.

Een paar maanden later, in mei 2005, werd naar aanleiding van dit artikel een discussieavond belegd in het in het Rozentheater in Amsterdam, waaraan onder meer ook Hans van Houwelingen en Jeroen van den Boomgaard deelnamen. In feite ging deze discussie over het bestaansvoorwaarden van het hedendaagse monument. Centraal stond de vraag die de kunstcriticus Anna Tilroe aan de orde had gesteld: is er sprake is van een algehele symbolische leegte in onze cultuur na de terreuraanslagen van 9/11 en de moord op Theo van Gogh. Anna Tilroe had haar stelling als volgt samengevat.

‘Het succes waarmee de Amerikaanse politiek na de aanslagen van 11 september symbolen hanteert is de rest van de wereld niet ontgaan. Voor de oorlog aan het moslimfundamentalisme leefde het westen in de symbolische wereld van merknamen, statusobjecten, pop- en pornosterren en televisiepersoonlijkheden. De moord op van Gogh heeft ook in Nederland een verlangen geschapen naar symbolen die de waarden van de vrije, open samenleving representeren. Duurzame symbolen die het kunnen opnemen tegen de tirannieke symboliek van de terreur hebben we niet. We voelen het gemis, getuige de vele discussies over normen en waarden, vrijheid van meningsuiting, godsdienst en onderwijs.

De symbolen die vandaag de dag worden gecreëerd excelleren echter in softheid en zoetsappigheid. Onze cultuur is geen voedingsbodem meer voor heldhaftige symbolen. Onze hedendaagse helden leven niet op de Olympus. Maar op het podium van de massamedia. De waarden waar onze helden voor staan hebben niets te maken met vaderlandsliefde, eenheid en noblesse. De kunst van het fascisme en het communisme wist het wel, die beeldde een trotse fiere arbeidzame mens uit. Maar met de ideologieën is de ideale mens begraven.

Daarentegen zien we nu de door existentiële onzekerheid verscheurde mens, die slechts voet aan de grond krijgt in een schijnwereld van consumentisme en seks. Zijn kunst biedt geen symbolen waaraan hij zich vast kan houden, maar reflecteert zichzelf. Maar na ‘Submission ’ blijkt dat de kunstenaar van nu niet slordig meer met zijn vrijheid om kan gaan. Ze is van symbool van totale vrijheid een maatschappelijke factor geworden die op haar eigen verantwoordelijkheid wordt aangesproken. Wellicht brengt dat de kunst recht in het hart van de samenleving, want we snakken naar symbolen die authentiek, betekenisvol en bezielend zijn.’

Gaandeweg de discussie die zich die avond ontspon bekroop mij een ongemakkelijk gevoel. Ik kreeg het ene déjà vu na het andere. Ik werd heen en weer geslingerd tussen de standpunten van de verschillende forumleden. De stelling van Tilroe kreeg veel kritiek te verduren. Haar roep om nieuwe symbolen, die de cohesie in onze versplinterde samenleving mede kunnen herstellen, werd haar niet door iedereen in dank afgenomen. Tilroe geloofde nog steeds dat de beeldende kunst een roeping heeft. De utopie van de moderniteit mogen wij nog niet weggooien.

Volgens Tilroe kon de kunstenaar zich niet langer verschuilen achter de notie dat onze samenleving gefragmenteerd is en dat de wereldbeelden versplinterd zijn. Kunst moet de roep om samenhang en gemeenschap, die alom klinkt in deze tijd van crisis, serieus gaan nemen. Kunst mag de opkomst van het populisme onder invloed van de massamedia niet zomaar negeren. De kunst moet eigen symbolen aandragen, nieuwe symbolen die een nieuw gevoel van gemeenschap kunnen creëren.

Deze woorden van Tilroe hebben nadien heel wat losgemaakt in de Nederlandse kunstwereld. Ze raakten een gevoelige snaar en riepen bij menigeen weerstand op. Bestand tegen kritiek en tegenspraak zijn ze ook zeker niet. Zo kun je je afvragen of de kern van de bewering wel hout snijdt. Is de kunst op zichzelf juist geen symbool geworden. De hedendaagse vrijheid van de individuele kunstenaar met al zijn ontoegankelijke of provocerende uitingen heeft als nooit tevoren een symbolische waarde gekregen.

De moderne avant-garde heeft zich laten leiden door het esthetisch concept van een ongenaakbare kunst die zich juist onttrekt aan de directe verstaanbaarheid van het symbool. Juist in zijn ontoegankelijkheid werd de moderne kunst voortgedreven door een negatieve kritiek, zoals Adorno in zijn Ästhetische Theorie zo treffend omschreven heeft. Daarin lag de belofte. Daarin lag het verzet. Die belofte heeft de kunst meegenomen ook toen bleek dat ‘de grote verhalen’ – en daarmee ook het bestaansrecht van de avant-garde zelf – voorgoed voorbij leken te zijn.

Ik denk dat Anna Tilroe in haar betoog destijds teveel vroeg van de hedendaagse kunstenaar. Toch raakte zij met deze ogenschijnlijk oneigentijdse beschouwing wel degelijk aan heikel punt. De kunst van tegenwoordig lijkt niet meer in staat om collectieve waarden te verbeelden, laat staan om nieuwe symbolen daarvoor aan te dragen. Neem de hedendaagse productie van literatuur en poëzie in Nederland. Wat heeft die nog te vertellen over de wereld van vandaag? Elf september, de moord op Fortuyn en de moord op Van Gogh waren kennelijk allemaal zaken die ‘te groot’ waren om iets zinnigs mee te doen in een roman of gedicht. Die conclusie, die velen blijkbaar hebben getrokken, zegt waarschijnlijk meer over de status quo van de hedendaagse literatuur, dan over deze grote gebeurtenissen zelf.

Maar ook de beeldende kunst, voorheen toch de hofleverancier van collectieve symbolen, heeft de symboliek in de ban gedaan. Maar is dat erg? Moet die structurele onmacht nu opeens aan de kaak worden gesteld nu de samenleving onder onze ogen versplintert? In hoeverre heeft kunst ooit bijgedragen aan maatschappelijke cohesie? Was het niet eerder de ideologie van kerk, staat of de heersende klasse die in vroeger tijden voor dit maatschappelijk bindmiddel de basis vormde? Kunst kan collectieve waarden niet beschermen en ook niet creëren. ‘Alles van waarde is weerloos’, schreef Lucebert. En toch, die intrinsieke staat van weerloosheid van de kunst hoeft nog niet te impliceren dat je als kunstenaar collectieve waarden, die in nu alom het geding zijn, niet hoeft of moet verdedigen.

 Trouwens, hoe zou je die nieuwe collectieve symbolen dan moeten verbeelden? We kunnen de erfenis van de naoorlogse vernieuwingen in de kunst niet zo maar aan de kant schuiven. Na de formele experimenten van de jaren zestig en zeventig en de verdere onttakeling het symbolische beeld in de jaren tachtig en negentig is ‘beeldende’ kunst al lang niet meer wat ze ooit is geweest en dat zal ze ook nooit meer worden. De aandacht voor de pure vorm heeft de symbolische inhoud van het beeld voorgoed in een ander licht gezet. Die Gestalt-sprong is onomkeerbaar. We kunnen niet zomaar de beeldtaal van vóór de oorlog transplanteren naar onze tijd. Ook al keek Tilroe tien jaar geleden met heimwee terug naar de symbolische monumenten van het communisme, de collectieve symbooltaal van weleer is in feite onbruikbaar voor de actualiteit.

Voorts rijst de vraag of de hedendaagse massamedia niet de rol van de kunst hebben overgenomen als het gaat om het creëren van nieuwe symbolen. Elke oorlog levert iconische foto’s op. Maar symbolen hebben iets, wat iconen niet hebben. Een symbool heeft een laag die existentieel, individueel en toch ook universeel is, los van de ideologische scheidslijnen in een oorlog of een conflict. Een symbool verbeeldt iets wat structureel niet te verbeelden is, een soort gat in de menselijke existentie, die door het symbool juist open wordt gehouden en niet in wordt ingevuld. Een icoon wil met één beeld alles verbeelden binnen een bepaalde context. Dat kan ook het menselijk lijden zijn, maar altijd een lijden van daar en toen of hier en nu. Een icoon sluit af. Er valt een loden deur dicht. Er is geen uitzicht. Je kunt alleen maar huiveren, meer niet. Een symbool echter laat altijd iets van betekenis open, waardoor het een bindende werking krijgt die het icoon ontbeert. Een symbool is kwetsbaar. Een icoon is onaantastbaar.

Het protserige beeld in Kiev is wat mij betreft ook geen symbool. Het een ideologisch statement van een destijds totalitaire staat die zijn geloof had opgedrongen aan het individu. Het is een beeld waarin de wereld zich sluit. Er opent zich niets. Er is geen sprake van ‘een ophanden zijnde onthulling die zich niet voltrekt’, terwijl juist dat toch de kern is waar het in kunst om gaat of zou moeten gaan. Het is ook niet iets wat bij mij een verlangen of een gevoel van heimwee oproept, ook al dacht Anna Tilroe daar indertijd anders over.

Eind 2017 ontmoette ik Anna Tilroe bij de feestelijkheden ter gelegenheid van 100-jarig bestaan van het Princessehof. Geart de Vries stelde mij aan haar voor en zo raakten wij in gesprek over een onderwerp dat in Friesland destijds heel wat stof heeft deed opwaaien: De 11 fonteinen die hier zouden  verrijzen in het kader van Lwd 2018. Anna Tilroe was de curator van dit project.

Waar ik haar mee confronteerde was de vraag hoe haar roep om nieuwe symbolen in 2005 te rijmen was met de lege, postmoderne kunst die wij in Friesland als 11 fonteinen door haar kregen voorgeschoteld. Bij elke gelegenheid riep Tilroe destijds dat deze kunstwerken van internationaal befaamde kunstenaars goed waren  voor het cultuurtoerisme in Friesland. Welnu, wat had cultuurtoerisme met het vullen van een symbolische leegte te maken? Cultuurtoerisme is goed voor de lokale economie, maar heeft niets van doen met de idealen die een gemeenschap binden, zo die idealen er überhaupt nog zijn.

Hoe kun je tegenwoordig nog willen dat de kunst in dienst zal staan van de gemeenschap ? Kunst in dienst van de mienskip? Hoe kun je dat nog verlangen, als die kunst zelf versplinterd is, of anders gezegd: verworden tot een zaak van het doorgeschoten individu dat als een los atoom zweeft in een samenleving en geen enkele collectieve dieptelaag meer kent? Of – in relatie tot wat Tilroe destijds beweerde: hoe moet dat dan nu met die nieuwe symbolen die ‘authentiek, betekenisvol en bezielend’ moeten zijn? We snakken er nog steeds naar, dat wel. Maar hoe doe je dat dan als kunstenaar?

Anna Tilroe moest even een aanloop nemen om mijn vraag destijds te kunnen beantwoorden. Na 2005 had zich zij zich verdiept in nieuwe rituelen in de kunst zoals die ook tot uiting kwamen in Sonsbeek 2008, waar zij curator was en zelfs een nieuwe vorm van ‘kunst als processie’ had geïntroduceerd. (zie: YouTube) Mensen liepen in een optocht door de stad, niet met een Mariabeeld maar met kunst. Ook de elf fonteinen zag zij in dit perspectief. Zij zijn een vorm van ‘Destination Art’. Kunst die een bestemming vormt en waarvoor je op reis gaat om het te zien. In die zin vormde deze kunst volgens haar wel degelijk een ‘bindende factor.’ Het is kunst die mensen letterlijk bij elkaar brengt.

Ik zei haar dat dit argument mij niet overtuigde.

‘Misschien hou jij niet zo van dit soort kunst,’ zei Tilroe.

‘Nee, inderdaad,’ zei ik, ‘voor mij is dit postmoderne kermiskunst. Of wat netter gezegd:  Destination Art on a road to nowhere.