Tot aan de negentiende eeuw waren in West-Europa onthoofdingen openbaar toegankelijk. Een onthoofding werd destijds als een lustvol vermaak voor de massa beschouwd. In zijn boek The Romantic Agony herinnert Mario Praz eraan dat Engelse edellieden tijdens onthoofdingen in Franse steden kamers huurden aan het plein, waar de onthoofding plaatsvond. De Romantische fascinatie voor de lustvolle onthoofding komt openlijk tot uiting in het motief van Salomé. Zij is de fatale vrouw bij uitstek die de man laat capituleren, of beter gezegd: laat de-capiteren. Toen ik vroeg in de twintig was heb ik zelf eens een Salomé geschilderd. Het afgehakte hoofd lag op een schaal die door een vrouw werd vastgehouden.
‘Wat is je grootste angst?’, vroeg iemand mij laatst. Mijn grootste angst is om ooit nog eens onthoofd te worden. Onthoofding is het scheiden van iemands hoofd van de rest van het lichaam. Het is al eeuwenlang een methode om de doodstraf uit te voeren. Onthoofding is een van de meest pijnloze vormen van executie. Toch is dat maar betrekkelijk. Stel je voor, misschien kan het nog wel zo’n tien seconden duren voordat je – onthoofd en wel – het bewustzijn verliest. Vooral die laatste tien seconden lijken me dan niet echt prettig. Je ligt als hoofd op de grond en denkt….tja wat denk je dan nog?
Tijdens de Franse Revolutie, toen er heel wat koppen zijn gerold, is er wel eens onderzoek gedaan naar wat een mens nu eigenlijk voelt tijdens het onthoofden, voor zover men dan nog bewustzijn heeft. Met proefpersonen, die ter dood veroordeeld waren, werd afgesproken dat zij na het onthoofden nog een teken van leven zouden geven, bijvoorbeeld door het knipperen met de ogen of door op een bepaalde manier met de mond te bewegen. In sommige gevallen bleek het hoofd inderdaad nog een reactie te kunnen geven volgens de afspraken die tevoren waren gemaakt. De gevoelens die een mens ervaart worden vanuit het lichaam via de zenuwbanen doorgegeven aan het hoofd. Daar vindt een omzetting plaats in het bewustzijn. Die verbinding is na een onthoofding weliswaar verbroken, maar het is niet duidelijk wat het hoofd in die eerste seconden gewaarwordt van de uitzonderlijke signalen die de doorgeknipte zenuwbanen doorgeven. Het zou kunnen zijn dat het onthoofde hoofd in een flits allerlei fantoomgevoelens ervaart.
Als je onthoofd wordt kun je niet lang bij bewustzijn blijven, want de bloeddruk is vrijwel onmiddellijk verdwenen. Daardoor krijgen de hersenen onvoldoende zuurstof waardoor elk besef van tijd en ruimte vrijwel onmiddellijk verdwijnt. Zolang de hersenen nog geen algemeen zuurstofgebrek hebben gebeurt er ook niet zo veel meer met de binnenkomende signalen. De hormonen die worden aangemaakt worden niet langer door een bloedsomloop rondgepompt en om die reden verliezen ze hun werkzaamheid. Het zou kunnen zijn dat in het onthoofde hoofd nog heel eventjes een soort van benauwdheid wordt ervaren, maar lang kan dat niet zijn. Er zal ook nauwelijks sprake zijn van stress of paniek. Wat er nog in het bewustzijn doordringt is waarschijnlijk niet meer dan een soort chaotisch patroon van vage indrukken zonder enig onderling verband, totdat het het licht definitief uitgaat. Al met al is een onthoofding een redelijk zachte dood, die voor de buitenwacht gruwelijk overkomt, maar voor de betrokkene eigenlijk al voorbij is voor hij het zelf in de gaten heeft. Meestal raakt de ter dood veroordeelde in zijn laatste minuten voor zijn terechtstelling ook in een soort halfbewuste sluimertoestand. Maar er zijn er ook die dan in paniek raken en tot het laatst toe hevig verzet plegen.
In 1748 verscheen een anoniem boek dat veel opschudding veroorzaakte: L’Homme machine – De mens, een machine – van Julien Offray de Lamettrie. Lamettrrie was de grondlegger van materialisme. Psychische verschijnselen hebben louter fysische oorzaken, zo beweerde hij. Het verschil tussen mens, dier en machine is gradueel. In levend vlees zou geen ziel kunnen zitten, zo luidde de redenering. De ziel is hooguit een soort Duracel-batterij die het mechaniek aan de praat houdt. Maar hoe onthoofd je een machine? In feite is dat niet anders, zo beweerde Lamettrie, als het onthoofden van een mens. Kijk maar naar het hart van de kikker, dat nog een uur door klopt als je het uit het lichaam verwijdert. En wat te denken van de kalkoen, die je de kop hebt afgeslagen, en vervolgens nog met zijn vleugels fladdert, zelfs nog even doorloopt om dan pas om te vallen. Is dat niet het levend bewijs dat een dier slechts een machine is? Met de mens zou het niet anders zijn gesteld. Met de dood houdt immers alles op.
Toch is die machinerie van het menselijk lichaam wel zo ingewikkeld dat we nog lang niet in staat zijn om de werking ervan precies te doorgronden. Maar zeker is dat de geest functioneert zoals het lichaam werkt, dat wil zeggen: volgens de mechanistische wetten en principes van de natuurwetenschap. Wat Lamettrie verkondigde was niet nieuw. Zijn landgenoot René Descartes had al een eeuw eerder beweerd dat dieren machines zijn, en dat ook het menselijk lichaam een machine is. Maar Descartes maakte een uitzondering voor de menselijke geest die toch altijd nog iets hogers vertegenwoordigde. Hoe dan ook, de mens is een machine, daar helpt geen liever moeder aan, ook al roep je nog zo hard om je moeder voordat je wordt onthoofd.
Er zijn mensen die er deep down naar verlangen om ooit nog eens onthoofd te worden. Dat verlangen is misschien wel de meest ultieme vorm van masochisme. Een onthoofding heeft ook iets heiligs. Niet voor niets gaan veel offerrituelen met een onthoofding gepaard. Door je hoofd letterlijk te verliezen gaat de ziel terstond op in het al, zo luidt de redenering. Degene die dit vonnis voltrekt zou deelachtig worden aan het magisch moment van kosmische eenwording. Het bijwonen van onthoofdingen is in de islamitische wereld nog altijd een geaccepteerd fenomeen. In het beschaafde Westen wordt dit tegenwoordig als barbaars beschouwd. Toch blijken filmpjes van onthoofdingen nog altijd erg populair te zijn op internet. Ze hebben kennelijk iets wat herinnert aan Allah. Maar wat is het goddelijke van een onthoofding ? Alleen de onthoofding van God kan goddelijk zijn. De rest is een afbeelding van God, en dat mag niet volgens de Koran.
Wie op rationele wijze wil bewijzen, dat de afbeelding van God in een icoon daadwerkelijk God is, staat met lege handen. Toch is het wezen van de icoon op dat geloof gebaseerd. Dat geloof is onwankelbaar, net zoals moslims ervan overtuigd zijn dat Allah letterlijk spreekt in de Koran. Geen letter is onwaar. In elk vers van de Koran manifesteert zich als het ware als het algoritme van Allah. Vandaar ook dat moslims geen beelden van Allah dulden. Het woord van de Koran is beeld en verbeelding tegelijk. Het is een manifestatie van het goddelijke, die alle beelden niet alleen overbodig maar ook godslasterlijk maakt. Het christendom herkent het beeld van God niet alleen in de Bijbel, maar ook in de mens die eveneens een beeld is van God: de imago dei. Maar in het woord van de Koran slaat God neer als in een blikseminslag. Fundamentalistische moslims ervaren de digitale code van God door het lezen van de Koran, en dat lezen moet op rituele wijze telkens weer herhaald worden.
Fundamentalisme, dat ook in het christendom kan opduiken, heeft vooral oog voor de letter in plaats van de geest. Die buitenkant moet eindeloos herhaald worden. Wonderlijk genoeg leent zich het beeld, dat in de moderne media centraal staat, ook uitstekend voor dit proces van herhaling. Fundamentalistische moslims verspreiden hun boodschap dan ook bij voorkeur via beelden op het internet. Folteringen en onthoofdingen worden talloze malen herhaald. Het zijn schokkende beelden die diep insnijden in het openliggende zenuwstelsel van het wereldwijde web van het internet. Fundamentalistische moslims zijn in feite gek op beelden. Ze zij er letterlijk idolaat van, terwijl hun religie juist iconoclastisch is. Ze hanteren dan ook allerlei wonderlijke regels om aan dit gebod te ontsnappen. Gebruikte of tweedehands videobeelden bijvoorbeeld zijn wel toegestaan. Zelfs het maken van een foto is toegestaan, als er maar geflitst wordt. In dat geval wordt het te fotograferen object van zijn ziel ontdaan en is het puur buitenkant geworden.
Internet is bij uitstek het domein van het beeld, het digitale beeld wel te verstaan. Digitale beelden hebben de neiging zichzelf bijna anoniem te produceren, te vermenigvuldigen en te verspreiden via het open terrein van de moderne communicatiemiddelen. We weten niet waar deze beelden vandaan komen. De oorsprong is onbekend, alsook de onzichtbare digitale ruimte die achter dit beeld verscholen blijft. Die ontoegankelijke ruimte van het digitale beeld heeft iets metafysisch. We kunnen er niet in. We beschikken niet over de magische pil uit de film The Matrix die alleen de hoofdpersonen de toegang verleent tot de metafysische ruimte achter de digitale wereld. We kunnen ook niet de digitale informatie direct naar de hersenen overhevelen, zoals moslims de digitale code van Allah uit de Koran kunnen vernemen.
Daarnaast is er met dat digitale beeld in de nieuwe media iets raars aan de hand. In wezen is het digitale beeld pre-modern. Juist door haar digitale karakter wordt het digitale beeld iconisch en heeft de neiging zich op haast religieuze wijze oneindig te herhalen. Het digitale beeld moet verschijnen in zijn reproductie, die ons niettemin doet geloven dat het beeld samenvalt met zijn digitale oorsprong. Het beeld verbeeldt niet de oorsprong, maar valt daarmee samen en wordt dus als een icoon. Het goddelijke van het beeld is zijn eeuwige herhaling. Juist omdat het beeld in de hedendaagse media zijn aura definitief verliest, ontstaat een nieuwe religieuze dimensie, dat wil zeggen: de suggestie van een verte in het nabije.
Dat is de onthouding van God op herhaling. De digitale kopie is een eeuwig icoon, dat wil zeggen, een universeel origineel aan het worden. De oneindige reproductie is de nieuwe manifestatie van het goddelijke in een proces van eeuwige wederkeer. Daarom hoort de fundamentalistische islam thuis in de wereld van de digitale media. Radicale moslims voelen zich op internet als een vis in het water en het laatste wat een vis ontdekt is het water waarin hij zwemt. Superfake is superecht. De almachtige God is eenzaam, maar in zijn oneindige almacht heeft hij ook nergens spijt van.