Het narratief van de liefde
De wereld hangt van verhalen aan elkaar, zo wordt wel eens beweerd. Er zijn mensen die beweren dat dit letterlijk zo is. Een mens zelf is niet meer dan een bundel van verhalen. Onze identiteit is gebaseerd op verhalen, niet alleen onze groepsidentiteit als volk of natie, maar ook de individuele identiteit als mens, als moreel wezen. Opvoeden is verhalen vertellen. Religie is gebaseerd op verhalen. Politiek is mensen laten geloven in een verhaal. Er wordt wel eens beweerd dat de tijd van de grote verhalen achter ons ligt. Maar daar zijn andere verhalen voor in de plaats gekomen. Een mens kan niet zonder een verhaal. Telkens weer moet hij op verhaal komen. Waarom dacht u dat u dit weblog leest?
Ook psychologen zijn erachter gekomen dat verhalen van cruciaal belang zijn voor de menselijke geest. Volgens de narratieve psychologie zijn verhaalstructuren heel belangrijk bij allerlei processen die zich in onze geest afpelen: denken, interpreteren voorstellingen maken, en ook het maken van morele keuzes. Het gaat niet zozeer om het verhaal zelf, om de feitelijkheden, maar om het geloof in de structuur van het verhaal. Ook dichters en schrijvers zijn zich dit terdege bewust. Door het creëren van een alternatief verhaal kun je het geloof in de wereld veranderen of op zijn minst op zijn kop zetten.
Sommige schrijvers hebben dit op radicale wijze willen toepassen. Samuel Beckett bijvoorbeeld. Hij verkende in zijn absurdistische verhalen en toneelstukken de beginselen het zogeheten ‘construeren van niet-traditionele verhaalstructuren’. Zelfs onze gevoelens en emoties zouden gebaseerd zijn op aangeleerde verhaalstructuren. De vraag rijst dan: zijn ook onze emoties veranderbaar door het veranderen van verhaalstructuren?
Neem als voorbeeld een drietal van misschien wel onze meest elementaire emoties: liefde, seksueel verlangen en schuld. Die drie emoties zijn met elkaar verbonden door traditionele verhaalstructuren. Er is een reeks teksten van Beckett (Molloy, Malone Dies, The Unnamable, 1955), waarin achter elkaar twee stemmen hoorbaar zijn. De eerste stem heeft geen naam. Hij zegt het volgende:
‘They love each other, marry, in order to love each other better, more conveniently, he goes to the wars, he dies at the wars, she weeps, with emotion, at having loved him, at having lost him, yep, marries again, in order to love again, more conveniently again, they love each other, you love as many times as necessary, as necessary in order to be happy, he comes back, the other comes back, from the wars, he didn’t die at the wars after all, she goes to the station, to meet him, he dies in the train, of emotion, at the thought of seeing her again, having her again, she weeps, weeps again, with emotion again, at having lost him again, yep, goes back to the house, he’s dead, the other is dead, the mother-in-law takes him down, he hanged himself, with emotion, at the thought of losing her, she weeps, weeps louder, at having loved him, at having lost him, there’s a story for you, that was to teach me the nature of emotion, that’s called emotion, what emotion can do, given favourable conditions, what love can do, well well, so that’s emotion, that’s love. ‘
De andere stem noemt zichzelf Malone. Hij vertelt het verhaal over een zekere Macmann die zichzelf verhalen vertelt, terwijl hij met zijn wang tegen de grond ligt en doorweekt is door een zware en aanhoudende regenbui:
‘The idea of punishment came to his mind, addicted it is true to that chimera and probably impressed by the posture of the body and the fingers clenched as thoughin torment. And without knowing exactly what his sin was he feIt full well that living was not a sufficient atonement for it or that this atonement was in itself a sin, calling for more atonement, and so on, as if there could be anything but life, for the living. And no doubt he would have wondered if it was really necessary to be guilty in order to be punished but for the memory, more and more galling, of his having consented to live in his mother, then to leave her. And this again he could not see as his true sin, but as yet another atonement which had miscarried and, far from cleansing him of his sin, plunged him in it deeper than before. And truth to tell the ideas of guilt and punishment were confused together in his mind, as those of cause and effect so often are in the minds of those who continue to think. And it was often in fear and trembling that he suffered, saying, This will cost me dear. But not knowing how to go about it, in order to think and feel correctly, he would suddenly begin to smile for no reason … to smile and give thanks for the teeming rain and the promise it contained of stars a little later, to light his way and enable him to get his bearings, should he wish to do so. ‘
In haar boek Love’s Knowledge, Essays on Philosophy and Literature (1990) verwijst Martha Nussbaum expliciet naar deze twee passages bij Beckett. Ze zouden exemplarisch zijn voor de narratieve structuren die aan onze emoties ten grondslag liggen. De conclusie is dan onontkoombaar. Seksualiteit is door traditionele narratieve structuren intrinsiek verbonden met schuld. Dat zou ook de reden zijn dat de religie van oudsher argwanend staat tegenover de seksualiteit en zelfs kan vervallen tot een negatieve obsessie met alles wat met het lichaam van doen heeft. Deepdown verlangt de mens terug te keren naar het embryonale paradijs van de moederschoot, waaruit hij bij de geboorte op een wrede manier verdreven is. Het seksuele verlangen spoort met dat paradijselijke heimwee.
Sterker nog, ook dit seksuele verlangen is gericht op het opnieuw binnendringen van de moederschoot. Maar die poort van het paradijs wordt volgens een oud verhaal bewaakt door een engel met het zwaard. Het seksuele verlangen is beladen met diepe gevoelens van schuld en huiver. Wij kunnen niet terugkeren naar het oord waar ons diepste verlangen naar uitgaat. Dat is het drama van de menselijke staat, een tragisch verlangen dat door taboe, schuld en boete wordt belemmerd. Het is de erfzonde. Dit tragisch verlangen houdt de wereld en de geschiedenis gaande en doet religies van start gaan met hun terugkerende narratieve structuren van schuld, boete en verlossing.
Het is dus zaak om de narratieve structuur, die aan dit tragische verlangen ten grondslag ligt, te deconstrueren en te transformeren tot iets wat minder tragisch is. Je zou dat de opdracht kunnen noemen die het modernisme zichzelf heeft gesteld. Wellicht was het ook de opdracht die Beckett zichzelf had gesteld. Je verandert de regels, de taal zelf, de vorm… en daarmee de inhoud. Maar bevat deze opdracht op zichzelf ook niet een narratieve structuur die wijst op een quasi-religieus narratief van verlossing? Anders gezegd, is elke vorm van religie daarmee bij voorbaat verdacht? Het modernisme was in wezen geïmplodeerde transcendentie die terugkeert in een wereldse gedaante.
Volgens Charles Taylor, die Nussbaum’s gedachten over Beckett bespreekt in zijn omvangrijke studie Een seculiere tijd (2004), mogen we er niet bij voorbaat van uitgaan dat deze eigenaardigheid in het narratief van de religie onjuist is. Dat wil zeggen, natuurlijk moeten we concluderen dat deze verachting van het lichamelijke die deze religie predikt onjuist is, en in welke opzichten, maar we moeten daarnaast ook erkennen dat deze verwerping ten dele ook is voortgekomen uit een ‘een authentiek en waardevol streven naar een vollediger liefde’. We moeten deze redenering dus niet veroordelen, maar te boven komen ‘en tegelijk behouden wat in de wortels ervan van waarde is.’
De wortel van de religie is is dus het streven naar een vollediger liefde. Dat zou een liefde moeten zijn waarin ruimte komt voor transcendentie, een ruimte voorbij de grens van leven en dood. Een ruimte vooral van het hart, en niet zozeer van het hoofd. Hoe dan ook, er moet een grotere ruimte zijn voor de liefde, een grotere schaal dan de aardse, om al het water uit de bron van de liefde te kunnen bevatten. Er is meer tussen hemel en aarde, en de enige aanwijzing daarvoor is de liefde. Dat lijkt mij een redenering waar weinig op valt af te dingen. Zeker in een tijd waarin men slechts de liefde heeft om de taal van kanonnen tegen te spreken.