Herinneringen aan Hans

Zaterdagavond j.l. in De Ysbreeker in Amsterdam

Afgelopen  zaterdag was het weer zover. Onze jaarlijkse reünie van klas 1 B van het Ignatiuscollege vond vanaf 14.00 plaats in Café-Restaurant De Ysbreeker in Amsterdam. Voor mij was het al weer even geleden. Eerst twee jaar corona, waardoor het niet door kon gaan. En vorig jaar zat ik in Venetië. Vandaar dat ik nu eindelijk mijn belofte aan aan Hans Kraan gestand kon doen. Drie weken voor zijn overlijden – in september 2019 – had ik Hans op zijn verzoek beloofd dat ik bij zijn uitvaart iets vertellen zou over zijn leven in de periode 1967 tot 1973. In die tijd gingen Hans en ik nauw met elkaar om. Maar ook op de dag van zijn uitvaart zat ik in Venetië. Gisteren tijdens het diner heb ik uiteindelijk mijn verhaal kunnen doen. Veel van wat ik vertelde was bij mijn klasgenoten onbekend. Vandaar het verzoek van hen om mijn verhaal nog eens op papier te zetten, wat ik bij deze heb gedaan.

Hans groeide op in de Watergraafsmeer, evenals ik. Hij in de Wakkerstraat (een zijstraat van de Middenweg), en ik even verder op in de Johannes van der Waalsstraat. Hans bracht zijn lagereschooltijd door op de Lidwinaschool op het Linnaeushof. Ik op de Peetersschool in Oud-Zuid. Pas op het Ignatiuscollege troffen we elkaar. Beiden gingen we na onze schooltijd Nederlands studeren.

Hans was de oprichter van de jeugdsociëteit Omega. De oprichting vond plaats op 27 april 1967, de dag waarop Prins Willem-Alexander geboren. Omega kwam voort uit de laatste 18-jarigen-cursus, die nog in onze parochie werd georganiseerd. Voor het openingsfeest in een zaaltje aan de Kruislaan contracteerde Hans Marius Monkau, die wij hadden horen zingen op het ontmoetingsweekend met Duitse jongeren in Slot Dillenburg in mei 1967. Omega had zijn onderkomen in de kelder van de Martelaren van Gorkum, waar ook de jeugdsociëteit Bacchus was gevestigd. Maar bij Bacchus werd alleen soul-muziek gedraaid. Louis van Gaal, die destijds op het Galilei-plantsoen woonde, was lid van Bacchus. Wij keken daar op neer en dansten op echte popmuziek bij Omega. Het was de tijd van drank, drugs en rock-and roll. Wat drugs betreft was Hans geen groot-verbruiker, maar hij was wel een fervent liefhebber van The Who. De tekst van We don’t get fooled again kende hij uit zijn hoofd en draaide hij vaak met de volumeknop op tien. 

Hans was de initiatiefnemer van de bezetting van onze parochiekerk, de Martelaren van Gorkum, aan het Linnaeushof.  Die bezetting vond plaats  in de Paasnacht, op 6 april 1969 als protest tegen de houding van de kerk in Zuid-Amerika. Hans was hierbij de grote gangmaker en de ideoloog. Zo kwam het, dat ik samen met Hans Kraan nog een nacht heb vastgezeten op het politiebureau in de Linnaeusstraat. Hans organiseerde later in deze kerk nog een discussieavond over dit onderwerp o.l.v. Ed van Westerloo.

In de zomer van 1971 vroeg Hans mij of ik een kamer wilde huren in het huis, waaruit zijn ouders in 1969 waren vertrokken. Zijn vader was fietsenmaker geweest en daarnaast een groot amateur-heemkundige. Ook Hans wist erg veel van de geschiedenis van Amsterdam. Eerder had hij die kamer verhuurd aan Berend-Jan van de Boomen, ook oud-ignatiaan, die het destijds al had geschopt tot privé-secretaris van Ed van Tijn. Hans woonde boven en ik sindsdien beneden, maar mijn kamer fungeerde vaak als huiskamer. De meest wonderlijke mensen kwamen hier over de vloer, onder wie nog al wat radicale marxisten uit Duitsland, van wie het me achteraf niet zou verbazen dat ze later bij de RAF zijn terechtgekomen. In Berlijn ontmoette Hans Ulrike Meinhof, zo vertelde hij mij later. In de Wakkerstraat kwamen ook theologen van diverse pluimage bij Hans op bezoek.

Begin jaren zeventig correspondeerde Hans met veel mensen all over the world. Hij had vriendinnen in meerdere continenten, en meerderen van hen kwamen wel eens logeren in de Wakkerstraat. Zo ook Nina, een Amerikaanse, die zo klein was dat ze haast tussen de benen van Hans door kon lopen. Zij bleef zelfs een jaar lang. Voor haar heeft Hans toen eigenmachtig een reusachtig hemelbed in zijn slaapkamer gebouwd. Tot aan zijn dood zou hij met met tedere gevoelens aan Nina blijven voelen. Ze is ook nog eens keer bij hem geweest in de Bijlmermeer. 

Ook herinner ik mij een klein meisje uit Australië, op wie Hans erg verliefd was, en die een paar weken bij ons woonde. Zij werd psychotisch tijdens haar verblijf ontpopte Hans zich toen als een autodidactisch geschoold psychiater, die fel gekant was tegen het gebruik van antipsychotica. Daar had ik destijds zo mijn eigen gedachten over. 

Deze foto is gemaakt in januari 1969.  Hans was destijds namens onze parochie gekozen voor de bisschoppelijke Pastorale Raad van Haarlem. Van daaruit werd hij als afgevaardigde van de Haarlemse delegatie opgenomen in het Pastoraal Concilie, waar hij medeauteur was van het rapport Ruimte tot menswording voor de Jeugd. Hij discussieerde in die periode met Schillebeeckx en andere vooraanstaande theologen, maar ook met bisschoppen. Zo rond 1970 schreef Hans zijn eerste artikelen in De Nieuwe Linie. Soms schreef hij samen met Vincent Bakker, leeftijdgenoot en ook oud-ignatiaan, die destijds al voor Vrij Nederland werkte en ook bij ons in de buurt woonde. Volgens Vincent was Hans destijds een van de grootse Marx-kenners van Nederland. 

Met Hans ben ik in juni 1969 ook naar Münster geweest, dat in die tijd – evenals Nijmegen – een centrum van theologische vernieuwing was. Daar bezochten we onder meer Leo Dullaart, die samen met Hans in de redactie zat van het tijdschrift Tegenspraak dat in Nijmegen werd uitgegeven en een brug wilde slaan tussen theologie en marxisme, geïnspireerd door de bevrijdingstheologie in Zuid-Amerika. Hans schreef theoretische artikelen over onderwerpen die hiermee annex waren. Zo herinner ik mij een lang betoog met als titel Van oude theorieën, de dingen die niet voorbijgaan. Hij gaf ook aan huis les over Hegel, die wij onder zijn leiding van hem pagina voor pagina moesten lezen in het Duits. 

Deze foto is gemaakt op 15 mei 1969. Hans en ik, schuilend voor een waterkanon op het Spui in Amsterdam. Een paar uur later zou het Maagdenhuis worden bezet. Beiden hebben we de eerste nacht ook in het Maagdenhuis doorgebracht. Hans bleef tot het einde. Ik ging na de eerste nacht weer naar huis. Hans werd ook gearresteerd en veroordeeld tot 200 gulden boete. Die boete werd later betaald door de theologie-professor Ben Hemelsoet, die Gerard Reve in 1966 het colloquium doctum had afgelegd, voordat Reve werd gedoopt. De ironie van de geschiedenis wil dat de bekering van Reve zich voltrok onder de ogen van een vrijzinnig theoloog met linkse sympathieën. De ideologie van de ‘communistische kerk’, waarvan Reve zich in zijn jeugd had afgekeerd, zou mede door toedoen van dit soort theologische vrijdenkers uiteindelijk ook de Roomse kerk gaan infiltreren, al zou deze verwarrende periode niet al te lang duren. Ik heb Hans vaak gezegd dat hij zijn herinneringen uit die tijd op papier moest zetten. Dat is er helaas nooit van gekomen.

In september 2019, drie weken voor zijn dood, heb ik Hans nog opgezocht. We spraken toen over alles in het leven. Hij liet mij ook al zijn boeken zien: een indrukwekkende bibliotheek met niet alleen de verzamelde werken van Hegel, Marx en alles van de Frankfurter Schule, boeken die hij in de zestig deels met ‘proletarisch winkelen‘ had verworven, maar ook veel kunst en literatuur.

Ik overhandigde toen aan Hans de sleutel van onze parochiekerk, die wij samen in 1969 uit de sacristie van de Martelaren van Gorkum gestolen hadden.  “Moet ik die meenemen in de kist?” vroeg Hans. Maar later bedacht hij ook zelf, dat zo’n sleutel misschien nog wel van pas kon komen als Petrus hem bij de hemelpoort onverhoopt de toegang zou weigeren. Van Hans kreeg ik een plastic duivel mee, die hij ooit van Ben Hemelsoet had gehad, die hem op zijn beurt hoogst persoonlijk van Gerard Reve had gekregen, die hem beslist kwijt wilde. 

Hans vroeg of ik deze duivel tot mijn dood in bewaring wilde nemen.