Het complot als herrezen God
De grootste misvatting over het menselijk geheugen is dat het zou werken als een computer. Herinneringen zijn geen pakketjes informatie die je in de hersenen kunt opslaan en daarna op elk gewenst moment op het scherm van het bewustzijn tevoorschijn kunt toveren. Zo’n tijdscapsule bestaat niet. Telkens weer neemt de herinnering een andere gedaante aan, ingekleurd door de wisselende belichtingen van het gevoel en ingekaderd door de veranderende rasters van het verstand. Het geheugen is vloeibaar, zo blijkt telkens weer. Maar niet alleen het geheugen is vloeibaar, ook het verstand.
In dit alles schijnt iets door wat je het patroon van de waan zou kunnen noemen, een verschuiving naar een wereld die ongemerkt zijn verankering in de werkelijkheid verliest. Zelfs het ultieme kwaad van de Holocaust was aan het eind van de twintigste eeuw een fabel geworden, een verhaal dat je kunt exploiteren in dienst van een ideologie. ‘De Holocaust-industrie’, zo noemde Norman Finkelstein dit proces in zijn gelijknamige boek uit het jaar 2000. Het zou gaan om een kitscherige ‘fictionering’ van de werkelijkheid. De Holocaust, zoals die in representaties wordt voorgeschoteld, zou in feite een ideologische voorstelling zijn van de Holocaust van de nazi’s.
Finkelstein maakte onderscheid tussen de term ‘nazi-holocaust’ die verwijst naar een feitelijke , historische gebeurtenis en ‘Holocaust’ als de ideologische voorstelling daarvan. In de New York Times werd Finkelsteins betoog vergeleken met de Protocollen van de wijzen van Zion. In een artikel in De Spiegel verwees Leon de Winter de auteur van De Holocaust-industrie naar de psychiater.
Zo was rondom de eeuwwisseling de representatie van het ultieme kwaad op zichzelf ten prooi gevallen aan de waan van het complotdenken. Daarmee werd de uniciteit van het fenomeen Hitler niet aangetast. Integendeel: het uitzonderlijke van zijn verschijning kreeg – ondanks of dankzij – dit mechanisme van de representatie een bredere context en een diepere betekenis. Bovendien veranderde het denken over Hitler naarmate de eeuw van extremen op zijn eind liep. Met het verdwijnen van God ging de filosofie zich steeds meer richten op de kunst, de verbeelding, het imaginaire, kortom op alles wat de esthetische ervaring aanricht in het bewustzijn. En met de esthetisering van de werkelijkheid werd niet alleen de waarheid een leugen, maar uiteindelijk de werkelijkheid zelf een waan.
Nietzsche beweerde dat zijn boodschap omtrent de dood van God te vroeg kwam. Het zou nog minstens twee eeuwen duren voordat de mensheid aan die verschrikkelijke waarheid toe was. Als dat waar is – maar wat is nog waar sinds Nietzsche? – hebben we nog een lange weg te gaan met het verdwijnen van de waarheid. Het postmodernisme was slechts een eerste stap. Zo werd werd Hitler uiteindelijk een fabel. Nu de allerlaatste waarheid nog. Wellicht staan we aan de vooravond van het tijdperk van waan. Als Nietzsche gelijk had, dan is God nu al meer dan een eeuw dood. Onderwijl zijn naturalisme en materialisme mainstream aan het worden. Toch gaat het niet zozeer om de vraag of God nu dood is of niet. Immers, welke theologisch geschoolde patholoog-anatoom zou de hersendood van dit efemere wezen kunnen vaststellen?
Het gaat erom dat na het verscheiden van deze heilzame waan zich geen bruikbaar alternatief meer heeft aangediend. Wat Nietzsche ook beweerde, het stervensproces van God was ook al veel eerder op gang gekomen. Het begon al bij Descartes die in zijn proces van methodische twijfel ‘God’ en ‘het heilige’ tussen haakjes plaatste. Bij Hegel die de geschiedenis zelf heilig verklaarde. Bij Fichte die het geestelijke radicaal naar binnen trok. En uiteindelijk bij Nietzsche zelf die niet anders kon doen dan God levenloos aan te treffen in de cultuur van zijn tijd. Zo ontstond de goddeloze twintigste-eeuw. Het menselijk subject kreeg iets absoluuts zodat uiteindelijk de geschiedenis zelf zou vragen om een absoluut subject, iets wat zich voltrekt op weg naar een totale omwenteling: een bestemming, een revolutie, een utopie en uiteindelijk de verbeelding aan de macht.
Maar na de verbeelding kwam de ontgoocheling. En toch, de rampen, die Nietzsche zag aankomen zijn ons – na zijn constatering dat we God hebben gedood – tot nog toe bespaard gebleven. Twee wereldoorlogen, dat wel, maar daar is het dan ook bij gebleven. Na ruim honderd jaar kunnen we stellen dat we ook best kunnen leven zonder God. En hoewel het in onze pragmatische samenleving, waarin veiligheid, risicobeheersing en het managen van diversiteit centraal staan, ontbreekt aan een zekere ideologische zwaarte en we ons moeten verlaten op de zelf-organiserende kracht van complexe processen, weten we ons tot nog toe redelijk te redden. ‘Het seculiere experiment’, zo luidt de voorzichtige conclusie van deze redenering, die ook Hans Boutellier formuleert in zijn gelijknamige boek, is geslaagd te noemen. Ook zijn conclusie luidde: ‘Het is geen zooitje geworden, zoals mijn vader dacht.’
Maar je kunt ook een andere conclusie trekken. Nadat niet alleen God, maar uiteindelijk ook alle grote verhalen uit de wereld waren verdwenen, is de filosofie op zoek gegaan naar het moment waarop het modernisme was ontspoord en de werkelijkheid zelf onwerkelijk was geworden. De postmoderne filosofie werd semiotisch en richtte haar blikveld tot een slippend mechaniek, dat in elk verwijzingssysteem werkzaam is en het primaat zou hebben in elke act van het bewustzijn, en dus ook het denken zelf. Vanuit die optiek bezien zou het bewustzijn geheel van taal en teken afhankelijk zijn. Het subject verdwijnt dan in een web van woorden. Er zou zelfs geen zwijgend weten bestaan dat aan een aandachtig gebruik van de taal voorafgaat. Er ging iets tollen in de taal zelf. Elke betekenis werd geïnfecteerd. Elke inhoud zonk weg en alleen retoriek bleef drijven. Elke transcendente fundering van waarheid of waarden verloor zijn grond. Daarmee werd ook het verleden een fictie en even onwerkelijk als Hitler was geworden in het verloop van de tijd. Zijn ster verwijderde zich aan het firmament, maar zijn legendarische aureool straalde als nooit tevoren. De herinnering aan hem kreeg de aura van het demonische en de aantrekkingskracht die de horror kan uitoefenen in gruwelromans en griezelfilms. Welkom in het spookhuis van de werkelijkheid!
Welcome to the desert of the real, zo luidde de titel van het boek dat Sloveense filosoof Slavoj Žižek publiceerde na de aanslagen van 9/11. Žižek fantaseerde over de mogelijkheid dat we ooit nog eens de fabel van Borges zouden beleven, waarin de cartografen van het rijk een kaart hadden opgesteld die zo gedetailleerd was dat deze uiteindelijk het gehele grondgebied precies zou beslaan. Het zou dan de echte werkelijkheid zijn en niet de kaart, waarvan de overblijfselen hier en daar zouden blijven voortbestaan in de woestijn die niet langer die van het rijk zou zijn, maar de onze. Dat wil zeggen: de woestijn van de werkelijkheid. Ook de politiek werd stilaan een fabel, want met de komst van het populisme was ook de politiek in de woestijn van de werkelijkheid beland.
In zijn profetische boek De dramademocratie, dat in 2002 verscheen – kort voor de moord op Pim Fortuyn – , betoogde de Belgische socioloog Mark Elchardus dat onze westerse democratie steeds meer wordt bepaald door de wetten van de media. De burgers worden niet meer vertegenwoordigd door de politiek. De westerse democratieën zouden in een overgangssituatie verkeren, waarin sprake is van een groeiend onbehagen, gevoed door een diepgaand ongeloof in het vermogen van de politiek om de problemen het hoofd te bieden. Zo werd wellicht al vroeg de kern aangeduid van het hedendaagse complotdenken dat gevoed wordt door een groeiend wantrouwen in de media.
De dramademocratie van tegenwoordig heeft zich uiteindelijk verschoven naar het terrein van de sociale media, waar in bubbels en informatie-fuiken de complottheorieën welig tieren. Een complottheorie geeft niet alleen een pasklare verklaring voor iets wat je niet begrijpt, maar creëert tegelijk ook een gedeeld geheim waarin ogenschijnlijk een spirituele dimensie verborgen gaat. Zo komt God opnieuw tot leven in het complot. Dat lijkt tegenstrijdig maar is in feite de paradox waar het bij elke complottheorie om draait. Het onbekende wordt onschadelijk gemaakt door een nog grotere onbekende in het leven te roepen en die vervolgens heilig te verklaren in een gedeeld geheim. Maar was het met de geboorte van de religie niet net zo gegaan? Het mechanisme van de waan zit niet alleen in de mythevorming, maar ook in het charisma. Dat is de kern van elke religie en daarnaast ook een wezenlijk kenmerk de geest die in een waantoestand verkeert en een nieuwe religie van start doet gaan. Er is dan geen herinnering meer aan een eerste begin. En als het geheugen hapert, krijgt de waan vrij spel.
Het onwerkelijk worden van de werkelijkheid is een trend die de laatste decennia in meerdere is varianten is opgedoken. Al 2006 werd die trend gesignaleerd in de documentaire HyperNormalisation van de Britse filmmaker Adam Curtis. De term ‘hyper-normalisation’ is afkomstig uit het boek van Alexei Yurchak, Everything was Forever, Until it was No More: The Last Soviet Generation, dat handelt over de paradoxen in het leven van Sovjet-Unie in de laatste twee decennia voor de instorting in het begin van de jaren negentig. Iedereen in de Sovjet-Unie wist destijds dat het systeem zou vallen, maar niemand kon een alternatief bedenken voor de status quo, waardoor men tegen beter weten in de schijn in stand hield van een goed functionerende maatschappij. Maar het onwerkelijk worden van de werkelijkheid manifesteerde zich niet alleen in de voormalige Sovjet-Unie. Hij zit dieper en heeft iets van doen met een sluipend verlies van werkelijkheidszin, zoals zich dat ook in interbellum manifesteerde.
We leven steeds meer in een wereld waarin de kopie het origineel is gaan overtreffen. De kopie heeft zich geëvolueerd tot iets wat zelf geen origineel meer heeft en daarmee het origineel naar de kroon steekt. We leven een nepwereld. In Nederland beschikken we over wat Geert Wilders met een demagogisch verfijnd gevoel voor tijdgeest een ‘nep-parlement’ en een ‘nep-democratie’ heeft genoemd. Wilders zelf is mogelijk een nep-politicus die ondertussen echter is dan echt. Ook Donald Trump was voor velen een nep-figuur totdat hij tot president van de Verenigde Staten werd gekozen. Cruciaal in dit soort ontwikkelingen is dat er een fake-versie van de maatschappij ontstaat, of op zijn minst dat dit door velen als zodanig wordt ervaren. Je zou het een vorm van collectieve waan kunnen noemen. Iedereen maakt in zo’n intensieve mate deel uit van een als onwerkelijk ervaren systeem, dat het onmogelijk is geworden om nog buiten dat systeem om de werkelijkheid als echt te kunnen ervaren. Het complot wordt dan de herrezen God, omdat het een gat in de werkelijkheid opvult, waar voorheen God precies inpaste.