Twee schilderijen die ik eind jaren zestig heb geschilderd. Ze bestaan niet meer, alleen nog op foto. Ik liep in die tijd met mijn ziel onder de arm. Het ei dat de man vasthoudt zou je kunnen zien als het symbool van mijn ziel. De sleutel staat wellicht voor de onbereikbaarheid van de vrouw. De schilderijen hebben destijds op mijn kamer in de Wakkerstraat gehangen. Ik kwam in die tijd nogal eens in de kerk van de Martelaren van Gorkum op het Linnaeushof, tegenwoordig de Hofkerk geheten. Niet om naar de Mis te geen, maar om te overleggen om met kapelaan Tönis over het gebruik van de kelder voor de jeugdsociëteit Omega. Op een keer zag ik daar in de pastorie een kartonnen doos met ouwe spullen liggen. Daarbij zat ook een zware ijzeren sleutel van de kerk. Ik bedacht me geen moment en stopte hem in mijn binnenzak.
Het was de tijd waar in alles veranderde. De Kerk probeerde de bakens te verzetten, maar vergat te luisteren naar wat jongeren te zeggen hadden. In 2019 overleed Hans Kraan, bij wie ik destijds op kamers woonde in de Wakkerstraat. Twee jaar daarvoor hadden we nog eens samen afgesproken in Café Nieuw Rozenburgh op de Middenweg, vlak bij het Linnaeushof. Tegenwoordig heet dat Elsa’s Café. Wij noemden het destijds gewoon ‘Willem’. De muziek was er goed. Elke twee weken mocht Hans wat nieuwe singletjes kopen in de platenzaak van het Regthuis, op de hoek van de Ringdijk.
Willem had de beste jukebox van alle cafés in de stad. Hier kon je nog tot twee uur ’s nachts doorzakken nadat het dansen bij Omega was afgelopen. Er was ook een mooi terras waar je ’s middags in de zon kon zitten. Boven de bomen van Frankendael vlogen de reigers dan af en aan. Hans en ik spraken over Nescio, wiens weduwe hij ooit nog gezien had op het Linnaeushof. Maar vooral ook over Omega, dat Hans in 1967 had opgericht. We besloten om samen de geschiedenis van deze sociëteit op schrift te stellen. Niet als een nostalgisch document, maar als een reportage over de jeugdcultuur in de nadagen van het Rijke Roomse leven. De kerken liepen leeg en de discotheken liepen vol. Die geschiedenis van Omega is er nooit van gekomen.
Hans kende ik nog van het Ignatiuscollege. Na zijn schooltijd werd hij maatschappelijk zeer actief. Hij werd een overtuigd marxist en ontwikkelde in no time een internationaal netwerk van gelijkgezinden. Even later werd hij gekozen voor de bisschoppelijke Pastorale Raad van Haarlem. Van daaruit werd hij als afgevaardigde van de Haarlemse delegatie opgenomen in het Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout, waar hij medeauteur was van het rapport Ruimte tot menswording voor de Jeugd. Zo rond 1970 schreef hij zijn eerste artikelen in De Nieuwe Linie.
Omega was het einde, maar ook het beginpunt van dat alles, voortgekomen uit de 18-jarigencursus van de parochie. Hier kwam iedereen in die tijd die jong was en op drift was geraakt door de woelige tijdgeest. Zelfs Louis van Gaal, die destijds op het Galileïplantsoen woonde, kwam hier als roomse jongen dansen. In een documentaire over zijn leven, die onlangs op tv was te zien, zag ik hem voetballen op het gras van de Radioweg, waar ik zelf als kind ook wel gevoetbald heb. Van Gaal en ik hebben onze jeugd in dezelfde buurt doorgebracht, de Watergraafsmeer. Destijds was dat de mooiste buurt van Nederland. En misschien nu nog wel. In haar gedicht Paradijs voor Louis van Gaal verwoordde Barber van der Pol het als volgt: ‘In Oost waar je in je hart zult blijven wonen / spelen Lowietjes nu met allochtonen / zonder het te weten in het paradijs.’
De jonge Van Gaal werd niet lid van Omega, maar van Bacchus, de sociëteit voor ‘soulkickers’, die op vrijdagavond in dezelfde kelder onder de kerk van het Linnaeushof werd gehouden. De Omega-leden waren hippie of gewoon langharig werkschuw tuig. De jonge Van Gaal had zo’n soul-broek met van onderen van die wijde pijpen, waar ik zelf van gruwde in die tijd. Maar evenals Louis heb ik in de kelder onder de kerk gedanst … all night long. Daar heb ik mogen leren wat verliefd worden is. Ik weet niet hoe het met Louis nadien is vergaan, maar voor mij is het geloof gaandeweg uit mijn leven verdwenen. Het mysterie van de liefde daarentegen is altijd blijven bestaan. Liefhebben is je hart weggeven. Misschien was geloven ooit wel hetzelfde. Die twee hebben een slot met dezelfde sleutel.