Als de dans van een zwerm spreeuwen
Onlangs stond ik voor het Centraal Station in Amsterdam. Tegen de gele lucht hoog aan de hemel vloog een zwerm spreeuwen. De meest wonderlijke patronen tekenden zich af in een voortdurende turbulentie van stroom en tegenstroom. Soms werd de hemel bijna zwart als twee richtingen elkaar doorkruisten. Dan weer spreidde de zwerm zich plotseling als een groot tafellaken, dat over het IJ werd uitgeworpen. Iedere meeuw volgde zijn eigen koers en toch was er geen enkele dissident. Heel even leek een rebellerende groep zich aan het geheel te onttrekken. Maar bij nader inzien bleek ook dit patroon, binnen een vreemd, bijna syncopisch ritme, tot de totale choreografie van de zwerm te behoren. Deze gigantische dans in de lucht was zo complex en verfijnd dat geen choreograaf haar ooit had kunnen bedenken. Kortom, het was een sprekend voorbeeld van orde in chaos.
Een zwerm spreeuwen vliegt in patronen waarvan het algoritme onmogelijk in de kop van elke spreeuw aanwezig kan zijn. Elke spreeuw volgt zijn eigen route volgens een code die voor elke spreeuw gelijk is, maar omdat de uitgangspositie voor ieder verschillend is volgt er een steeds wisselend patroon, dat in zijn steeds wisselende totaliteit een opmerkelijke ordening vertoont. Dit soort processen zijn non-lineair. Ze worden aangedreven door een oorzaak die zich op een hoger niveau bevindt dan het niveau waarop de samenstellende delen afzonderlijk zich bevinden. Het resultaat heeft iets holistisch. Het geheel is meer dan de som der delen. Maar er lijkt ook een doel te zijn, waarop het systeem zich richt. Het is een paradox dat er een systeem zou zitten in het ongrijpbare, het chaotische, in iets wat zich volstrekt buiten de orde begeeft, zoals ook het geloof zich kan baseren op een absurditeit, het onbevattelijke dat het verstand te boven en te buiten gaat.
In dit boek heb de waan niet willen zien als een stapsgewijze ontsporing van het gezonde verstand of de rationaliteit, maar primair als een poging van de geest om een uitweg te vinden in een situatie die als onhoudbaar wordt ervaren. Wat is het algoritme van de waan? Met die vraag ben ik aan mijn betoog begonnen. Maar ook: waar komt het kwaad in de wereld vandaan? Bij de onmogelijkheid om het kwaad van de Holocaust te rechtvaardigen – de patstelling van de moderne theodicee – zag het verstand vaak geen uitweg meer.
De waan is een historisch fenomeen en wie het algoritme van de waan wil achterhalen stuit onvermijdelijk op de historisch veranderlijke grenslijnen tussen wereldbeeld en ideologie, maar vooral ook tussen de mythe en de waan. Het ‘geval Hitler’ lijkt in geen enkel schema te passen en zich aan te onttrekken aan elk algoritme. Het ‘geval Hitler’ ontbreekt ook nog altijd in elke analyse in het kader van de filosofie van de waanzin. Hitler maakte van het kwade het goede. De waarheid werd bij hem een leugen in een onvermijdelijke reeks van transformaties, waarin een bizarre logica leek te schuilen. Dat gegeven is ook driekwart eeuw na de oorlog niet anders dan destijds.
Maar wat is er in de tijd na Hitler gebeurd, de tijd van mijn leven als babyboomer? Na de transcendentie van de religie was er. nog altijd de utopie van de tijd. En na de de utopie van de tijd kwam nostalgie van de ruimte. Zo is in het Europa van de laatste decennia een nieuwe metafysica van het nostalgisch verlangen ontstaan. We beleven de tijd van de Europeaan die zijn vaderland kwijt is, de thuisloze burger met een dubbele nationaliteit, de vreemdeling in eigen land die fantaseert over een denkbeeldig heden, de banneling die zich niet thuis voelt in eigen huis en zich een fictief thuisland creëert. Nostalgie is een gevoel zonder hier en nu. Het is het gevoel van de toekomst van gisteren, de toekomst die in het verleden niet meer is terug te vinden, en nu van hogerhand wordt opgelegd als een begerenswaardig vergezicht. Verlangen naar de toekomst is in feite de nostalgie in een verhevigde gedaante: de nostalgie in het kwadraat.
In dit boek heb ik uit nostalgie – en niet voor het eerst – een litteken op mijn ziel laten zien, dat op enigerlei wijze nog altijd iets van doen lijkt te hebben met de snelle cultuuromslag van de jaren zestig, die op zijn zijn beurt een late reactie was op de waanzin van de Holocaust die door Hitler ontketend werd. Na de oorlog was de Holocaust een onoplosbaar, existentieel probleem geworden, al lieten de jezuïeten mij in het begin van de jaren zestig nog altijd Augustinus lezen met zijn theologische verklaring van het kwaad, terwijl diezelfde jezuïeten al hun koffers aan het pakken waren om de Kerk te verlaten. Dat je vanuit de brokstukken van enerzijds het triomfalistisch godsgeloof van het Rijke Roomse Leven en anderzijds de kaalslag van de radicale secularisering ook zinnige vragen kunt stellen, is misschien a blessing in disguise, die met dit roomse trauma gepaard kan gaan. Al dreigt hierbij voortdurend het gevaar dat je blijft steken in de nostalgie, dat melancholische gevoel van een ’transcendentale thuisloosheid’, een gevoel dat ook de waan in de ziel kan wakker roepen.
Sinds the sixties zijn al weer zes decennia verstreken. Europa is niet meer wat het ooit is geweest. Dat was in het interbellum ook al zo, maar nu is het anders. Er zijn geen grote verhalen meer die onze identiteit kunnen verankeren. Wat ons rest is de nostalgie. Het modernisme van de twintigste eeuw heeft een grote leegte achtergelaten, waarvoor ook het postmodernisme geen invulling heeft weten te vinden. Maar ook in het modernisme was de nostalgie altijd al aanwezig. Sterker nog, zonder een verlangen naar het verleden is de idealisering van de toekomst niet denkbaar. De utopie mag dan voorgoed verleden tijd zijn geworden, het verlangen ernaar blijft op een merkwaardige manier telkens weer de kop opsteken. De geschiedenis keert terug door zich te vernieuwen. De geschiedenis vernieuwt zich door zich te herhalen als een zwerm spreeuwen die het algoritme van de waan treffend verbeeldt. Maar nog eenmaal, hoe ziet dat algoritme eruit? Wat gaat er in dit beeld schuil dat begrijpelijk is voor het analyserend verstand?
De waanwereld van Hitler lijkt achteraf bezien te bevestigen dat het algoritme van de waan intrinsiek verweven is geweest met de eeuw van het modernisme, maar ook met een probleem dat eigen was aan de cultuur van Duitsland. Die Duitse cultuur werd sinds de achttiende eeuw gekenmerkt door een eenzijdige nabootsing van het Griekse schoonheidsideaal, die eindigde in een fatale vorm van toe-eigening. Tegelijk leek de nazi-kunst een kopie van een kopie te zijn en daarmee leger dan leeg. Dit proces van slaafse nabootsing en perverse toe-eigening heeft zich in de cultuur van de nazi’s volop gemanifesteerd en leek uiteindelijk zelfs psychotisch te worden.
Zo bezien was ook het fenomeen Hitler misschien wel het eindproduct van het eindeloos kopiëren van de klassieke canon, een kopieerdrift die al eeuwenlang ook in de westerse cultuur had voortgewoekerd. Niet alleen het ideaal van de nazikunst was psychotisch geworden, het modernisme is achteraf beschouwd evenzeer als een uiting van een geestelijke stoornis op te vatten. Het modernisme was een waanzinnige reactie op de kopieerdrift van de klassieke mimesis. De hang naar zuiverheid van de abstracte vorm, die eigen was aan het utopisch modernisme, had zijn tegenhanger in de waan van het zuivere ras die eigen was aan het nationaalsocialisme.
Je zou dit het modernistische algoritme van de waan kunnen noemen. De kennis van de wereld werd in de moderne kunst van binnenuit opnieuw geconstrueerd. Dat was het grote verschil met de nazikunst. Maar er was ook sprake van een dieperliggende overeenkomst. In de nazikunst werd de kennis van de wereld op propagandistische wijze geëtaleerd in een perverse identificatie met een klassiek ideaalbeeld. In beide ontsporingen van de klassieke mimesis manifesteert zich het algoritme van de waan. Op basis van inzichten uit de hedendaagse hersenwetenschap was het modernisme een stoornis van de geest, die in disbalans is geraakt omdat de twee hemisferen van het brein – de domeinen van het woord en het beeld – hun onderlinge samenhang hadden verloren. Het woord ging uit de pas lopen met het beeld. Het resultaat was een leegte met als gevolg een ompoling van waarden die achteraf bezien bekend voorkomt.
Die ompoling diende zich ook aan bij de opkomst van het christendom met de verschijning van het fenomeen ‘de Antichrist’, met daarbij een ompoling van goed en kwaad. Het nationaalsocialisme stoelde in feite op een seculier-religieus gemeenschapsideaal, dat mythisch van karakter was. Het werd een Ersatzreligion, een omgekeerd christendom, waarbij er een implosie van de waarheid optrad. Vanuit een ervaring van beklemming en benauwenis levert het beeld-denken zich dan over aan een waanzinnige vlucht vooruit, waarna de waanideeën, die op deze wijze ontstaan, niet meer gecorrigeerd kunnen worden door een analytische reconstructie. Voor Hitler was het bestaan zoiets geworden als ‘een eeuwig worden’, een vorm van ‘zijn zonder waarom’. De wereld gaat dan stromen in een mystieke trance. Die sensatie maakt je als geen andere ervaring bewust van de allesomvattende draaikolk van levensenergie. In die zin verkeert de waan dicht bij het meest eigene van het leven zelf.
Het algoritme van de waan komt telkens weer bovendrijven op de golfslag van de tijd, en telkens weer in een nieuwe gedaante. In de moderne tijd bereikte deze ontwikkeling een hoogtepunt in de waan van Hitler, maar deze golfslag bestaat nog steeds, ook al willen weinigen meer van Hitlers erfenis weten. Het algoritme van de waan is een zelfsturend mechanisme, dat niet alleen werkt als de dans van een zwerm spreeuwen, maar zichzelf ook reproduceert met de snelheid van een virus. Het bijzondere is dat dit zelfsturende reproductiemechanisme zich niet alleen manifesteert in de virtuele ruimte, waar het de gedaante aanneemt van complottheorieën, maar ook in de voortgang van de geschiedenis, waar het waanbeelden creëert ten aanzien van het verleden, vanwaaruit zich een politiek adagium kan vormen dat zich richt op het totalitaire.
Daar waar de waan niet meer als waan herkenbaar is, zou de waan zijn ultieme doel hebben bereikt. Het algoritme van de waan is wellicht een pre-logisch en pre-grammaticaal bezinksel van de religie, een hardnekkige poging tot verklaring van wat onverklaarbaar is, in het bijzonder: de oorsprong en de zin van het kwaad. Het moderne, seculiere bewustzijn is mogelijk niet meer in staat om deze sacrale achtergrond van de waan in haar diepste kern te doorgronden. De sleutel van de religie is verloren gegaan. Het algoritme van de waan is voor velen wellicht verdwenen in de eclips van de secularisering.
(fragment uit: Het algoritme van de waan, 2023)