Donderdag, schoonste aller dagen

Het leven is een reis door de tijd, die elke dag opnieuw begint en elke week van voren af aan. Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag….  De reis van het leven is een cirkelgang van dagen en elk dagboek begint met de aanduiding van de dag. ‘Donderdag 8 december 2022,’ schrijf ik boven aan de bladzijde. Sinds jaar en dag heb ik de gewoonte om op de reis de van mijn leven een notitieboekje mee te nemen. Onderweg teken ik daar van alles in op. Gedachten die in mijn kop rondspoken. Plannen die moeten worden uitgewerkt. Stukken die nog geschreven moeten worden. Het probleem is alleen dat mijn handschrift zo abominabel slecht is dat ik al de volgende dag helft niet meer kan lezen van wat ik de dag daarvoor heb opgeschreven. Eigenlijk gaat dat zo met alles wat ik schrijf. De uitvinding van het schrift heeft het geheugen geen goed gedaan. Het handschrift dat kinderen op school leren is er in de loop van de vorige eeuw ook niet op vooruitgegaan.

Mijn vader werd in 1897 geboren en genoot zijn lager onderwijs in de eerste jaren van de vorige eeuw. Tot aan zijn dood bleef hij duidelijk leesbare zinnen schrijven, sierlijk en krachtig, een mooi handschrift dat de trage geest van de tijd ademde  waarin hij was opgegroeid. Ik moest zo nodig in blokletters leren schrijven. Dat was een nieuwe gedachte die na oorlog het schrijfonderwijs heeft verpest. Waar zie je tegenwoordig nog een mooi handschrift? Ik had nog een inktpot in mijn schoolbank zitten. Straks krijgen kleine kinderen alleen nog een laptop op school. Schrijven leer je niet meer in de klas, alleen nog plakken en knippen van teksten die anderen al eerder geschreven hebben. Schoonmaken is het verplaatsen van materie, heb ik iemand eens horen zeggen. Het ‘nieuwe leren’ is het verplaatsen van informatie. Zo zal het handschrift degraderen tot een nuffig spijkerschrift uit lang vervlogen tijden, een soort decoratieve rococo-taal met een onbegrijpelijke overdaad aan sierlijke krullen.

Toch is met de hand schrijven voor mij nog altijd een bijna therapeutische bezigheid. Ik word er rustig van omdat wat ik op papier schrijf één op één mijn lichaam verlaat. Ik hoef niet te plakken en te knippen, ik kan doorhalen wat ik wil, rare lijntjes tekenen, schemaatjes maken… Schrijven met de hand is meer verwant met het tekenen dan met het gemechaniseerde of digitale schrijven. Een schrijfmachine of computer verbreekt het motorische contact tussen het innerlijk en het witte papier. Dat wit van het papier kan ook angst oproepen. Mijn vader had moeite met het schrijven van brieven. Hij schreef ze altijd eerst in klad en daarna keurig in het net. Maar voordat de eerste regel op papier stond zag ik zijn vulpen vaak eindeloos kleine bewegingen maken, alsof hij het woord niet kon vinden waarmee het relaas op gang moest komen. Zijn verbale geremdheid leek zich te verergeren als hij zich schriftelijk moest uitdrukken. Bij mij is dat nooit een probleem geweest. Schrijven was voor mij eerder een vluchtweg uit een beklemmende vorm van verlegenheid. Pas veel later zou die verlegenheid plaats maken voor een vrijpostigheid die niet zelden de grens van de brutaliteit zou passeren. Met gesproken woorden kun je iemand frontaal confronteren. Met geschreven woorden veel minder. Sommige mensen werden door het toneelspel zichzelf. Ik werd het door het schrijven. Daarna pas beklom ik het podium.

Onlangs sprak ik een kunstenaar die lange tijd in Japan is geweest en hij vertelde me van een Zen-meester. Voordat die met zijn tekenpen één lijn tekende, staarde hij eerst vijftien minuten lang stil voor zich uit, om daarna in één beweging zijn inkt te ontladen op het papier. Het verhaal deed mij aan mijn vader denken. Ik ben alleen bang dat de geconcentreerde leegheid van deze Zen-tekenaar weinig van doen heeft met het dwangmatige ‘niet kunnen schrijven’ dat mijn vader in zijn geremdheid ten toon spreidde. Ook een Japanse boogschutter kan ogenschijnlijk eindeloos aarzelen voordat hij de pijl loslaat uit zijn gespannen boog. Hij wacht dan op een moment van een ultieme leegte, niet alleen in zijn eigen hoofd, maar ook in zijn omgeving. Als de pijl de boog in stilte verlaat, schuift er soms alleen nog wat sneeuw van de schouder van een Boeddhabeeld. Poëzie is ‘emotion recollected in tranquillity’, zei Wordsworth. Voor schrijven is rust nodig. Geen rimpeling mag het gladde oppervlak van de vijver verstoren. Ik heb die wijsheid nooit begrepen. Een verwaaid nest, zo werd mijn moeder genoemd. Mijn geest is als een zwerm spreeuwen die voortdurend alle kanten uit waaiert. Alleen het schrijven geeft me soms wat rust. Mijn pijl houd ik ook nooit lang vast. Meestal schiet hij zomaar los, nog voordat ik gericht heb.

Ik ben ooit met bloggen begonnen omdat de balans tussen de input en de output van woorden verstoord was geraakt. Het is een kwestie van spijsvertering. Wat erin komt moet er ook weer uit, zij het in een andere vorm. Zo niet, dan krijg je verstopping en dat moeten we niet hebben. Lang heb ik gedacht dat je iets op moet schrijven, als je het wilt onthouden. Voordat ik met mijn weblog begon heb ik ook decennialang een dagboek bijgehouden, maar bij het teruglezen merkte ik steeds weer dat ik vrijwel alles vergeten was, juist omdat ik het had opgeschreven. Dat gebeurt me nog steeds. Ook met dit weblog. Als een tekst eenmaal is opgeschreven, rolt hij alle kanten op, maar hij kiest zelden de weg terug naar het geheugen van de schrijver. Ik durf dan ook met een gerust hart de stelling te poneren, dat mensen dingen niet opschrijven om te onthouden, maar om te vergeten. Zodra iets op papier of op het scherm staat, wordt de inhoud van het genoteerde uit het geheugen gewist. Schrijven is primair een ontlasting van het brein. Letterlijk zelfs. Wie schrijft is aan de schijterij. Door te schrijven worden de mentale ingewanden gereinigd. Wat resteert is het opgeluchte gevoel dat ook een goede stoelgang teweeg kan brengen.

Overmatige schrijfdrang is een symptoom van een gestagneerd verlangen, als we psychologen mogen geloven. Wie blijft rondtollen in de symbolische orde van de taal, heeft nooit de sprong gewaagd over de kloof die was ontstaan door de zich terugtrekkende, afwezige vader. De moeder kreeg vaderlijke trekken, en de vader kon alleen nog begrepen worden binnen een geheel van moederlijke waarden. Al het gewicht kwam te liggen bij de woordeloze moederschoot die aan de taal voorafgaat. Juist door het ontbreken van de vader werd de moeder een ambivalente grootheid. Zo werd de taal een hitteschild om het eigen gezicht niet te verbranden. Maar ook een speelvijver, een spiegelend oppervlak voor het eigen gelaat. Het beeld van de moeder nam de gedaante aan van een Januskop. Goed en kwaad. Verlangen en walging. Nestgeur en stank. De taal is ontstaan als een bruggenhoofd om aan een gapende afgrond te ontsnappen. Ik schrijf om als Empedocles te springen in de krater van een vulkaan. Maar de woorden stellen de sprong uit. Niet eenmaal, maar telkens weer. De taal duwt het monster vooruit dat ik niet recht in de ogen durf te kijken.

Soms denk ik wel eens dat het schrijven door de mens is uitgevonden vanuit een behoefte om te vergeten. Het geheugen heeft zich niet geformeerd bij de geboorte van het schrift, maar omgekeerd: de eerste schrifttekens waren rituele markeringen die bedoeld waren om een geestelijke inhoud uit het brein te verdrijven. Het schrift is ontstaan uit een diep gevoelde drang om de ‘demonen van de geest’ uit te drijven. Het schrift is dus in wezen een exorcistisch ritueel. Deze magische oorsprong van het schrift lijkt door sommige antropologische ontdekkingen bevestigd te worden. De eerste tekens stonden in dienst van de tovenarij. Het teken zuigt iets van de geest in zich op om een ‘betekenis’ te kunnen worden en als zodanig aan het brein te ontsnappen.

Maar meer nog misschien dan het uitdrijven van het kwaad, kwam de behoefte aan het schrijven voort uit drang naar motoriek. Door te schrijven op papier danst de geest in de sierlijke bewegingen van de pen. Schrijven is primair maat en ritme. Stijl kun je niet leren. Stijl is de motoriek van je lichaam. De manier waarop je loopt is de wijze waarop je schrijft. Wie schrijft hoopt dat zijn zinnen ooit nog eens gaan dansen op het ritme van het zigeunerorkest dat bleef spelen op het achtersteven van de zinkende Titanic. Wie schrijf die blijft, maar ik verdwijn door te schrijven. De woorden bieden slechts uitstel van executie. Ook wie schrijft verdwijnt uiteindelijk in de golven van de tijd. Slechts voor even verdrijven de woorden de demonen van de geest. Inmiddels is het alweer donderdag. Wat zei mijn moeder ooit ook alweer ? 

‘Donderdag, o donderdag. Schoonste aller dagen. ’s Ochtends nog een halve week. ’s Avonds slechts twee dagen.’