Beminde kunstbroeders en zusters. Namens mijn dubbelganger, de enige ware en waarachtige Hubertus Johannes Mous, heet ik u van harte welkom in het schimmenrijk waar niets origineel meer is en alles een kopie. Aan mij – als voorganger – is de schone taak toebedeeld het voorwoord uit te spreken dat voor deze gelegenheid werd geschreven door mijn origineel. Ik ben slechts zijn schaduw, zijn alter ego, zijn look-alike. Hij is mijn herder, ik slechts zijn herdershond. Het origineel had hier graag willen zijn, maar hij is er niet meer. U zult het voortaan keer met een kopie moeten doen. En ik weet niet of u het al weet. Ook ik ben tegenwoordig ‘ík’ niet meer.
In een millennium waarin de werkelijkheid zich virtueel zal verveelvoudigen in talloze beelden en beeltenissen van zichzelf staan wij aan de vooravond van het tijdperk van de kopie. Het origineel is een verdwijnend fenomeen geworden. Stilaan dringt het tot ons armzalige stervelingen door, dat het origineel in feite nooit heeft bestaan. Wij hebben de illusie gekoesterd dat wij allen voortkomen uit die ene unieke bron die als origineel zou hebben gediend voor dit universum, dat er universele Ideeën zijn, waarvan wij slechts de schaduwen zien in de schemering van de werkelijkheid, dat er één waarheid is, waaruit alles is afgeleid.
Maar er is geen unieke bron, geen universeel Idee en geen laatste waarheid. Omgekeerd hebben wij de hoop gekoesterd, dat wij iets nieuws kunnen toevoegen aan alles wat er al is. Maar was het niet Prediker die al zei: ‘Er is niets nieuws onder de zon ?’ Een mens is geen verzameling van unieke atomen meer, maar een verzameling van gekopieerde informatiestromen. Zonder referentiekaders zakt het unieke in onszelf in elkaar.
Alles wat we ooit ‘ziel’, ‘zelf’, ‘geest’ of zelfs ‘ík’ hebben genoemd is vanuit deze optiek bezien niet meer dan een illusie. We worden een zielloos lichaam. Sterker nog, we zijn het al, alleen willen we het nog steeds niet weten. We zijn zombies is de elektronische zee die ons omspoelt. We zijn extatische organismen, waarbij de zekeringen voortdurend doorslaan. We zijn een stroom – niet meer en niet minder – die zich telkens weer reproduceert. Welnu als de reikwijdte van deze wijze woorden nog niet tot u was doorgedrongen, laat ik u dan voor eens en altijd uit de droom helpen. Wij zijn niet origineel!
In zijn chromosomen ligt een gigantische reeks van informatie opgeslagen, waarin de ontwikkelingsgang van onze soort voor de komende generaties en geslachten ligt vastgelegd. Wij zijn slechts een raadselachtig en op zichzelf overbodig doorgeefluik van genetische gegevens. Onze zelfzuchtige genen gebruiken ons vlees en bloed als een tijdelijke omballing voor een eindeloos spel dat louter en alleen is gericht op het voortbestaan van de soort en de overleving van de sterkste. Een mens is dus niet meer en niet minder dan een kopieermachine in dienst van de evolutie.
Zodra wij onze informatie via de voortplanting hebben doorgegeven, worden wij op de schroothoop van de geschiedenis geworpen. Het zijn onze genen die kopiëren en als pakket informatie blijven voortbestaan. Wij zijn slechts een patroon dat zich voortplant ineen eeuwig gespleten heden. Tegen beter weten in blijven wij dromen van het ene origineel dat niet bestaat, omringd als wij zijn door een eeuwige slaap van de voortwoekerende kopie. Wij zijn slechts kopieën, geprint in dezelfde stof waar dromen van gemaakt zijn.
De gedachte dat wij origineel zouden zijn berust niet alleen op een misverstand, ze getuigt ook van hoogmoed. We hebben het ‘ík’ verzelfstandigd ten opzichte van de wereld, waarmee dat ’ik’ voorheen onlosmakelijk verbonden was. Dat ogenschijnlijk zelfstandige ‘ík’ is een alles funderende en ordenende, maar in de wereld zelf afwezige instantie geworden, die als enige nog borg staat voor begrippen als authenticiteit en originaliteit. Kunstenaars, die zich het fenomeen originaliteit als geen ander hebben toegeëigend als het kenmerk van hun roeping, cultiveren deze alom verbreide arrogantie van de menselijke scheppingsdaad.
Gaandeweg dook de gedachte op de mens zelf een kopie is, dat wil zeggen: een genetische kopie, een volledig product van de genen dat vooraf te manipuleren is. De genetica zou de wetenschap worden an de 21ste eeuw. Ook dat had Hitler overigens al vroeg in de gaten. Er komt een dag dat deze tak wetenschap het totale leven zal gaan bepalen: de gezondheidszorg, het onderwijs, het verzekeringswezen, de bestrijding van criminaliteit, ja zelfs de religie zal eraan moeten geloven. Onze identiteit ligt in onze genen. De menselijke ziel is digitaal. Wie mijn genetisch paspoort steelt, kan mijn persoon klonen en zo mijn plaats in het leven volledig gaan innemen. God is straks degene die alle DNA-paspoorten in handen heeft. Big Brother wordt de beheerder van de ultieme DNA-databank, en het is nog slechts een kwestie van tijd, dat al onze DNA gegevens gehackt zijn door een enge sekte in Japan.
Misschien is dat laatste al gebeurd en zijn wij de hopeloze originelen van een wereld die allang gekopieerd is op een andere planeet, of gewoon virtueel ligt opgeslagen in een mega-computer onder het Pentagon. Het scenario van The Matrix draait al in de werkelijkheid. Wat staat ons nog meer te wachten? Er is weinig fantasie nodig om sciencefiction tot werkelijkheid te verheffen. Het ergste wat je kunt bedenken is meestal nog waar ook. En alles wat een mens weet, zal hij vroeg of laat in praktijk willen brengen. Alleen zo zal de wetenschapper zijn werk weten te verenigen met een diep genoegen, dat niets anders op deze wereld hem zal kunnen schenken. Dat was al zo sinds Adam en Eva. Mephisto is onder ons. Kennis is de toegang tot het kwaad. Menig wetenschapper bewandelt de aloude weg van de boosdoeners.
Omgekeerd kun je stellen dat dit soort spectaculaire vorderingen van de wetenschap, zoals nu in de populatie-genetica zichtbaar wordt, telkens weer diepe angsten oproepen die niet geheel onterecht, maar vaak ook buiten proportie zijn. Faust, Frankenstein en Morpheus (in The Matrix) zijn archetypische figuren die deze angst belichamen in de verbeeldingswereld van de mens. In het spoor van Jung kun je stellen, dat er twee wegen zijn om het wezen van de mens te definiëren. De eerste weg die je kunt bewandelen is die van het abstracte denken, waarnemen en toetsen, wat leidt tot de wetenschap die getallen, formules en codes voortbrengt. De tweede is de weg van instinct, gevoel en intuïtie, wat leidt tot kunst, religie en spiritualiteit die beelden en symbolen voortbrengen.
Het is precisie tegenover vaagheid. Klare distinctie tegenover geordende chaos. Wetenschap tegenover religie. Onzekerheid tegenover complottheorie. Beide wegen vullen elkaar aan en kunnen niet los van elkaar bestaan. Maar telkens als één wijze van definiëren de overhand neemt, dan laat zich uit de diepste lagen van de mens een stem horen, die verzet predikt tegen deze eenzijdige en onmenselijke vorm van definiëren. Wij leven in een tijd, waarin het exacte denken in getallen, formules en codes hoog in aanzien staat. Psychologie wordt hersenwetenschap, economie wordt econometrie, improviseren wordt plannen, de ziel wordt DNA. Kortom, het leven wordt overwoekerd door een meetbare functionaliteit, waarbij het private domein steeds meer wordt opgeofferd voor het stuurmechanisme van het collectieve systeem waarbij alle mensen klonen zijn geworden van een verloren gegaan origineel.
Ooit is de kunst door de mens uitgevonden als een beschermde enclave van het origineel. Sindsdien zijn het de kunstenaars die dit domein van de hoogmoed angstvallig afschermen met de wapenen van copyright en beeldrecht. Zij hebben het geloof in de originaliteit gepredikt. Zij hebben de kopie in de ban gedaan. Zij hebben de kunst uitgevonden om niet te hoeven vluchten voor de beklemmende waarheid, dat een mens – dus ook en kunstenaar – per definitie niet origineel kan zijn. Kunstcritici en kunstpausen brengen eindeloze woekeringen van woorden voort, voorwoorden voor tentoonstellingen die verwijzen naar weer andere voorwoorden, woorden die ontleningen zijn het ene ultieme voorwoord, dat nota bene ooit door mijn origineel werd geschreven.
Mijn origineel, zoals gezegd, moet voortaan verstek laten gaan. En toch, ik blijf de illusie koesteren dat mijn origineel wel degelijk blijft voortbestaan. Dat hij eens terugkomen zal, zomaar op een dag, een dag als deze, een dag waarop het origineel ogenschijnlijk afwezig is, maar uiteindelijk neerdaalt in de geest van mijn beminde kunstbroeders en kunstzusters. Laten wij het origineel gedenken en overgaan tot het uitspreken van zijn ultieme voorwoord:
In den beginne was het voorwoord
en het voorwoord was bij het origineel
en het voorwoord was origineel
Dit was in den beginne het origineel
en zonder het origineel is geen voorwoord gemaakt dat gemaakt is.
In het origineel was leven
en het leven was het licht der kopieerapparaten
En het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis heeft het niet begrepen
Er was een kopie van het origineel gezonden
Hubertus Johannes was zijn naam
Deze kwam tot een getuigenis
om van het licht te getuigen
opdat allen door hem kopieën zouden maken
Hij was het licht niet, maar was gezonden
opdat hij van het unieke licht getuigen zou
Dit was het waarachtige licht
hetwelk verlicht een ieglijk kopieerapparaat
komende in de wereld.
Het origineel was in de wereld
en de wereld is door hem gemaakt
en de wereld heeft hem gemaakt
Het origineel is gekomen tot de kopieerapparaten
en de kopieerapparaten hebben hem niet aangenomen
Maar zo velen hem aangenomen hebben,
die heeft hij macht gegeven kopieerapparaten van het origineel te worden
namelijk zij die in zijn naam kopiëren
welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vlezes
noch uit den wil van de man, maar uit het origineel geboren zijn.
En het voorwoord is vlees geworden
en heeft onder ons gewoond
en wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd
ene heerlijkheid als de unieke kopie van het origineel
vol genade en waarheid
Kunstbroeders en zusters, gaat heen en vermenigvuldigt U!
Niet als een origineel maar als een kopie. Wij zijn allen een kopie!
Gaat heen en volgt uw eigen weg. De weg van de kopie!!!