Wat een geluk… in de vroege jaren zestig
Telkens weer verbaas ik mij over de werking van het geheugen. Wat een vreemd apparaat is dat toch. Het lijkt wel een zwevend tapijt. Je vliegt ermee van hot naar her als in een sprookje van Duizend en een Nacht. Vannacht kon ik de slaap niet vatten. Mijn gedachten dwaalden rond in het Amsterdam van het begin van de jaren zestig. Zo werden spoken wakker geroepen uit een ver verleden, dwalende gestalten uit mijn jeugd die je maar liever niet meer tegen wilt komen. Meestal vervagen ze weer even snel als ze gekomen zijn, maar echt verdwijnen doen ze nooit
Toch was het een zorgeloze wereld, die eerste jaren op het Ignatiuscollege. Alles gebeurde tot meerdere glorie van God. Ad maiorem Dei gloriam. Dat was ook de lijfspreuk van Ignatius van Loyola. A.M.D.G., die afkorting stond rechts bovenaan het papier van elk proefwerk dat je inleverde. Het hele leven was volledig dichtgetimmerd. Je ging op school naar de Mis. De Maria-congregatie was op woensdagmiddag. Voetballen deden we in Amstelveen. En in de vakantie gingen we op zomerkamp. In Dorst in 1961 en in Vilsteren in 1962.
Zomerkamp Vilsteren 1962, vlnr: Nard Loonen, Georges Maissand en ik.
Die zomerkampen, dat is een verhaal apart. Al in de van 1960, nog voordat ik naar het Ig zou gaan, ging ik op zomerkamp. Dat was met de leden van de voetbalclub RKAVIC. We fietsten met zijn allen naar Amersfoort in een konvooi van zo’n honderd jonge vakantiegangers. Het was zaak om goed op te letten. Al iemand zou vallen, zou er een kettingreactie volgen. Vlak voor Amersfoort gebeurde dat ook. Ik herinner mij die een kluwen van jongensfietsen met alle sturen in elkaar. We zijn een half uur bezig geweest om de boel weer uit elkaar te trekken. Het weas een punhoop om over de kapotte knieën maar te zwijgen. Eenmaal in Amersfoort bleek dat een voormalig klooster ons domicilie zou zijn voor de komende twee weken. In de slaapzaal stonden stapelbedden en het was elke nacht keten in de tent. De kussens vlogen je om de oren. Ik heb die hele vakantie haast geen oog dicht gedaan.
Het werd een lange, mooie zomer in 1960. Ik ging in die tijd veel naar het honkballen kijken. Die sport was toen heel populair in de Watergraafsmeer sinds de Europese kampioenschappen twee jaar daarvoor op het terrein van OVVO op de sportvelden bij de Kruislaan. Ook ging ik wel eens naar een honkbalwedstrijd naast het Ajaxstadion. Ik weet nog dat ik daar was op een mooie zonnige middag, toen ik op een transistorradio hoorde dat Ajax met 5-1 van Feijenoord had gewonnen. Het was een beslissingswedstrijd om de landstitel die gespeeld werd in het Olympisch stadion. Dat was 26 mei 1960. Wim Bleijenberg werd de held van de middag. Hij verkeerde al in zijn nadagen. Het hele seizoen was hij verbannen geweest naar het tweede elftal, maar nog één keer mocht hij meedoen. Hij scoorde een hattrick, zodat Ajax voor de tiende keer landskampioen werd.
Mijn plakboek van de Olympische Spelen in 1960
Op 2 juli 1960 overleed Beppe. Ze was toen 87. Ook die dag kan ik me nog goed herinneren. Er kwam ’s ochtends vroeg telefoon uit Friesland. Mijn vader stond nog in zijn borstrok. Hij was enigszins ontdaan toen hij de telefoon weer op de haak legde. Mijn moeder troostte hem. We zijn nog samen naar de begrafenis geweest, met de boot van Enkhuizen naar Stavoren, zoals mijn vader en ik wel meer hadden gedaan. Mijn moeder bleef thuis voor de kinderen. Daar hoorde ik nu even niet bij. Als stamhouder diende ik immers aanwezig te zijn bij deze voorname gebeurtenis, ook al was ik pas twaalf jaar oud. Toen we aankwamen in Bakhuizen, lag Beppe nog in de voorkamer opgebaard in de kist, met de oorijzers nog op. De gouden helm, noemden wij dat. Ik neem aan dat ze daarmee niet het graf in is gegaan, maar je weet het maar nooit.
Het was een raar jaar 1960. Rudy Carrell zong Wat een geluk dat ik een stukje van de wereld ben op het Eurovisiesongfestival. Chubby Checker maakte de wereld gek met een nieuwe dans, de twist, en ging er daarna met de Hollandse Miss World Rina Lodders vandoor. De Olympische Spelen werden die zomer in Rome gehouden, waar Abebe Bikila uit Ethiopië op blote voeten de marathon won en Wilma Rudolph als een adembenemende, zwarte gazelle naar drie gouden medailles draafde. Een paar maanden later zou John F. Kennedy tot president van Amerika worden gekozen. De Koude Oorlog was kouder dan ooit. De Russen schoten een Amerikaans spionagevliegtuig uit de lucht, maar de wereld draaide gewoon door. Wat heet, What a wonderful world van Sam Cook werd een wereldhit in de zomer van 1960.
Spaarzegel van het Ignatiuscollege voor het jaarlijkse zomerkamp
Het jaar daarop ging ik voor het eerst mee op het schoolkamp van het Sint-Ignatiuscollege. In de eerste klas kon je daarvoor sparen door zegeltjes te plakken die werden verkocht door mijnheer De Cloet, de leraar Engels. Hij had een leerboek geschreven in drie delen: Pleasant English. Ik kon nooit zo goed met hem overweg. Hij ook niet met mij trouwens. Hij vond mij maar een stiekermerd. Ik krijg nu allerlei flitsherinneringen zoals dat heet. Onder andere van die keer dat ik publiekelijk gecorrigeerd werd door De Cloet. Ik liet de jongen die naast mij zat in de klas een foto zien van Doris Day of Marylin Monroe (daar wil ik afwezen), maar ik hield dat plaatje voor een bidprentje voor Maria. Zo’n prentje dat we maandelijks uitgereikt kregen. Het kan ook voor de Mariacongregatie zijn geweest, waar je vrijwillig lid van kon worden.
Hoe dan ook, de beeltenis van Doris Day (of Marylin Monroe) was onder het vrome opschrift van het bidprentje terecht gekomen dat gewijd was aan de Heilige Maagd, hetgeen in combinatie met elkaar een wonderlijk geheel opleverde dat zeer komisch bleek te werken. Mijn klasgenoot schoot in ieder geval hard in de lach, waardoor De Cloet verschrikt opkeek. Hij had de situatie echter meteen door en berispte niet de gene die de les met zijn schaterlach verstoorde, maar mij, omdat hij wel begreep dat ik hem op slinkse wijze aan het lachen had gemaakt. Ik weet nog dat hij zeer snerend naar mij uitviel met de woorden: “Zo Mousie, heb je het weer achter je elleboog?” Ik schaamde mij diep, vooral omdat hij met die uitspraak veel meer suggereerde dan met dit onschuldige vergrijp aan het licht was gekomen. Ik herinner mij die eerste jaren op het Ignatius College niet alleen als een uiterst harmonische periode, maar ook als een tijd die niet zelden vervuld was met schuld en schaamte.
Maar terug naar dat zomerkamp. In 1961 was dat in Dorst in Brabant. Het was een bosrijke omgeving even ten oosten van Breda, de zogeheten Boswachterij Dorst, waar het tentenkamp was opgeslagen. Weer van die rare flitsherinneringen. Ik zie ons lopen over een zandheuvel. Even verderop werd een snelweg aangelegd, waarschijnlijk de latere N82 tussen Breda en Tilburg. We speelden daar een soort oorlogsspel in het bos. Iedereen had een rang eigen in het leger. Het was zaak om je goed te verstoppen en als je door iemand anders werd betrapt die hoger in rang bleek te zijn, dan was het afgelopen voor jou. Ook fietsten we veel in de omgeving. Zo herinner ik mij een bezoek aan de Benedictijnenabdij van Oosterhout waar mijn zwager kort na de oorlog nog voor zijn laatste wijding heeft gestaan, voordat hij uittrad en aan de rol ging. Ik zie ons nog zitten op een terras van het speelpark De Efteling. Papier hier! Pater Veelenturf, die met ons mee was, sprak over dat liedje van Rudi Carrell Wat een geluk dat ik een stukje van de wereld ben. Het was een verschrikkelijk slechte tekst volgens hem, vooral vanwege dat lalalala la, lalalala! Waarom onthoud je zulke onnozele dingen en andere dingen niet?
Mis in de open lucht, zomerkamp Vilsteren 1958
In 1962 was Vilsteren in Overijssel de plaats waar het zomerkamp van het Ignatiuscollege werd gehouden. In 1958 waren ze daar al eens eerder geweest. Toen werd er ook nog een pontificale Mis opgedragen midden in het bos, zoals de foto laat zien die staat afgedrukt in het boek ’n eeuw Ig (1995). Zo’n Mis in de open lucht heb ik niet meer mogen meemaken. Het zomerkamp van 1962 was meteen ook het laatste vakantiekamp dat de jezuïeten georganiseerd hebben. Hiermee liep een lange traditie op zijn eind die in 1945 begonnen was, mede op initiatief van mijnheer Seebregts, onze gymnastiekleraar. In het jubileumboek van Ignatiuscollege staat hierover het volgende te lezen:
‘Zo’n kamp zou een bijdrage kunnen leveren, meenden de initiatiefnemers, “niet alleen tot het herstel van lichamelijke krachten, maar veel meer nog tot de vorming van een goede kern van jongens, die godsdienstig en cultureel een stoottroep kon worden voor het herbegon van het Collegeleven op de grondslag der oude traditie en met de bewuste doelstelling ook in deze relatief gezien kleine maatschappij, orde op zaken te stellen en met groot elan te streven naar heropbouw.”’
Heropbouw, dat was het het doel waarnaar gestreefd werd. Kom daar nog eens om. Het was een wonderlijke wereld. Het leek alsof het altijd zo was geweest en ook altijd zo zou blijven.
Vlnr.: George Maissand, ikzelf, Nard Loonen en Hans Kraan, Vilsteren 1962
Vlnr.: ikzelf, Nard Loonen, George Maissand, Loek Nijman en Hans Kraan, Vilsteren 1962.