Terug op de Mathildenhöhe

4 april, 1980(3)0001

Slide1
Karel en ik, Mathildenhöhe Darmstadt, 1975

Dit jaar word ik 76. Dat is maar een raar idee. Iets in mezelf vertikt het om ouder te worden. Op een gegeven moment is de klok voorgoed stil blijven staan. Elk jaar kwam er een jaar bij, maar diep van binnen ben ik gestopt met tellen. Ik weet niet precies wanneer dat gebeurd is. Ik weet ook niet wat mijn ‘absolute leeftijd’ is, zoals Harry Mulisch dat ooit noemde. Feit is dat ik vaak droom dat ik nog pas 18 jaar oud ben, een vroegwijze puber die niets van het leven begrijpt. Alles wat ik in mijn leven heb meegemaakt was al op mijn achttiende jaar in de knop aanwezig. Mijn vader stierf toen ik 18 was. Hij was toen 68 jaar. Ik ben inmiddels al zeven jaar ouder geworden dan hij. Maar ik weiger om verder te tellen. Wie telt capituleert voor de eindigheid. Maar ook al weiger ik de jaren te tellen, er komt steeds meer verleden bij… en daarmee ook steeds meer herinneringen.

Graag wil ik intekenen voor je nieuwe boek Het algoritme van de waan. Een intrigerende titelIk kijk ernaar uit om het te lezen. Ook voor jou de beste wensen. Ik hoop dat we in het nieuwe jaar weer eens kunnen afspreken in Leeuwarden of in Rotterdam.

Dit mailtje ontving ik enkele weken geleden van Karel Schampers. Karel en ik studeerden beiden in de jaren zeventig in Amsterdam. We huurden ieder een tijdje een studentenflat in Diemen, bezochten samen Peggy Guggenheim in Venetië in 1971 (waar hij jaren later de Nederlandse inzending voor de Biënnale mocht verzorgen). En daarna gingen we onze eigen weg.

Diemen 1973, met op de achtergrond de studentenflats, waar Karel en ik destijds woonden
Mathildenhöhe, 1975. in het midden Karel op de trap.

Karel heeft een carrière van dertig jaar in de Nederlandse kunstwereld achter de rug, waarin hij heel wat hoger wist te vliegen dan ik. Zo was hij conservator in het Stedelijk Museum en hoofdconservator moderne kunst in Boymans van Beuningen en uiteindelijk directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem. ‘Al die jaren gold Schampers als een echte kunstenaarsdirecteur en conservator,’ zo werd hij bij zijn afscheid in de Volkskrant getypeerd. ‘Hij gaf kunstenaars grote vrijheid hun tentoonstellingen zo experimenteel mogelijk in te richten. In zijn laatste jaar in het Frans Hals Museum mocht de Amerikaan John Currin soft-porno schilderijen ophangen tussen de 17de eeuwse meesterwerken. (zie: hier)

Karel belandde in een andere wereld, de internationale kunstwereld, waar hij altijd al van had gedroomd. Toch kruisten onze wegen elkaar soms op de meest curieuze momenten. In 1988 nodigde Karel mij uit om een catalogustekst te schrijven voor de tentoonstelling Het meubel verbeeld in Museum Boymans van Beuningen. Hij vertelde me toen hoe het voelde om met een paar ton op zak in het vliegtuig te zitten op weg naar een galerie in New York om een nieuw werk van een Amerikaanse kunstenaar te kopen. Twee jaar later droeg hij mij voor als directeur van de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Karel zat in de sollicitatiecommissie en ik hoefde alleen nog maar even te solliciteren, wat ik ook prompt deed. Het mocht niet baten, zoals al die keren dat ik geprobeerd heb om uit Friesland weg te komen. Ik had in die tijd een groot talent om kansen voor open doel te missen.

Karel miste nooit een kans. Ik kan me nog herinneren dat hij in het laatste jaar van zijn studie een lijst van namen aanlegde van alle belangrijke, in Nederland werkzame kunstenaars. Het moeten er honderden zijn geweest. Hij wilde iedereen kennen met naam en toenaam. Ook las hij stelselmatig alle jaargangen van kunsttijdschriften door, om toch vooral alles te weten van wat er gaande was. Karel bracht als student kunstgeschiedenis het netwerken al in praktijk, toen niemand in de museale wereld nog wist wat dat was. Hij liep alle openingen van belangrijke tentoonstellingen af, van Groningen tot Maastricht, en was altijd op het juiste moment op de juiste plaats.

Die systematische doelgerichtheid heb ik mij nooit eigen kunnen maken. Ik was meer een dwaallicht in de nacht, ‘een verwaaid nest’, zoals mijn moeder vroeger ook wel werd genoemd. Ik had een groot talent om altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn. Karel en ik trouwden beiden met onze jeugdvriendin, zoals we ook beiden – enige jaren geleden alweer – kort na elkaar weduwnaar werden. Daarna vonden zowel Karel als ik een nieuwe liefde, die we – ieder in ons eigen leven – al jaren kenden en met wie wij ons levenspad vervolgden. In dat opzicht lopen onze levens uiteindelijk redelijk parallel. Maar dat wisten we allemaal nog niet toen we in 1975 rondliepen op de Mathildenhöhe in Darmststadt.