Talking about a revolution
De snelle veranderingen die zich in de jaren zestig in Friesland op tal van terreinen voltrokken, dragen het kenmerk van een vertraagde doorbraak van het modernisme. Er veranderde veel, niet alleen in de moraal en de beleving van seksualiteit, maar ook in de ervaring van ruimte en tijd. Voor zover je in die jaren in Friesland van een culturele revolutie kunt spreken, diende deze zich later aan dan in de Randstad en bleef hier ook langer hangen. Juist in die vertraging zat iets heel eigens. Ook in de roerige jaren zestig had het modernisme zijn schaduw en zeker in Friesland. Kosmopolitisme en utopie gingen gepaard met heimwee naar het verleden, naar het eigene van hûs en hiem.
Zo luidde tekst waarmee vijf jaar gelden een lezing van mij werd aangekondigd die ik mocht houden in Tresoar. Dat gebeurde in het kader van de lezingencyclus Revolutie in Fryslân. Mijn verhaal ging over de culturele revolutie die Friesland in de jaren zestig heeft doorgemaakt. Ik moest daar van de week aan denken toen ik in dezelfde Gysbert Japicxzaal weer al die mensen voor me zag. Sommigen van hen waren er vijf jaar gelden ook bij aanwezig. Ter voorbereiding van mijn lezing was ik destijds mijn boek De Fries die in de toekomst sprong, Fries modernisme in de jaren zestig gaan herlezen. Dat boek was precies twee jaar daarvoor verschenen en werd ook in diezelfde zaal in Tresoar gepresenteerd. Dat was op 17 maart 2016. Eerdaags zeven jaar geleden alweer. Waar blijft de tijd…
Achteraf heb ik ook wel wat kritiek op dit boek gekregen. Het was een terugblik op een tijd waarin Friesland een sprong in de toekomst maakte, zoals dat overal gebeurde in West-Europa. Ik zou teveel hooi op mijn vork hebben genomen en eigenlijk twee boeken hebben geschreven. Het eigenlijke boek ging over de transformaties in de ervaring van in ruimte en tijd in het Friesland van de jaren zestig, zoals die zijn af te lezen in de veranderingen in enerzijds kunst, architectuur en stedenbouw en anderzijds de literatuur en poëzie. Anders gezegd: het domein van het beeld versus het domein van de taal. Maar het tweede boek ging over veranderingen in de wijze waarop de structuren in de hersenen met deze veranderingen annex zijn, en met name de wijze waarop de linker hersenhelft samenwerkt met de rechter. Ook in mijn boek Het algoritme van de waan komt dit verband met de structuur van de twee hersenhelften ruimschoots aan bod.
Toen ik die kritiek destijds herlas, kon ik die ook wel een beetje begrijpen. In het eerste hoofdstuk was ik wel erg hard van stapel gelopen, waarbij ik wellicht teveel bij de lezer als bekend veronderstelde. Toch was deze inleiding voor mij nodig om een structuur te vinden. Ik had alles bij elkaar – met tussenpozen – zo’n zes jaar aan dit boek gewerkt. Het resultaat was een ongeordende corpus van losse teksten. De structuur kwam pas toen ik me ging verdiepen in de theorie over hoe beide hersenhelften verbonden zijn met onze ervaring van tijd en ruimte en de veranderingen daarin. Dit uiterst boeiende thema leent zich wellicht nog eens voor een nadere beschouwing in breder verband. Een nieuw boek misschien. Dat werd uiteindelijk Het algoritme van de waan, waarin de jaren zestig wederom terugkeren, maar nu in een ander verband.
Toch had ik mijn boek De Fries die in de toekomst sprong duidelijk aangegeven dat dit boek gaat over ‘Friesland als voorbeeld’, als ‘pars pro toto’, om daarmee nieuw licht te kunnen werpen op het fenomeen ‘modernisme’. En dat alles gezien vanuit het perspectief van een Europese regio met een mislukte natievorming, een regio met sluierende nationalistische gevoelens en met Europese ambities die zich s tees weer legitimeren met het glibberige begrip ‘iepen mienskip’. Dat is een thema dat groter is dan Friesland zelf. Het boek ging over de veranderingen in de ervaring van tijd en ruimte, getoetst aan zeer uiteenlopende disciplines, waarin tijd en ruimte een rol spelen. Bovendien ging dit boek over het proces van ‘de-spiritualisering ’ en de gevolgen daarvan voor de moraal.
Ik kon dit boek pas schrijven na het lezen van de boeken van Iain McGilchrist en Louis Sass, respectievelijk over de relatie tussen cultuurveranderingen en hemisferische specialisaties in het brein en de relatie tussen modernisme en schizofrenie. Die twee boeken van Sass en McGilchrist zijn in Nederland niet zo bekend. Er wordt in die contreien in ieder geval weinig naar verwezen. Ik vind dit soort theorieën uiterst boeiend, vooral omdat ze een nieuw licht werpen op de relatie tussen geestesziekte en tijdgeest. Overigens vormt het boek Filosofie van de waanzin van Wouter Kusters in dit opzicht een uitzondering, want het is sterk beïnvloed door de ideeën van Louis Sass. (Zie ter verduidelijking deel 2 van de documentaire Soul Searching)
In de Fries die in de toekomst sprong schreef ik het volgende: ‘Bloed en bodem blijven ons denken beheersen ondanks alle vooruitgang’. Een even verder: ‘Overal in de lucht is de adelaar thuis. Op de hele aarde heeft de nobele mens zijn vaderland.’ Die woorden van Euripides lijken op de huid van de moderne mens geschreven. De hele aarde is onze woonplaats. We zijn kosmopoliet geworden in de tijden van Verlichting en moderniteit. Maar is dat ook zo? Het heimwee naar de geboortegrond blijft een mensenleven lang bestaan. Bloed en bodem blijven ons denken beheersen ondanks alle vooruitgang. Het negentiende-eeuwse nationalisme is nooit verdwenen, maar bloeit overal in Europa. Hoe meer globalisering, hoe meer chauvinisme en etnische waan. Een mens zal nooit een adelaar worden. In de kosmos of op de gehele aarde voelt niemand zich thuis. In onze diepste gedachten verlaten we nooit de geboortegrond. Sterker nog, we verlaten nooit echt de baarmoeder, die in het verdere leven in onze verbeelding alleen maar groter wordt en andere vormen en proporties aanneemt, maar in wezen dezelfde trekken behoudt.
Dit soort gedachten werden mij zeven jaar gelden niet door iedereen in dank afgenomen. Nu denk ik dat er weinig mis was met dit soort constateringen. Het enige wat je hierop nog kunt zeggen is dat ik destijds de retorische vorm ‘wij’ hanteerde, wat ik misschien beter niet had kunnen doen. Dat is altijd lastig als je dat letterlijk als ‘wij’ (inclusief ‘ik’) gaat lezen. Maar voor iemand die werkelijk wilde lezen wat ik bedoeld had kon dit toch geen misverstand opleveren. Ik doelde destijds ook op het opkomend populisme van Le Penn, Geert Wilders (en later Baudet)… Dat is allemaal ‘ons Europa’, om over Rusland maar te zwijgen. Mijn retorisch ‘wij’ kwam niet uit de lucht vallen. Het ging over ‘iets’ in ‘ons Europa’ wat wel aan het veranderen was.
Dat alles is inmiddels al weer zeven jaar geleden. Inmiddels leven we in een wereld waarin een malloot als Trump graag terug wil keren en Poetin als een bezetene morrelt aan de grenzen van Europa. Het is een wereld waarin het populisme steeds verder oprukt en ‘de retorica van het wij’ overal ingang vindt, maar nu met een verwijzing naar militaire operaties, nieuwe raketsystemen, naar de de rode knop….. De idioten zijn onder ons. De leugen regeert en de waarheid lijkt niet meer te bestaan in deze tijd van nepnieuws, hacken van computersystemen en de manipulatie van verkiezingen, wat standaard is geworden.
Waar is de roep om het authentieke? Waar is de behoefte om je als individu een weg te banen uit het verstikkende systeem? Zouden de babyboomers, als ze nu nog jong waren zoals in de jaren zestig, ook nu nog roepen: ‘Make love, no war…’ ? De jaren zestig lijken verder dan ooit verdwenen achter de horizon. Om over een culturele revolutie maar te zwijgen. Waar hebben we het nog over…. Laten we het over iets anders hebben. Revolutie? Het klinkt zo oneigentijds.