Le Roy en Simmer 2000
John Körmeling en Louis Le Roy (foto: Peter Wouda)
‘De eerste vrachtwagen, met materiaal voor de zuidelijke omgang van de ecokathedraal, reed eind maart mijn land op. Sindsdien zijn er meer dan 300 gevolgd en is er –tot de zomer van 2002 – meer dan 6000 ton materiaal, bestemd voor de hoge, 800 vierkante meter grote kern van de omgang gestart. In de weken, waarin de pelgrims van Simmer 2000 zouden komen, regende het voortdurend. De bergen beton en steen weren kletsnat en het land doorweekt. Werken was niet meer mogelijk. Activiteiten , zoals Huub Mous die zich had voorgesteld, konden geen doorgang vinden. Inmiddels is het zomer 2001 geworden en wordt bouwmateriaal nog steeds contant aangevoerd; komen dagelijks de gewone bezoekers weer; verschijnt het ene bouwwerk na het andere en reageert de natuur krachtiger dan ooit tevoren. Natuurlijke processen – heeft Erich Jantsch ooit beweerd – kunnen in één enkele structuur niet plaatsvinden, maar in een reeks van structuren die uit elkaar ontstaan. Daar ben ik, als eerste mens, in een ongekende stroom van belevenissen, dagelijks rustig mee bezig.’
Aldus schreef Louis Le Roy in autobiografie Retourtje Mondriaan, die in 2003 door de Stichting Tijd werd uitgebracht. Het had zo mooi kunnen zijn, de bekroning van Simmer 2000, maar het mocht niet zo wezen. Friese pelgrims uit de hele wereld zouden drie weken lang werken aan de voltooiing van de zuidelijke omgang van de Ecokathedraal. Een kunstproject dat Le Roy samen met zijn oud-leerling John Körmeling zou uitvoeren en begeleiden. In 1998 had ik ze opnieuw met elkaar in contact gebracht. Ik zag een documentaire op televisie. Het was een tweeluik over het werk van Le Roy en de benedictijner monnik Dom van der Laan. John Körmeling had beiden aangewezen als de twee mensen die hem als kunstenaar het meest geïnspireerd hadden. Körmeling schreef ooit ook een scriptie over Le Roy en Dom van der Laan. Dat leek me een mooie basis voor een vruchtbare samenwerking. In zijn boek Ecokathedraal, dat in 2000 is verschenen als uitgave van het Frysk Festival, beschreef Le Roy hoe zijn eerste ontmoeting met Körmeling destijds was verlopen.
‘Het eerste contact tussen John en mij kwam tot stand op de afdeling bouwkunde van de T.H. in Eindhoven. En wel tijdens de eerste les die ik daar in de jaren zeventig heb mogen geven. Voor een groep eerstejaars studenten, waaronder Körmeling, gaf ik een uiteenzetting over hoe ik, op hun vakgebied, in openbare stedelijke ruimtes bezig was en waarom de T.H. mij in dat ver band had uitgenodigd om op hun afdeling les te komen geven. Toen ik tijdens die eerste les liet weten dat alle mensen die met mij samenwerken in eerste instantie vrij waren om zelfstandig eigen creaties te realiseren waarop ik dan zou kunnen reageren, stond student Körmeling op met de vraag: ‘Meent u werkelijk wat u daar zojuist gezegd heeft?’ Ik bevestigde nogmaals nadrukkelijk dat ik mijn medewerkers zoveel mogelijk de vrije hand gaf, waarna Körmeling haastig het leslokaal verliet.
Even later ging de deur van het leslokaal weer open en stond een grijnzende Körmeling met een wollen puntmuts op en een spade in zijn hand in de deuropening. Lachend keek hij de klas rond, deed zonder iets te zeggen de deur weer dicht en heeft zich die hele dag niet meer laten zien! Toen ik later op die dag over de campus van de T.H. liep en in de richting van mijn leslokaal keek, zag ik dat Körmeling het grasveld dat voor mijn lokaal lag volledig had omgewerkt. Hij had van dit grasveld één grote rechthoekige lap gras deels verwijderd en in het ontstane kale gebied twee kleine vierkante stukken gras laten liggen. Alle grond die tevoorschijn was gekomen had hij driekwart meter diep uitgegraven waardoor een stelsel van loop- gangen was ontstaan rondom de twee overgebleven vierkante stukken gras die de deklaag bleken te vormen van twee trapeziumvormige bouwelementen die door het uitgraven van de zandgrond als vanzelf waren ontstaan.’
De ‘zandzuilen’ van John Körmeling op het terrein van de T.H. in Eindhoven
Le Roy en Körmeling hebben elkaar nog een paar keer ontmoet in de Ecokathedraal. Maar het project zelf ging uiteindelijk niet door. In zijn boek Retourtje Mondriaan doet Le Roy uitvoerig uit de doeken hoe een en ander had moeten verlopen en wat er op de valreep mis ging. ‘Kunstproject Ecokathedraal eindigt in fiasco,‘ kopte de Leeuwarder Courant. Voor mijzelf, maar zeker ook Le Roy, was deze afloop een grote teleurstelling. Ik had duizend paar werkhandschoenen besteld – met opdruk van Friese pompeblêden – die vlak voor aanvang van Simmer 2000 werden afgeleverd bij de Ecokathedraal in Mildam. Ze zijn nog jarenlang gebruikt door mensen die daar werken.
Zondag na de opening van Simmer 2000 belde Le Roy me op dat hij ermee stopte. Hij was het niet eens met de wijze waarop John Körmeling zijn bijdrage aan het project meende in te vullen. Ik heb Le Roy nog nooit zo kwaad gezien. Ook de volgende ochtend was hij nog altijd razend toen hij de medewerkers op de Ecokathedraal ontving om uit te leggen dat het project niet doorging. Later meende Le Roy dat zijn besluit verkeerd in de krant was weergegeven en was hij ook kwaad op Gryt van Duinen en mij. Een gesprek tussen Le Roy met Gryt van Duinen en mij om de ruzie bij te leggen hielp niet. Hij werd alleen maar bozer.
Twee jaar later heb ik Le Roy nog eens opgebeld. ‘Ik wil toch nog eens met je spreken.’ zei ik. ‘want het zit me niet lekker hoe het allemaal gelopen is. ‘Praten kan altijd.’ zei Le Roy. Zo ben ik op mijn fietsje weer naar Oranjewoud gegaan om de gang naar Canossa te maken. Bij hem thuis kreeg ik alsnog de wind van voren. Alles kreeg ik nog eens van voren af aan te horen. Na een diepe stilte zei ik heel zachtjes: ‘Maar ik heb een klein hartje….’ Opeens was bij Le Roy het ijs gebroken. Hij draaide om als een blad aan de boom. ‘Oké, we beginnen opnieuw,’ zei hij, ‘maar dan wil ik er ook nooit meer wat over horen.’ Ik kreeg nog een kopje thee met ricola alsof er nooit wat was voorgevallen.
Een half jaar later werd ik ziek. Ik zat vier maanden lang thuis met een burn out. Le Roy belde haast elke dag om me er weer bovenop te helpen. Zo ging het altijd. Hij belde. Ik haast nooit. Tussen Körmeling en Le Roy is het – voorzover ik weet – nooit meer echt goed gekomen. Wel was Körmeling aanwezig bij de uitvaart van Le Roy, als eerbetoon aan zijn leermeester die van zijn hart nooit een moordkuil had gemaakt. Twee eigenzinnige karakters waren met elkaar gebotst, maar ze hadden ook bewondering voor elkaar.
Le Roy besteedde zijn honorarium voor dit project aan de uitgave van het boek Ecokathedraal (2000), dat nog altijd een herinnering vormt aan die verregende zomer in het jaar van de millenniumwende. Le Roy vroeg mij om ter afsluiting van dit boek een tekst te schrijven, waarin zijn ideeën nog eens kort en bondig zouden worden samengevat. Onderstaande tekst was hiervan het resultaat.
De Ecokathedraal
Kern van onze toekomstige stedelijke samenleving
De hedendaagse stedelijke omgeving is een voorgevormd milieu. De mens is er toeschouwer, geen deelnemer. Hij leeft ontkoppelt van ruimte en tijd. Hoe kan zich binnen dit beperkte ecosysteem van de stad een natuurlijk systeem ontwikkelen, een complexe omgeving waarin de tijd de ruimte krijgt en de ruimte de tijd. Die vraag staat centraal in dit essay. Die ontwikkeling zou een fundamentele verandering betekenen, die haaks staat op de huidige structuren van politiek, geld en regels. Door het inschakelen van vrije energie en door onderlinge samenwerking van mens, plant en dier zouden die natuurlijke structuren volgens Le Roy kunnen ontstaan. Deze structuren zou men ecokathedralen kunnen noemen. Le Roy baseert zijn visie op nieuwe inzichten binnen de wetenschap. De chaostheorie bijvoorbeeld, die leert dat complexe systemen door zelforganisatie ontstaan door de factor tijd ruim baan te geven.
Hoe complexer een systeem is hoe meer vrijheid kan ontstaan, en hoe meer vrijheid wordt geboden des te hogere mate van ordening mogelijk is. Complexiteit wordt door hem opgevat als een tegenpool van diversiteit. Zoals de marktkoopman zijn waren uitstalt, zo is de hedendaagse stedelijke ruimte een optel som van ruimtelijke diversiteiten. Dertig jaar geleden startte hij met zijn experiment van de Ecokathedraal in Mildam, een project met een open einde in de tijd. Uitgangspunt vormde de drievoudige vraag van de Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine: Wat kan de natuur doen, wat kunnen levende mensen doen en wat vermag een levend organisme?
Le Roy vroeg zich af wat één mens kan doen, en voegde de daad bij het woord. Een terrein van vier hectare begon hij op volstrekt willekeurige “wijze te beplanten. Na het sluiten van een contract met de gemeentelijke over- heid volgde het jarenlang storten van restma teriaal van stratenmakers. Le Roy verwerkte dit materiaal met de hand zonder hulp van buitenaf tot allerhande bouwsels, muurtjes, paden en ook torens, die door hun ingenieuze constructie . als zuiveringsinstallaties voor zure regen fungeren. Zijn Ecokathedraal laat zien wat de potenties zijn van menselijke energie die wordt ingeschakeld in de natuur. Alle potenties van alle mensen zou een megabron van schone energie kunnen opleveren. Zou een nieuwe habitat kunnen ontstaan, waar ieder op creatieve wijze kan deelnemen aan de vormgeving van een leefmilieu zonder grond- plan en zonder begrenzing van privébezit.
Navolging van zijn ideeën zou een omwenteling betekenen voor de inrichting van de stedelijke ruimte. Le Roy pleit vooralsnog voor een dubbelstad, een alternatief systeem naast het bestaande. In deze dubbelstad zou de vrije energie van mensen niet als markt vervalsend moeten worden beschouwd. Zijn ideeën vonden in de afgelopen decennia veel weerklank elders in Europa, met name in Duitsland en Zwitserland. Maar alle, met veel enthousiasme, opgestarte experimenten in de stedelijke ruim te werden tot nog toe vroegtijdig gestaakt. Politieke systemen, aldus Le Roy, zullen creatieve potenties in ruimte en tijd nooit werkelijk hun gang laten gaan. Daarvoor zijn radicale keuzes nodig van politiek, bedrijfsleven en consument, verstrikt als zij zijn in de regels van de huidige consumptiemaatschappij.