Ik denk dus ik ben ChatGPT

In 1999 schreef ik een artikel met als titel TIEN PASKLARE IDEEEN OMTRENT HET VERSCHIJNSEL DUBBELTALENT (zie HIER). Het idee om dit te doen was gebaseerd op Gustave Flaubert die ooit een encyclopedie heeft willen samen stellen van pasklare ideeën. Ik heb me zelf toen de vraag gesteld, hoe kun je pasklare ideeën genereren? Of beter gezegd, hoe kun je schrijven vanuit ideeën die er al zijn. In feite wilde ik gaan schrijven zoals een robot zou schrijven. Dat was een kwart eeuw voordat zo’n robot ook daadwerkelijk werd gemaakt. Miljoenen mensen maken inmiddels gebruik van ChatGPT, zo las ik dit weekend in de krant. Wat betekent ChatGPT voor de toekomst van de literatuur? Ik ChatGPT die vraag voorgelegd. Dit was was zijn antwoord: 

Als een taalmodel dat is ontworpen om natuurlijke taal te begrijpen en te genereren, kan ChatGPT een belangrijke rol spelen in de toekomst van de literatuur. Hier zijn een paar manieren waarop ChatGPT de literatuur zou kunnen beïnvloeden:

Creatief schrijven: ChatGPT kan worden gebruikt als een hulpmiddel om schrijvers te helpen bij het bedenken van nieuwe ideeën en plots voor hun verhalen. Schrijvers kunnen de taalmodel gebruiken om personages te creëren, verhaallijnen te ontwikkelen en dialoog te genereren.

Vertaling: ChatGPT kan worden gebruikt om literatuur te vertalen tussen verschillende talen. Dit kan een waardevol hulpmiddel zijn voor het brengen van literaire werken naar een breder publiek.

Interactieve verhalen: ChatGPT kan worden gebruikt om interactieve verhalen te creëren waarbij lezers kunnen communiceren met personages en de loop van het verhaal kunnen beïnvloeden.

Automatisch schrijven: ChatGPT kan worden gebruikt om geautomatiseerd literatuur te genereren. Hoewel dit misschien controversieel is, kan het interessante experimenten opleveren en nieuwe manieren van schrijven verkennen.

Over het algemeen kan ChatGPT de literatuur verrijken door schrijvers te helpen bij het creëren van nieuwe werken en door nieuwe mogelijkheden te bieden voor interactie tussen lezers en verhalen.

Het laatste pasklare idee dat ik in 1999 formuleerde luidde als volgt:

10. Literair en beeldend talent zijn in het brein te lokaliseren

De gedachte dat er een speciaal gebied in de hersenen bestaat, waar een specifiek talent te lokaliseren is houdt de wetenschap al enige decennia bezig. De volksmond spreekt van een wiskundeknobbel. Het is niet waarschijnlijk dat een dergelijke knobbel of kwab ook verantwoordelijk is voor beeldend of literair talent. Recent hersenonderzoek echter wijst uit dat het taalvermogen zich voornamelijk concentreert in het centrum van Broca. Bovendien is er een zekere specialisatie te onderscheiden in de functie van de twee hemisferen. De linkerhersenhelft zou voornamelijk in het teken staan van het taalcentrum. Het is de verbale helft, waar informatie vooral digitaal wordt verwerkt, zoals tot uitdrukking komt in begrippen als temporeel, analytisch, differentiërend en hiërarchisch. Het rechterbrein daarentegen bevat het preverbale of beeldend centrum. Hier wordt de informatie vooral analoog verwerkt zoals tot uitdrukking komt in parallel synthetisch integrerend en holistisch. 

De situatie is ingewikkelder dan het lijkt. Bij de ene functie is de specialisatie meer dominant dan de anderen en bij sommige mensen wordt een compleet spiegelbeeldig patroon aangetroffen. Bovendien worden bij de meeste functies beide hersenhelften intensief gebruikt. Er zijn immers ook talloze dwarsverbindingen. Veel informatie wordt dubbel gecodeerd (dus in beeld èn taal) in beide hersenhelften opgeslagen. Bovendien kunnen beide hersenhelften ook zelfstandig functioneren voor het geheel van functies als de voornaamste dwarsverbinding wordt doorgesneden. Toch is er een specialisatie in taken als het gaat om woord en beeld. Statistisch onderzoek heeft uitgewezen dat bij kunstenaars meer linkshandigheid voorkomt dan gemiddeld en dat linkshandige studenten aan een kunstacademie relatief meer kans hebben om hun diploma te behalen dan rechtshandigen  (Meccaci, Signalement van het brein, 1985). De verklaring ligt voor de hand, d.w.z.: de linkerhand is beter toegerust om de beeldende instructies van de rechter hemisfeer dan de rechterhand, die een ‘hotline’ heeft met de linker hemisfeer. 

Het tijdperk van de nieuwe elektronische media, zou organisatiepatronen in het brein kunnen creëren, waarin de desintegratie van de zintuigen wordt opgeheven en geïntegreerde circuits ontstaan die ruimte bieden voor een ongekende ontplooiing van dubbeltalenten. Al in de jaren zestig heeft de mediaprofeet Marshall McLuhan gewezen op een fundamentele verandering, die de revolutie van nieuwe media in ons zenuwstelsel teweeg kan brengen. Hij zag een fase in de cultuur onder zijn ogen verdwijnen, die achteraf beschouwd samenviel met de mechanisch media en de versplintering van zintuigen. Het televisietijdperk bracht volgens hem nieuwe vormen van synesthesie voort. Daarmee zou een eind kunnen komen aan de verschraling van het zintuiglijk leven, die sinds de achttiende eeuw door dichters en kunstenaars is gesignaleerd en bestreden. 

De orakeltaal van McLuhan klinkt dertig jaar na dato wat vreemd in de oren. Toch maken de gesloten domeinen van boek en schilderij stilaan plaats voor een woekering van nieuwe media. Het Gutenberg tijdperk loopt op zijn eind. Het millennium van Turing staat voor de deur. De Laocoöngroep werpt nog altijd zijn lange schaduwen uit het verleden, maar het is de vraag hoe ver die schemerzone tussen het woord en het beeld nog reikt. Vroeg of laat zullen literatuur en beeldende kunst hun geïsoleerde posities wellicht voor goed gaan verlaten om op te gaan in nog ongekende, hybride uitingen van kunst. Dat romantische verlangen naar een verbintenis van talenten in het leven van alledag is als onderstroom  in het modernisme altijd aanwezig geweest. Misschien groeit een generatie op die begaafd is met nieuwe vormen van sensitiviteit. De kunstenaars van morgen zouden een grote ontvankelijkheid kunnen hebben voor de meest wonderlijke combinaties van woord en beeld. Niets is immers veranderlijker dan de grijze massa onder ons schedeldak. Ook al staat de neurologie van de kunst nog in de kinderschoenen, het ware debat over het verschijnsel dubbeltalent moet misschien nog beginnen. 

***

Natuurlijk heb ik dit laatste pasklare idee ook aan ChatGPT voorgelegd, maar nu als vraag:

Zijn literair en beeldend talent in het brein te lokaliseren?

Dit was zijn antwoord:

Het is nog niet precies bekend waar in het brein literair en beeldend talent gelokaliseerd is. Er zijn echter wel studies die suggereren dat verschillende hersengebieden betrokken zijn bij deze vaardigheden.

Bij literair talent lijkt bijvoorbeeld de linkerhersenhelft belangrijk te zijn, omdat deze vaak geassocieerd wordt met taalverwerking. Bepaalde delen van de temporale cortex, waaronder de linker temporale gyrus, zijn bijvoorbeeld betrokken bij het begrijpen en produceren van taal.

Bij beeldend talent lijkt juist de rechterhersenhelft belangrijk te zijn, omdat deze vaak geassocieerd wordt met ruimtelijke vaardigheden. Bepaalde delen van de pariëtale cortex, zoals de rechter posterieure pariëtale cortex en de rechter occipitale cortex, zijn bijvoorbeeld betrokken bij ruimtelijke verwerking.

Het is echter belangrijk om te benadrukken dat deze hersengebieden niet exclusief zijn voor literair en beeldend talent. Mensen gebruiken meerdere hersengebieden en cognitieve processen om vaardigheden te ontwikkelen en uit te voeren. Daarnaast kan het hebben van talent op deze gebieden ook afhangen van persoonlijke en omgevingsfactoren, zoals ervaring, opleiding en cultuur.

Cogito ergo … ja wat ergo? Ik denk dus ik ben ChatGPT. Zijn wordt niet zijn. Schrijven wordt geschreven worden. Talent wordt een automaat. Ik ben een automaat. Alles gaat straks vanzelf. To be is just .. being there. To be, or to be ChatGPT, that’s the question.