Last Tango in Venice
Het is belangrijk om op te merken dat de inhoud van een film met de titel “Last Tango in Venice” sterk afhangt van het scenario en de creatieve visie van de regisseur. Met dat gezegd hebbende, zou een mogelijke synopsis van de film er als volgt uit kunnen zien: “Last Tango in Venice” is een romantisch drama dat zich afspeelt in de prachtige stad Venetië.
Het verhaal volgt de gepensioneerde Amerikaanse professor David, die na de dood van zijn vrouw naar Venetië reist om zichzelf opnieuw uit te vinden en het verleden achter zich te laten. Terwijl hij door de kronkelende straatjes van de stad dwaalt, ontmoet David de charmante Italiaanse weduwe Elena, die hem meeneemt op een onvergetelijke reis van passie en liefde.
Terwijl ze de stad verkennen en elkaar beter leren kennen, groeien hun gevoelens voor elkaar steeds sterker. Maar David en Elena worden geconfronteerd met uitdagingen uit het verleden en heden, waaronder jaloezie, oude ruzies en familieconflicten. Ze moeten beslissen of ze bereid zijn om alles op het spel te zetten voor hun liefde en voor elkaar te vechten.
“Last Tango in Venice” zou prachtige beelden van de stad Venetië bevatten en een sfeervolle soundtrack die de romantische en emotionele momenten van de film ondersteunt. Het zou ook een boeiend liefdesverhaal bieden met complexe personages en thema’s van verlies, rouw en verandering.
Dat antwoordde ChatGPT op mijn vraag: ‘Hoe zou een film er uit zien die als titel had Last Tango in Venice? Wonderlijk antwoord. Ik stel mij zo voor dat die film een soort tango funèbre zou zijn. De dood moet er veel duidelijker in voorkomen, dunkt mij. De tango funèbre is een muziekstuk in de stijl van de tango dat wordt gespeeld tijdens een begrafenis of rouwceremonie. De tango funèbre is een eerbetoon aan de overledene en een manier om de emoties van rouw en verdriet te uiten door middel van muziek.
Hoe kom ik hier op? Ik had weer eens een rare droom vannacht. We gingen met de bus naar Venetië. Ik was de reisleider en zat voorin naast de chauffeur. De bus vertrok uit Amsterdam, maar nog voordat we in Utrecht waren stond hij opeens stil op een groot heideveld. Er was sprake van een terroristische aanval. Er werd geschoten en we moesten allemaal de bus uit en plat op de grond gaan liggen. Toen het gevaar geweken was, werd besloten om die dag niet verder te rijden, maar de nacht door te brengen in een hotel in het centrum van Amersfoort.
Het was een wat sjofel hotel. Een van onze medereizigers zei, dat het al heel lang deel uitmaakte van een Duitse bordeelketen. Maar dat wilden wij niet geloven. De vrouw, met wie ik samen op reis was, werd een beetje chagrijnig. Zij wilde naar huis. Dat kan niet, zei ik tegen haar. Samen uit, samen thuis. In plaats van een sleutel voor de hotelkamer, kregen we een pasje met zo’n ingewikkelde code erop, dat je onmogelijk kon nagaan wat het nummer van de kamer was, laat staan op welke verdieping die zich bevond.
Ik liep naar boven en kwam weer beneden uit. Het hotel leek een Escher-achtig labyrint van cirkels. Spiralen in de ruimte en de tijd. Opeens kwam ik op het idee dat ik samen met mijn reisgenote op één kamer kon slapen. Wonderlijk genoeg was ik daar nog niet eerder opgekomen. We waren immers samen op een ‘single-reis’.
Wel werd mijn reisgenote steeds chagrijniger en begon nu echt stampij te maken over de abdominale staat van dit hotel. Op de gangen hingen de elektriciteitsleidingen gewoon los aan het plafond. Ik dacht nog bij mezelf, dat wordt wat om dit de hele reis zo vol te houden met haar. Uiteindelijk vonden we onze kamer….
Ik schrok wakker met een vreemd gevoel van ontheemding. Waar ben ik? dacht ik. Maar er was niets bijzonders aan de hand. Ik lag gewoon in mijn eigen bed.
Wat moet je met zo’n droom? De laatste keer dat ik naar Venetië ging was vorig jaar. Ik ging toen voor de Biënnale, maar ik ben daar toen helemaal niet geweest. De kunst kan me de pot op, dacht ik bij mezelf. Toch voelde ik mij een deserteur.
En weer viel ik in slaap. Ik droomde van een pleintje dat ergens verscholen lag tussen de wirwar van stegen en kleine kanalen, ver van de altijd schuifelende stoet van toeristen tussen de San Marco, de Rialtobrug en de Accademia. Dat pleintje had ik ooit in Venetië ontdekt. Er hingen lampionnen. Kennelijk was het feest. Ik hoorde muziek en gezang en Venetianen dansten de tango. Het was het mooiste pleintje van Venetië. Tenminste, dat had ik zo bij mezelf bedacht. Maar het was ook zo. Het Campo S. Giacomo dell’Orio is het mooiste pleintje dat ik ooit heb gezien.
Als ik volgend jaar weer in Venetië ben, weet ik niet of ik de Biënnale dan wél ga bezoeken. Maar het Campo S. Giacomo dell’ Orio zal ik zeker gaan zien. ’s Avonds zal ik daar een grappa bestellen. Misschien ga ik er wel de tango dansen, want wonderlijk genoeg heb ik dat nog nooit in Venetië gedaan. Ooit moet dat gebeuren en liefst nog in dit leven. En als het moet, dan dans ik daar de laatste tango met de dood, mijn tango funèbre. Magere Hein lijkt daar ’s avonds altijd rond te dwalen in die smalle steegjes van Venetië. Je komt hem zelden tegen, maar hij is er altijd. Elke nacht.
De Dood is schuw, je komt hem zelden tegen
Wat moet je hem ook zeggen? Hallo Hein?
Leuk je weer te zien! Of: doe je aan de lijn?
Wat ben je stil. Je bent toch niet verlegen?
In Venetië zag ik hem ooit lopen in de regen
Ik dacht, als ik maar niet zijn rust verstoor
Op gondels werd gezongen door een mannenkoor
Je zag maan en sterren langs de lucht bewegen
Zo liep hij als een dooie diender door de nacht
Zijn afspraak in de ochtend hield hij nog verborgen
We liepen even samen, zwijgend zij aan zij
Kop op, zei ik, jij bent ’t die het laatste lacht
want op een trieste, troosteloze morgen
maak ik jou nog eens met mijn botten blij