Waarom nog kunst?
Vier beelden die het AI-beeldprogramma Midjourney Bot genereert n.a.v. de vraag: Why still art?
Er zijn verschillende redenen waarom kunst nog steeds relevant en belangrijk is in onze samenleving:
(1) Zelfexpressie: Kunst is een middel voor mensen om hun gevoelens, ideeën en emoties op een creatieve manier uit te drukken. Dit kan helpen bij het vinden van een identiteit en het verwerken van persoonlijke ervaringen.
(2) Verbinding: Kunst kan mensen verbinden door middel van gedeelde ervaringen en gevoelens. Kunst kan een brug slaan tussen verschillende culturen en gemeenschappen en kan bijdragen aan een gevoel van saamhorigheid en begrip.
(3) Verbeelding: Kunst kan de verbeelding van mensen stimuleren en hen uitdagen om anders te denken. Dit kan leiden tot nieuwe ideeën en perspectieven die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van onze samenleving.
(4) Esthetiek: Kunst kan ons helpen schoonheid te ervaren en waarderen, en kan ons helpen ons te verbinden met onze emoties en gevoelens.
(5) Geschiedenis en cultuur: Kunst is vaak een weerspiegeling van de geschiedenis en cultuur van een samenleving. Door kunst te bestuderen en te creëren, kunnen we ons begrip van onze eigen geschiedenis en cultuur verdiepen.
Kortom, kunst speelt een belangrijke rol in ons persoonlijke leven en in onze samenleving als geheel. Het kan ons helpen onze emoties en gedachten uit te drukken, ons verbinden met anderen en ons uitdagen om anders te denken.
Aldus luidt het antwoord van ChatGPT op mijn vraag: waarom nog kunst? Een wat braaf antwoord. Ik ben het er ook niet mee eens. En wel om de volgende redenen.
Sinds Kant heeft de gedachte postgevat dat kunst autonoom is. Deze filosoof bedacht zo’n twee honderd jaar geleden immers een nieuwe definitie van de esthetische ervaring. Zo bracht hij kunst in verband met een ‘belangeloos genoegen’ en een ‘doelmatigheid zonder doel’. Dat zijn nog altijd de fundamenten van het hedendaagse autonomie-begrip in de kunst. De avant-garde van de twintigste eeuw heeft de kunst achter allerlei ideologische karren willen spannen – de utopie, de vooruitgang, de klassenstrijd – en daarmee de kloof tussen autonome kunst en het gewone leven willen dichten.
Sinds Adorno echter mag hedendaagse kunst weer gewoon autonoom zijn. Sterker nog: kunst moét autonoom zijn. De kunst, zo zei Adorno, is zowel negatie als utopie en in die zin dialectisch. Kunst moet het in wezen destructieve karakter van het Verlichtingsproject zichtbaar maken. Kunst moet de wonden openleggen van onze onvrijheid en vervreemding. Dat kan de kunst alleen door kunst te zijn. De waarheid van de kunst schuilt juist in haar autonome karakter. Alleen de kunst immers houdt de belofte in stand van een toekomstig geluk. Of dat geluk nu een rechtvaardige samenleving is, een bevrijde mens of beide… dat mag iedereen zelf uitmaken.
Maar hoe zit het nu eigenlijk met die autonomie van de kunst? Tegenwoordig lijkt immers alles ten prooi te vallen aan het primaat van de economie en de economie zelf krijgt steeds meer de trekken van een totaaltheater. De opkomst van de zogeheten experience economy is sinds het verschijnen van het gelijknamige boek van Pine en Gilmore in 1999 een begrip dat niet meer is weg denken. Klanten worden gasten en verkopers regisseurs van ervaringen. Wie zijn omzet wil vergroten moet ophouden om zomaar producten te verkopen.
Een product moet voortaan verpakt worden in een vooraf doelbewust geënsceneerde ‘belevenis’. Zo worden merken en logo’s gekoppeld aan levensstijlen. Winkelcentra worden vluchtige paradijzen voor het shoppen, reisbureaus verzinnen vakantiereizen die de droomwereld van fantasy island voor iedereen binnen handbereik brengen. Ook de kunstwereld lijkt niet aan deze ontwikkelingen te kunnen ontsnappen. Zo wordt het museum steeds meer een fraai vormgegeven uitstalkast voor massa-tentoonstellingen en vooraf geregisseerde ervaringen die niet alleen de omzet van de museumwinkel, maar ook de economie van stad en regio ten goede moeten komen.
Kunst wordt in toenemende mate ingekapseld in economisch georiënteerde kunstwereld die op haar beurt klakkeloos gehoor geeft aan de wetten van de belevenis-economie. Als reactie hierop zoeken kunstenaars tegenwoordig nieuwe wegen om met het grote publiek in contact te komen. Termen als ‘sociale sculpturen’ of ‘ontmoetingskunst’ duiden op tendensen, waarbij kunstenaars met hun product of activiteit direct het dagelijks leven infiltreren of mensen op die wijze een uitzonderlijke ervaring laten beleven. Maar ook daarmee levert de kunst zich uit aan de inhoudelijke eisen van een ‘de industrie van het beleven’, een ideologie die niet op een utopische horizon is gericht. maar op een onmiddellijke consumptie van momentane ervaringen.
Dat alles heeft vrijwel ongemerkt een bredere kunstopvatting doen ontstaan, waarbij de autonomie van de kunst niet bij voorbaat een onaantastbaar begrip is. Van outsider is de kunstenaar een insider geworden, die zijn eigen markt en publiek organiseert in samenwerking met tal van partijen in de samenleving. Daarnaast ontstaan er allerlei dwarsverbanden, niet alleen tussen nieuwe media en kunst in de publieke ruimte, maar ook kruisbestuivingen met poëzie, nieuwe muziek, popcultuur en game-industrie.
Er is sprake van een ingrijpend proces van ontschotting en kruisbestuiving van voorheen gescheiden terreinen. Nieuwe media zijn onze wereld aan het veranderen en ook de opvattingen over kunst en creativiteit. Ze brengen ook nieuwe vormen van creativiteit voort en leggen onverwachte verbanden met begrippen als markt en economie. Om nog maar te zwijgen over de razendsnelle opkomst van de artificiële intelligentie (zoals ChatGPT) die ons begrip van verbeelding en creativiteit ingrijpend zal gaan veranderen. Nieuwe containerbegrippen hebben zich al aangediend zoals ‘beeldcultuur’, ‘e-culture’, ‘culturele planologie’ en ‘creatieve industrie’.
In dit veranderende landschap lijkt er een nieuw type kunstenaar te ontstaan: een soort cultureel ingenieur. Een kunstenaar moet voortaan in staat zijn om op creatieve wijze in processen te denken, binnen een team te opereren en ingevoerd zijn in de mogelijkheden die de nieuwe media te bieden hebben. Hij dient niet te zeer gericht te zijn op het realiseren van een autonoom kunstwerk (hoewel dat niet bij voorbaat uitgesloten is). De digitalisering van de cultuur voegt niet alleen kunstvormen aaneen die voorheen gescheiden waren, maar stelt ook de grenzen van de kunst zelf ter discussie.
Deze ontwikkelingen passen in een bredere tendens. Binnen het denken over ‘de creatieve industrie’ wordt de creativiteit van kunstenaars, technici en wetenschappers binnen één en dezelfde optiek benaderd. Vanuit een economisch gezichtspunt bezien komt de activiteit van de autonome kunstenaar op één lijn te liggen met de creatieve daad die ten grondslag licht aan wetenschappelijke vooruitgang en technische innovatie. Creativiteit krijgt een plek op de kaart en wordt verbonden met nieuwe opvattingen over stedelijkheid.
Wat betekent dit voor de autonomie van de kunst? Sommigen vragen zich af of het einde van de autonome kunst in zicht is. Anderen wijzen op het gevaar dat kunst haar eigen bestaansrecht verliest als haar vrijheid en onafhankelijkheid wordt opgeheven. Ik zelf denk dat de autonome kunst nog wel een tijdje vooruit kan, maar de dagen zijn wel geteld. In de netwerk-cultuur bestaat straks geen ‘binnen’ en ‘buiten’ meer. Er is straks geen vrijplaats meer voor de esthetische ervaring. In alle deelgebieden van de samenleving worden de structuren losser. Alles gaat steeds meer met alles samenhangen.
Er worden steeds meer tijdelijke allianties gevormd. Vaste instituten, centra en podia voor de kunst zullen binnen afzienbare tijd gaan verdwijnen. De autonomie van de kunst kalft zienderogen af. Kunst wordt geen belofte van toekomstig geluk, maar het creëren van een uitzonderlijke beleving in het hier en nu. Kortom, de vraag dient zich aan: waarom nog kunst?