‘Momenteel test ik ChatGPT door samen met de tool een fabel te schrijven’, vertelt Mieke De Ketelaere, adjunct professor artificiële intelligentie aan Vlerick Business School. ‘De grote lijnen van de fabel bepaalde ik zelf, de concrete invulling liet ik over aan ChatGPT. Het systeem genereerde vrij snel bruikbare, speelse teksten.
Als ik het bijvoorbeeld vroeg om de karakteristieken van een hond toe te passen op een personage, deed de software dat in eerste instantie perfect. Ik heb er al hardop mee zitten lachen. Maar over de weken heen zag ik de stijl van de antwoorden veranderen. Die werd steeds minder speels en meer belerend. Het model wil me steeds vaker de les spellen over hoe we in de wereld moeten samenleven.’ (..)
‘ChatGPT is ongelooflijk krachtig, zoiets heb ik nog nooit gezien’, zegt De Ketelaere. ‘Tegelijk is het een digitaal Disneyland vol nieuwe snufjes waar we blindelings inlopen. We kijken te veel naar “de voorkant” van de technologie, naar de functionaliteiten die voor ons zo vernieuwend zijn. We moeten ook kritisch blijven en naar “de achterkant” kijken. En ons afvragen hoe zoiets impact heeft op de mens en op de planeet.’
Dit las ik gisteren in een van de vele beschouwingen over de mogelijkheden van ChatGPT, die momenteel te vinden zijn op internet. Het genereren van teksten, zoals ChatGPT dat in praktijk brengt, gebeurt in een diep neuraal netwerk dat volgens neurowetenschappers in zekere zin werkt zoals onze eigen, menselijke hersenen.
Dat mag dan zo zijn, maar waar haalt ChatGPT zijn inspiratie vandaan om tot nieuwe tekstcreaties te komen? Bij de mens gaat het verschijnsel ‘inspiratie’ veelal gepaard met een aantal erkende symptomen. (1) Zij komt plotseling en onaangekondigd. (2) Zij heeft voorkeur voor de meest banale omstandigheden. (3) Haar moment van verschijnen kan niet door inspanning worden afgedwongen. (4) Zij dient zich onmiddellijk in haar totaliteit aan. (5) Zij is onwillekeurig, automatisch en onttrekt zich aan de vrije wil. (6) Haar verschijning veroorzaakt niet zelden een emotionele opwinding. (7) Na haar verdwijnen herkent de persoon in kwestie haar vaak niet als voortkomend uit zichzelf.
In feite zijn voor dit verschijnsel slechts twee verklaringen mogelijk: het komt van buitenaf of het komt van binnenuit. De eerste lijkt het meest onwaarschijnlijk, maar toch is deze verklaring tot rond 1800 de meest gangbare geweest. Daarna voltrok zich een omslag die stap voor stap te herkennen valt in de poëzie rond 1800. Op het breukvlak van classicisme en romantiek verdwijnt het weidse perspectief van ‘de hemelse verbeelding’ door de ontdekking van de binnenkant van het eigen brein. In zijn essay On Poesy or Art (1818) weet Coleridge deze omslag in een paar luttele woorden te vangen:
To make the external internal,
the internal external,
to make nature thought
and thought nature –
This is the mystery of genius in the Fine Arts
De oorsprong van de inspiratio wordt daarna steeds meer in de duistere afgrond van het eigen brein gezocht en zal uiteindelijk vastgeklonken raken in de kelder van het onderbewustzijn. Evenals de wensdroom komt de inspiratie van binnenuit en niet van buitenaf. De binnenkant van het eigen brein is even werkelijk als de buitenkant, maar toch blijven het twee gescheiden continenten die niet met woorden, die in de taal hun eigen werkelijkheid hebben, kunnen worden overbrugd. Alleen het creatieve moment – de inspiratie – lijkt een brug te kunnen slaan, hoewel noch de kosmologische noch de fysiologische verklaring de pijlers van die brug laten zien.
Ook vandaag de dag weet niemand wat er werkelijk gebeurt op het moment dat de inspiratie het brein in bezit neemt. Misschien wordt ooit nog eens op een onnozel bierviltje de eerste schets getekend van de pijlers van de brug die de oeververbinding vormt tussen droom en werkelijkheid, hoe woelig het water ook is, en hoe diep de stroom ook mag zijn die het goede scheidt van het kwaad. Of het leven scheidt van de dood, wie zal het zeggen. De pijlers van die brug kun je niet verzinnen. Die gedachte alleen al lijkt even onzinnig als een solipsist op een ezelsbruggetje. Maar misschien bestaat die brug al, en weten we het alleen nog niet.