Op weg naar een virtueel pantheon
De Amelander walvisvaarder Hidde Dirks Kat leed in 1777 schipbreuk op Groenland. Zijn avontuurlijke reis, waarvan hij verslag deed in een dagboek, roept herinneringen op aan de zeereis van de filosoof Johann Gottfried Herder in die zelfde tijd ondernam. Herder vertrok in 1769 uit Riga voor een lange en barre tocht op zee, waarin hij onderweg de balans opmaakte van zijn leven. Zijn dagboek verscheen postuum in 1846 in Parijs onder de titel Journal meiner Reise im Jahr 1769. Vaak wordt dit geschrift gezien als het beginpunt van de Romantiek, onder meer door Rüdiger Safranski in zijn boek Romantiek, een Duitse affaire.
Maar hoe Duits is dit romantisch verlangen om in te schepen en alles achter je te laten? ‘Het verlangen naar het noorden’ is een authentiek Friese verlangen. In zekere zin is het ook een verlangen naar de dood, een verlangen om te bevriezen en langzaam koud te worden en op te gaan in de polaire natuur. De Friese schaatser Jeen van den Berg heeft ooit laten weten dat hij – toen hij gevallen was tijdens een Elfstedentocht – diep van binnen dacht: ‘Laat mij hier maar liggen en langzaam doodgaan tussen het ijs.’
Een romantisch verlangen naar het uiterste noorden en een spirituele beleving van het landschap komt bij meerdere kunstenaars naar voren die in Friesland gewoond en gewerkt hebben. De grenslijnen tussen land en lucht, tussen zee en wolken keren in de verbeelding van het Friese landschap altijd weer terug. In de tentoonstelling Het verlangen naar het noorden worden werken getoond waarin dit verlangen centraal staat. Dit komt tot uiting in beelden, waarin de onmetelijke ruimte van het landschap al dan niet in geabstraheerde vorm, als mentale ruimte of als oriëntatie voor het gevoel tot uiting komt. Het Waddenlandschap bijvoorbeeld heeft Fred Landsman decennialang geïnspireerd tot werken waarin telkens weer een spanning optreedt tussen de onmetelijke ruimte van het Wad en de eenzame gestalte van een mens.
In dat soort beelden wordt soms de herinnering aan Caspar David Friedrich heel even gewekt. Zoals ook in de foto van de ijsschotsen bij Laaksum gemaakt door Rob Nypels herinnert aan de het kruiend dat Friedrich ooit schilderde. De gedachte aan de eenzame gestalte in de onmetelijke ruimte dook telkens weer op in de verbeeldingswereld van Friese kunstenaars. Fred Landsman en Tjibbe Hooghiemstra trokken keer op keer naar Ierland. Zoltin Peeter en André de Jong naar IJsland. Allen zochten zij de verlatenheid op van een ruige natuur die hen tot een nieuwe beeldtaal inspireerde.
Het verlangen naar het noorden wordt een tentoonstelling van Friese kunstenaars na 1945, een beetje als een folluw up van De Kleur van Friesland, maar dan toegespitst dit specifieke thema. In 2008 mocht ik als gastcurator optreden voor deze tentoonstelling. Ook toen was in het museum een kleine vierkante zaal gewijd aan dit thema. De muren waren kristalblauw. Op dit concept zou nu voortgebouwd kunnen worden.
De tentoonstelling Het verlangen naar het noorden zou een coproductie kunnen worden van het virtuele museum op Ameland en het Fries Museum. Dit museum beheert een collectie van naoorlogse Friese kunst van meer dan duizend werken, waaruit een basis-keuze kan worden gemaakt, eventueel aangevuld met actueel werk van de gekozen kunstenaars. Bij de presentatie in het virtuele museum zou zoveel mogelijk iedere kunstenaar een eigen zaal of kabinet kunnen krijgen. Er kunnen per zaal ook spannende dialogen worden gezocht tussen het werk van een of meer kunstenaars. In het Fries Museum zou gelijktijdig een kleine POP-UP tentoonstelling te zien kunnen zijn, die verwijst naar het virtuele museum op Ameland. Dat trekt extra virtuele bezoekers naar internet en eventueel ook maar Ameland.
Ook zou de tentoonstelling in werkelijkheid in zijn geheel in het Fries Museum te zien kunnen zijn. In dat geval is de virtuele tentoonstelling op Ameland een proeftuin voor het Fries Museum om zich op dergelijke wijze op internet te presenteren. Samenwerking kan verder worden gezocht met de manifestaties Kunstmaand Ameland en Explore the North.
Ik zie mijzelf niet als gastcurator van deze tentoonstelling, hooguit als aandrager van suggesties voor de invulling ervan. De tentoonstelling zou tot stand komen onder eindverantwoordelijkheid van het Fries Museum, en eventueel uitgebreid kunnen worden uitgebreid met werk van buitenlandse kunstenaars, waarin een dergelijk ‘verlangen naar het noorden’ eveneens tot uiting komt.
Een precedent voor dit concept is ook de manifestatie 11 steden/11 landen, die in 1990 werd georganiseerd in de toenmalige Frieslandhal in Leeuwarden. Uit elf steden boven de 53ste breedtegraad – ongeveer de hoogte waarop Leeuwarden ligt – werd een kunstenaar en een architect uitgenodigd om zich gezamenlijk te presenteren in een nieuw te bouwen paviljoen. Dit paviljoen mocht een geïntegreerd kunstwerk zijn, maar ook een paviljoen als ideale tentoonstellingsruimte voor de kunst.
Deze manifestatie beoogde een bijdrage te leveren aan een discussie over de geldigheid van begrippen als ‘een noordelijke identiteit’, ‘noordelijk gebruik van kleur en vorm’, kortom ‘het noordelijk gevoel’. Het was zoektocht naar de ‘nordic spirit in art’. De Amerikaanse kunstcriticus Robert Rosenblum had al in 1974 zijn baanbrekende studie gepubliceerd Modern Painting and the Northern Romantic Tradition: Friedrich to Rothko. Hierin beschreef hij een traditie in de Noord-Europese kunst die tot dan toe onderbelicht was gebleven, omdat teveel de nadruk was gelegd op de ontwikkelingen die zich het eind van de negentiende eeuw in Frankrijk en met name in Parijs hadden voltrokken
Op de tentoonstelling Het verlangen naar het noorden is muziek te horen, of beter gezegd ‘muzak’ als achtergrond op de zalen, bijvoorbeeld het nummer FREEZE van Philip Glass, maar mooier zou zijn werk van een Friese componist, bijvoorbeeld Klaas Hoek. Beelden van de barre Elfstedentocht tocht van 1963 zouden ergens op de tentoonstelling zichtbaar kunnen zijn. Dat was het verlangen naar het noorden in optima forma. Een verlangen tot de dood ons scheidt.
***
Bovenstaande tekst schreef ik in 2016 op verzoek van Dolph Kessler die een plan had ontwikkeld voor een virtueel museum voor moderne kunst op Ameland. Dat laatste tussen aanhalingstekens, want het museum zou zijn beslag moeten krijgen in de virtuele ruimte van internet en niet de fysieke ruimte van welk eiland dan ook. In dat museum zouden echte virtuele tentoonstellingen door echte curatoren gemaakt kunnen worden. Ook werd gedacht aan Virtueel museum van Friese kunstenaars. Hieraan zouden alle Friese kunstenaars deel kunnen nemen zonder selectie of aanziens des persoons. Iedereen kan een ruimte in het museum betrekken waar zijn of jaar werk kan worden opgehangen of geplaatst. De ruimte is onbeperkt. Zo zou een een virtueel doolhof ontstaan waarin bezoekers vanuit een soort visuele Wikipedia van de eigentijdse Friese kunst, dat door de kunstenaars zelf wordt onderhouden, aangevuld, ge-update en uitgebreid.
De term ‘virtueel museum’ heeft twee betekenissen. Het kan een elektronische versie zijn van een bestaand museum. In dat geval spreekt men ook wel van ‘digitaal museum’. Maar het kan ook een denkbeeldig museum zijn dat geen tegenhanger in de werkelijkheid heeft. Dit laatste fenomeen is in 1947 bedacht door de Franse schrijver Andre Malraux. Zijn boek La musée imaginaire was in feite het eerste virtuele museum, lang voordat het internet bestond. Voor een virtueel museum is een denkbeeldige ruimte nodig. Malraux bedacht die nieuwe ruimte in de verbeelding. In zijn ‘musea imaginaire’ kon je ‘zappen’ door de eeuwen heen van het ene kunstwerk naar het andere.
Wat voor het virtuele museum is de beeldende beeldende kunst is het pantheon voor de literatuur . Zo zouden de nieuwe ontwikkeling en op en terrein van de Open-AI kunnen leiden tot een virtueel pantheon voor de Friese literatuur, maar dan wel Friese literatuur die door Kunstmatige Intelligentie is voortgebracht. Met die gedachte voor ogen vroeg ik het AI-programma ChatGPT het volgende:
Schrijf een sonnet in het Fries in de stijl van Obe Postma.
Dit was het resultaat.